Vergeef me de lappen bijbelteksten, maar hierin, in deze teksten, staat wat je wilt lezen als je ziet waarin de mens-heid leeft, en waaruit de mens-heid kán Leven.
Waarin de mensheid nu als (beperkte, want onder de wet) ziel functioneert. En waardoor, Zijn genade, de Natuur waaruit de nieuwe,( want vernieuwd door de werking van de Geest) ziel kan Leven.
De teksten kan men keer op keer gelezen hebben, doe ik ook, en ik heb ze vaak geplaatst, maar vanuit het perspectief van de eeuwigheid, zowel in een leven in de wereld waarin het Doel gemist wordt, als een leven gericht op Hem (en daarna uit Hem en tot Hem), kan ik niet anders meer opmaken dan dat hierin aangegeven wordt dat er twee verschillende werelden van leven zijn; een beperkte, ge-isoleerde, die overwonnen moet worden door verzoening met het Al.
Er zijn zoveel teksten die hiervan blijk geven. Dit zijn er enkele;
Joh. 17; 1 Dit heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar de hemel, en zeide: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uw zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke.
2 Gelijk Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve.
3 En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt.
6 Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren Uwe, en Gij hebt ze Mij gegeven; en zij hebben Uw woord bewaard.
7 Nu hebben zij bekend, dat alles, wat Gij Mij gegeven hebt, van U is.
13 Maar nu kom Ik tot U, en spreek dit in de wereld, opdat zij Mijn blijdschap vervuld mogen hebben in zichzelf.
14 Ik heb hun Uw woord gegeven; en de wereld heeft ze gehaat, omdat zij van de wereld niet zijn, zoals Ik van de wereld niet ben.
18 Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, alzo heb Ik hen ook in de wereld gezonden.
19 En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid.
20 En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven zullen.
21 Opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.
22 En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij één zijn, zoals Wij Eén zijn;
23 Ik in hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in één, en opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.
Rom. 3: 7 Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde.
8 Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven;
9 Wetende, dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem.
10 Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode.
11 Alzo ook gij, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onze Heere.
12 Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden van dat lichaam.
13 En stelt uw leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelf Gode, als uit de doden levend geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid.
14 Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.
Rom.8:
9 Doch gij zijt niet in het vlees, maar in de Geest, indien tenminste de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe.
10 En indien Christus in u is, zo is wel het lichaam dood om de zonden; maar de geest is leven om de gerechtigheid.
11 En indien de Geest van Hem, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door Zijn Geest, Die in u woont.
12 Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven.
13 Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen van het lichaam doodt, zo zult gij leven.
14 Want zovelen als er door de Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods.
15 Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid weer tot vreze, maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Wie wij roepen: Abba, Vader!
16 Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.
17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; indien wij althans met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.
Ef.2:7 Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen de uitnemende rijkdom van Zijn genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.
8 Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave;
9 Niet uit de werken, opdat niemand roeme.
10 Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.
1 Kor.15; 22 Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden.
23 Maar een ieder in zijn orde: de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst.
24 Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en de Vader zal overgegeven hebben; wanneer Hij te niet gedaan zal hebben alle heerschappij, en alle macht en kracht.
2 Petrus 1
3 Gelijk ons Zijn Goddelijke kracht alles, wat tot het leven en de godzaligheid behoort, geschonken heeft, door de kennis van Hem, Die ons geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd;
4 Waardoor ons de grootste en dierbare beloften geschonken zijn, opdat gij daardoor de goddelijke natuur deelachtig zoudt worden, nadat gij ontvlucht zijt het verderf, dat in de wereld is door de begeerlijkheid.
5 En gij, hiertoe ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis,
6 En bij de kennis matigheid, en bij de matigheid lijdzaamheid, en bij de lijdzaamheid godzaligheid,
7 En bij de godzaligheid broederlijke liefde, en bij de broederlijke liefde, liefde jegens allen.
8 Want zo deze dingen bij u zijn, en in u overvloedig zijn, zij zullen u niet ledig noch onvruchtbaar laten in de kennis van onze Heere Jezus Christus.