Ter informatie;
De goddelijke naam in de Hebreeuwse Geschriften
Hebr.: יהוה (JHWH)
„Jehovah” (Hebr.: יהוה, JHWH), Gods persoonlijke naam, komt voor het eerst in Ge 2:4 voor. De goddelijke naam is een werkwoord, en wel de causatieve vorm in het imperfectum van het Hebreeuwse werkwoord הוה (ha·wah′, „worden”). De goddelijke naam betekent derhalve „Hij veroorzaakt te worden”. Jehovah wordt erdoor geopenbaard als Degene die, progressief handelend, veroorzaakt dat beloften in vervulling gaan, Degene die altijd zijn voornemens verwezenlijkt. Zie Ge 2:4 vtn., „Jehovah”; App. 3C. Vergelijk Ex 3:14 vtn.
De grootste belediging die moderne vertalers de Goddelijke Auteur van de Heilige Geschriften aandoen, is de specifiek bij hem behorende persoonlijke naam te verwijderen of te verhullen. In werkelijkheid komt zijn naam in de Hebreeuwse tekst 6828 maal voor als יהוה (JHWH of JHVH), over het algemeen aangeduid als het Tetragrammaton of Tetragram (wat letterlijk „uit vier letters bestaand” betekent). Door de naam „Jehovah” te gebruiken, hebben wij ons nauwgezet aan de tekst in de oorspronkelijke taal gehouden en niet de gewoonte gevolgd de goddelijke naam, het Tetragrammaton, door titels als „Heer”, „de Heer”, „Adonai” of „God” te vervangen.
Afgezien van enkele fragmenten van de vroege Griekse Septuaginta, waarin de heilige naam in het Hebreeuws bewaard is gebleven, heeft thans alleen de Hebreeuwse tekst deze uiterst belangrijke naam in zijn oorspronkelijke vorm van vier letters, יהוה (JHWH) bewaard, hoewel de juiste uitspraak verloren is gegaan. De thans in omloop zijnde teksten van de Griekse Septuaginta (LXX), de Syrische Pesjitta (Sy) en de Latijnse Vulgaat (Vg) hebben Gods unieke naam eenvoudig door de titel „Heer” vervangen.
In de Codex Leningradensis B 19A, die zich in Rusland bevindt en ten grondslag ligt aan de Biblia Hebraica Stuttgartensia (BHS), is het Tetragrammaton zodanig gevocaliseerd dat het als Jehwah′, Jehwih′ en een aantal keren, zoals in Ge 3:14, als Jehowah′ gelezen kan worden. In de uitgave van de Hebreeuwse tekst door Ginsburg (Gins.) is JHWH zodanig gevocaliseerd dat men Jehowah′ leest. Hoewel veel vertalers de voorkeur geven aan de uitspraak „Jahweh”, blijft de Nieuwe-Wereldvertaling de vorm „Jehovah” gebruiken omdat men er al eeuwenlang mee vertrouwd is.
Bovendien is het zo dat in deze vorm, evenals in andere vormen, de vier letters van de goddelijke naam, JHWH of JHVH, behouden zijnHet onder de joden opgekomen gebruik om de goddelijke naam door titels te vervangen, vond ingang in latere afschriften van de Griekse Septuaginta, de Latijnse Vulgaat en vele andere zowel oude als nieuwe vertalingen. Derhalve staat in A Greek-English Lexicon door Liddell en Scott (LSJ), blz. 1013: „ὁ Κύριος,=Hebr. Jahweh, LXX Ge. 11.5, al. .” Ook in de Greek Lexicon of the Roman and Byzantine Periods door E. A. Sophocles, Cambridge (VS) en Leipzig 1914, blz. 699, staat onder κύριος (Ku′ri·os): „Heer, de weergave van יהוה. Sept. passim .” Bovendien staat in de Dictionnaire de la Bible door F. Vigouroux, Parijs 1926, Deel 1, kol. 223: „In de Septuaginta en de Vulgaat staat Κύριος en Dominus, ’Heer’, waar in het origineel Jehovah staat.” Betreffende de goddelijke naam zegt A Compendious Syriac Dictionary, onder redactie van J. Payne Smith, Oxford, herdruk 1979, blz. 298, dat Mar·ja’ „in de Pesjitta van het O. T. de weergave van het Tetragrammaton is”.
William Tyndale vertaalde in 1530 de eerste vijf boeken van de bijbel, en in zijn vertaling verscheen Jehovah’s naam voor het eerst in het Engels. Hij schreef „Iehouah” (in Ge 15:2; Ex 6:3; 15:3; 17:16; 23:17; 33:19; 34:23) en „Iehoua” (in De 3:24). In een aantekening in deze uitgave schreef Tyndale: „Iehovah is Gods naam . . . Zo vaak gij bovendien HEER in grote letters geschreven ziet (tenzij er een fout in het drukken is geslopen), staat in het Hebreeuws Iehovah.” Hieruit ontstond onder vertalers het gebruik Jehovah’s naam op slechts enkele plaatsen te vermelden, maar op de meeste plaatsen waar het Tetragrammaton in het Hebreeuws voorkomt, „HEER” of „GOD” te schrijven. Dit gebruik werd in 1611 overgenomen door de vertalers van de King James Version, waarin Jehovah’s naam slechts viermaal voorkomt, namelijk in Ex 6:3; Ps 83:18; Jes 12:2; 26:4.
In de Nederlandse Statenvertaling (1637) is steeds HEERE gebruikt, maar in de kanttekening van de Pieter Keur-uitgave van deze vertaling staat bij Genesis 2:4: „Hier allereerst aan God den naam JEHOVAH gegeven . . . Onthoud dit eens voor al: waar gij voortaan het woord HEERE met groote letters geschreven vindt, dat aldaar in het Hebreeuwsch het woordJEHOVAH, of korter JAH staat.” In de loop van de tijd zijn er Nederlandse bijbelvertalingen verschenen waarin de goddelijke naam in de tekst zelf consequent met Jehovah of Jahwe(h) is weergegeven. In 1762 is zelfs een uitgave van de Statenvertaling verschenen waar in de Hebreeuwse Geschriften consequent de naam Jehovah wordt gebruikt.
Verder staat in het Theological Wordbook of the Old Testament, Deel 1, Chicago 1980, blz. 13: „Ten einde het risico te vermijden dat men Gods naam (JHWH) ijdel zou gebruiken, begonnen vrome joden de eigenlijke naam door het woord ’ădōnā(j) te vervangen. Hoewel de masoreten de vier oorspronkelijke medeklinkers in de tekst lieten staan, voegden zij de klinkers ē (om andere redenen in plaats van ă) en ā toe ten einde de lezer eraan te herinneren om ongeacht de medeklinkers ’ădōnā(j) uit te spreken. Deze bijzonderheid komt meer dan 6000 maal in de Hebreeuwse bijbel voor. De meeste vertalingen zetten de hele titel in kapitale letters en schrijven ’HEER’. Uitzonderingen hierop zijn de ASV en de Nieuwe-Wereldvertaling, die ’Jehovah’ gebruiken, de Amplified , die ’Heer’ gebruikt en de JB , die ’Yahweh’ gebruikt. . . . Op de plaatsen waar ’ădōnā(j) jhwh voorkomt, staan bij het laatste woord de klinkertekens van ’ēlōhim. Zo ontstonden de . . . weergaven als ’de Heer, GOD’ (b.v. in Amos 7:1).”
DE GODDELIJKE NAAM IN DE HEBREEUWSE GESCHRIFTEN (NW)
Alleen al het feit dat de naam zo veelvuldig in de bijbel voorkomt, getuigt van de belangrijkheid die de auteur van de bijbel, wiens naam het is, eraan hecht. Het Tetragrammaton komt 6828 maal in de Hebreeuwse tekst (BHK en BHS) voor. Dit wordt door het Theologisches Handwörterbuch zum Alten Testament, Deel I, onder redactie van E. Jenni en C. Westermann, 3de uitg., München en Zürich 1978, kol. 703, 704, bevestigd. De Nieuwe-Wereldvertaling geeft het Tetragrammaton op alle plaatsen, behalve in Re 19:18 (zie vtn. aldaar), met „Jehovah” weer.
Op basis van de lezing in LXX hebben wij het Tetragrammaton op drie plaatsen hersteld en met „Jehovah” weergegeven, namelijk in De 30:16; 2Sa 15:20 en 2Kr 3:1, waar de voetnoten in BHK יהוה geven.
Volgens de voetnoten in BHK en BHS moet in Jes 34:16 en Za 6:8 de goddelijke naam in plaats van het voornaamwoord „mijn” gelezen worden. Op deze twee plaatsen hebben wij de goddelijke naam hersteld en met „Jehovah” weergegeven.
Zie voor een verklaring van de 141 overige plaatsen waar wij de goddelijke naam hebben hersteld, App. 1B.
De naam „Jehovah” komt 6973 maal in de tekst van de Hebreeuwse Geschriften van de Nieuwe-Wereldvertaling voor, waaronder driemaal in een samengestelde naam (Ge 22:14; Ex 17:15; Re 6:24) en zesmaal in de opschriften van de Psalmen (7; 18 ; 36; 102). Deze negen keren zijn inbegrepen bij de 6828 maal in BHK en BHS.
„Jehovah” in de H.G. van de NW
6827 JHWH weergegeven met „Jehovah”
146 Op nog andere plaatsen hersteld
Totaal 6973 „Jehovah” in Ge tot Mal
DE KORTERE VORM VAN DE GODDELIJKE NAAM
De kortere vorm van de goddelijke naam (Jah) komt 50 maal in de masoretische tekst voor; wij hebben die met „Jah” weergegeven. Hier volgt een lijst van die plaatsen: Ex 15:2; 17:16; Ps 68:4, 18; 77:11; 89:8; 94:7, 12; 102:18; 104:35; 105:45; 106:1, 48; 111:1; 112:1; 113:1, 9; 115:17, 18, 18; 116:19; 117:2; 118:5, 5, 14, 17, 18, 19; 122:4; 130:3; 135:1, 3, 4, 21; 146:1, 10; 147:1, 20; 148:1, 14; 149:1, 9; 150:1, 6, 6; Hgl 8:6; Jes 12:2; 26:4; 38:11, 11.
Dit is als aanvullig,niet om te discuseren.
Iedereen heeft hier mogelijk een andere mening over,maar dat is begrijpelijk.
Johanan,