David, ik hoef je niet te overtuigen, want als jij dat niet wil gaat mij dat toch niet lukken.
Maar ik wil je wel uitleggen waarom ik wel in de Godheid van Jezus geloof, niet om je te overtuigen, maar je er over na te laten denken waar ik van overtuigd ben.
Volgens Johannes 14: 1 heeft Jezus Christus gezegd: gij gelooft in God, gelooft ook in Mij.
Jezus zegt niet: “Gelooft in Mijn woord, zoals je in het woord van God gelooft”.
Ook staat hier niet: “gelooft in Mij als de Messias”, want dat deden ze allang en dat blijkt uit Johannes 2: 11 Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem.
Ook niet: “ geloof in mij dat Ik besta”, zoals we geloven in het bestaan van de Joden en het bestaan van satan. Het woordje “ook” laat zien, dat Jezus Christus Zich als voorwerp van geloof aan de discipelen voorstelt, in dezelfde zin als waarin God voorwerp van hun geloof is.
Een schepsel, een geschapen wezen, mag deze zichzelf op dezelfde wijze met God op één lijn stellen?
Dat zou toch Godslastering zijn! En toch spreekt Jezus Christus zo.
Volgens ontkenners van Jezus Christus zijnde God, Moeten Hem dan zien als een soort ondergod die geloofd moet worden, zoals men in God gelooft!?
In Johannes 5 lezen we: 22 Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven, 23 opdat allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die Hem gezonden heeft.
Met deze uitspraak stelt Jezus Christus zich opnieuw op één lijn met God de Vader; nu wat de verering betreft, die Hem zal worden toegebracht. Dat hier met “eren” Goddelijke verering is bedoeld- net als in Romeinen 1: 25 Zij immers hadden de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen. En in Kolossenzen 2: 18 Laat niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid en engelenverering, als ingewijde in wat hij heeft aanschouwd- ligt voor de hand, want het gaat in het tweede deel om “eren van de Vader”.
Maar ook al ontkent men, met verwijzing naar Romeinen 13: 7 en Ex. 20:12, dat het hier om zo`n verering gaat, dan maakt dat in wezen nog niets uit. Het gaat nl om de gelijkheid van het eren. Evenmin maakt het iets uit of men het woord “gelijk” opvat als “in gelijke mate” of als “op gelijke wijze”.
Hier is een gelijkschakeling in het toebrengen van eer, die nooit betrekking kan hebben op God enerzijds en een geschapen wezen anderzijds. Of durf je Ex 20 vers 12 zo te lezen: Eert uw ouders op gelijke wijze of in gelijke mate als je God eert?”. En moeten we de overheid eren zoals we God eren? (Rom.13:7)
Dus als Jezus Christus niet waarachtig God is en we Hem toch moeten eren zoals we de Vader eren, dan wordt Hij daarmee in de Bijbel op hetzelfde niveau gezet als God de Vader.
En wanneer wij Hem dan eren dan zouden we volgens de ontkenner s van Jezus Christus als God, ons schuldig maken aan Goddelijke verering van een schepsel , wat ons in de genoemde teksten Rom.1:25 en Kol.2:18 als een grote zonde kunnen voorgehouden worden!
(Met dank aan J.G. Fijnvandraat)