O ja, dat is waar ook.
Zo telde Eva elke keer als Adam even was weggeweest naar zijn aardappelveldje bij terugkomst zijn ribben. Want stel je toch eens voor.
met groet, CU.
Dit forum staat op alleen-lezen. Je kan hier informatie zoeken en oude berichten terugvinden, maar geen nieuwe berichten plaatsen.
Meer informatie op bijbel.startpagina.nlVerbaasd schreef:
>
> perihelium schreef:
>
> > Hij schiep de man en
> > de vrouw gelijk met intrinsieke waarde, doel en waardigheid,
> > omdat we gemaakt zijn om zijn beeld te weerspiegelen.
>
> Wiens beeld dienen wij te weerspiegelen?
>
> Gr. Majorie
Goede vraag Majorie. Moeilijk om in een paar woorden goed uit te leggen dus heb ik het even voor je opgezocht.
De mens heeft in bepaalde opzichten een gelijkenis met zijn Schepper. Met de schepping van de mens heeft God iets van Zichzelf ‘gereproduceerd’ en er moet iets van God in de mens te herkennen zijn. Wanneer deze later zelf nageslacht voortbrengt, legt hij op zijn beurt zijn eigenschappen daarin; het zijn afdrukken van zijn wezen:
“Adam … verwekte (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld”. (Genesis 5:3)
Hiermee worden echter niet meer het beeld en gelijkenis van God bedoeld, maar de mens zoals Adam geworden is: zondig in het vlees, zodat hij de heerlijkheid van God niet in zich draagt. Wanneer dit voor altijd was voortgegaan, zou Gods scheppingswerk een hopeloze mislukking zijn. God zei echter dat het goed was wat Hij had geschapen. In zijn alwetendheid moet Hij gezien hebben dat er uiteindelijk wel mensen met de heerlijkheid van zijn beeld en gelijkenis zouden zijn:
“Want allen hebben gezondigd en derven (lopen mis) de heerlijkheid van God”.
“… juist om de rijkdom van zijn heerlijkheid bekend te maken over de voorwerpen van ontferming, die Hij tot heerlijkheid heeft voorbereid”. (Romeinen 9:23)
“Wij dan … hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, door wie wij ook de toegang hebben verkregen tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid van God”. (Romeinen 5:1-2)
Het natuurlijke nageslacht van Adam kan Gods heerlijkheid niet weerspiegelen. Dit is een voortdurend vraagpunt van gelovigen aan God. David vroeg zich in een Psalm af welke verklaring er is voor die hoge plaats van de mens in Gods onmetelijke heelal, en de schrijver van de brief aan de Hebreeën wijst op de vervulling van Gods plan met ons in Christus Jezus:
“Wat is de mens, dat U aan hem denkt, en het mensenkind, dat U naar hem omziet? Toch hebt U hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond”. (Psalm 8:4-9)
“… maar wij zien Jezus … met heerlijkheid en eer gekroond”. (Hebreeën 2:6-9)
In de persoon van Jezus heeft God uit de mensheid een nieuwe mens verwekt, die deze heerlijkheid van God wel draagt en weerspiegelt. De apostelen getuigen in de evangelieverslagen en brieven van wat zij hebben gezien en ervaren van deze ‘zoon des mensen’, de mens bij uitnemendheid:
“Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid”. (Johannes 1:14)
“Deze de afstraling van zijn heerlijkheid, en de afdruk van zijn wezen” (Hebreeën 1:3)
Zij hebben twee kanten van Hem gezien: zijn gestalte als dienstknecht, die volmaakt de wil van God deed, en zijn verheerlijkte gestalte toen zij met Hem op de berg waren (Lucas 9:29; 2 Petrus 1:16). Zijn verheerlijking was een voorproef van wat Hij zou ontvangen, wanneer Hij de wil van zijn Vader tot het laatst zou doen. Hierin is Hij het voorbeeld voor wie in Hem gelooft:
“Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die in de gestalte van God zijnde, het God gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen …heeft Hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja tot de kruisdood. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd” (Filippenzen 2:5-9; vergelijk Romeinen 8:5-7).
Door verbondenheid met Christus Jezus, en in hun leven dezelfde gezindheid te tonen als Hij, kunnen ook andere mensen deel krijgen aan dezelfde natuur en dezelfde heerlijkheid weerspiegelen als Hij:
“Want het voegde Hem…dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman van hun behoudenis door lijden zou volmaken”. (Hebreeën 2:10)
“Daartoe heeft Hij u ook door ons evangelie geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus”. (2 Tessalonicenzen 2:14; 1 Tessalonicenzen 2:12; vergelijk 2 Timoteüs 2:10)
“En wij allen, die … de heerlijkheid van de Here weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid …”. (2 Korintiërs 3:18)
Wanneer dit werkelijkheid is geworden, zal Gods doel met de schepping zijn bereikt. Dan zijn de mensen als Zijn zonen, dragen zij Zijn beeld en zal de aarde van Zijn heerlijkheid vol worden:
“En gelijk wij het beeld van de stoffelijke (Adam) gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse (Christus) dragen”. (1 Korintiërs 15:49)
“… met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen van God … maar ook wij zelf…zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap… Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van zijn Zoon, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen”. (Romeinen 8:19-30)
“Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn”. (Openbaring 21:7)
“Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij (Christus) zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen …”. (1 Johannes 3:2)
http://www.broedersinchristus.nl/blad/blad_fundamenten_15.htm
<><
perihelium schreef:
>
> Verbaasd schreef:
> >
> > perihelium schreef:
> >
> > > Hij schiep de man en
> > > de vrouw gelijk met intrinsieke waarde, doel en
> waardigheid,
> > > omdat we gemaakt zijn om zijn beeld te weerspiegelen.
> >
> > Wiens beeld dienen wij te weerspiegelen?
> >
> > Gr. Majorie
>
>
>
> Goede vraag Majorie. Moeilijk om in een paar woorden goed uit
> te leggen dus heb ik het even voor je opgezocht.
>
>
> De mens heeft in bepaalde opzichten een gelijkenis met zijn
> Schepper. Met de schepping van de mens heeft God iets van
> Zichzelf ‘gereproduceerd’ en er moet iets van God in de mens
> te herkennen zijn. Wanneer deze later zelf nageslacht
> voortbrengt, legt hij op zijn beurt zijn eigenschappen
> daarin; het zijn afdrukken van zijn wezen:
Je zegt: er moet iets van God in de mens te herkennen zijn.
Ik vraag me nu af waarom je er dan problemen mee hebt als iemand zegt dat de mens de “goddelijke vonk” in zich heeft. Het komt namelijk op het zelfde neer.
> “Adam … verwekte (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn
> beeld”. (Genesis 5:3)
>
> Hiermee worden echter niet meer het beeld en gelijkenis van
> God bedoeld, maar de mens zoals Adam geworden is: zondig in
> het vlees, zodat hij de heerlijkheid van God niet in zich
> draagt.
Ik denk juist wel dat die de heerlijkheid van God in zich draagt. Alleen deze openbaart zich niet.
> Wanneer dit voor altijd was voortgegaan, zou Gods
> scheppingswerk een hopeloze mislukking zijn. God zei echter
> dat het goed was wat Hij had geschapen. In zijn alwetendheid
> moet Hij gezien hebben dat er uiteindelijk wel mensen met de
> heerlijkheid van zijn beeld en gelijkenis zouden zijn:
Hieruit concludeer ik dus dat de mens dus wel de heerlijkheid (dus het goddelijke) in zich heeft. Dat geldt voor alle mensen, alleen openbaart zich dat (nog) niet.
Daarom kwam Jezus ook op aarde in vlees en bloed. Om ons te tonen hoe wij Zijn heerlijkheid zelf ook kunnen openbaren. Door simpelweg (was het maar zo simpel) Jezus woorden ter harte te nemen en te doen wat Hij ons leerde. Met de meest bekende “heb uw naaste lief ….” , “oordeel niet…. ” etc.
> “Want allen hebben gezondigd en derven (lopen mis) de
> heerlijkheid van God”.
>
> “… juist om de rijkdom van zijn heerlijkheid bekend te maken
> over de voorwerpen van ontferming, die Hij tot heerlijkheid
> heeft voorbereid”. (Romeinen 9:23)
>
> “Wij dan … hebben vrede met God door onze Here Jezus
> Christus, door wie wij ook de toegang hebben verkregen tot
> deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de
> heerlijkheid van God”. (Romeinen 5:1-2)
>
> Het natuurlijke nageslacht van Adam kan Gods heerlijkheid
> niet weerspiegelen. Dit is een voortdurend vraagpunt van
> gelovigen aan God. David vroeg zich in een Psalm af welke
> verklaring er is voor die hoge plaats van de mens in Gods
> onmetelijke heelal, en de schrijver van de brief aan de
> Hebreeën wijst op de vervulling van Gods plan met ons in
> Christus Jezus:
>
> “Wat is de mens, dat U aan hem denkt, en het mensenkind, dat
> U naar hem omziet? Toch hebt U hem bijna goddelijk gemaakt,
> en hem met heerlijkheid en luister gekroond”. (Psalm 8:4-9)
>
> “… maar wij zien Jezus … met heerlijkheid en eer gekroond”.
> (Hebreeën 2:6-9)
>
> In de persoon van Jezus heeft God uit de mensheid een nieuwe
> mens verwekt, die deze heerlijkheid van God wel draagt en
> weerspiegelt.
Die heerlijkheid (of goddelijke vonk zoals anderen het noemen) is altijd aanwezig geweest in de mens. Jezus heeft er voor gezorgd dat de mens zich daar weer bewust van zou worden.
> De apostelen getuigen in de evangelieverslagen
> en brieven van wat zij hebben gezien en ervaren van deze
> ‘zoon des mensen’, de mens bij uitnemendheid:
>
> “Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid
> als van de eniggeborene van de Vader, vol van genade en
> waarheid”. (Johannes 1:14)
>
> “Deze de afstraling van zijn heerlijkheid, en de afdruk van
> zijn wezen” (Hebreeën 1:3)
>
> Zij hebben twee kanten van Hem gezien: zijn gestalte als
> dienstknecht, die volmaakt de wil van God deed, en zijn
> verheerlijkte gestalte toen zij met Hem op de berg waren
> (Lucas 9:29; 2 Petrus 1:16). Zijn verheerlijking was een
> voorproef van wat Hij zou ontvangen, wanneer Hij de wil van
> zijn Vader tot het laatst zou doen. Hierin is Hij het
> voorbeeld voor wie in Hem gelooft:
>
> “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus
> was, die in de gestalte van God zijnde, het God gelijk zijn
> niet als een roof heeft geacht, maar de gestalte van een
> dienstknecht heeft aangenomen …heeft Hij zich vernederd en is
> gehoorzaam geworden tot de dood, ja tot de kruisdood. Daarom
> heeft God Hem ook uitermate verhoogd” (Filippenzen 2:5-9;
> vergelijk Romeinen 8:5-7).
>
> Door verbondenheid met Christus Jezus, en in hun leven
> dezelfde gezindheid te tonen als Hij, kunnen ook andere
> mensen deel krijgen aan dezelfde natuur en dezelfde
> heerlijkheid weerspiegelen als Hij:
Hier staat het ook. De verbondenheid met Jezus is ook de verbondenheid met God. Als je dezelfde gezindheid kan tonen als Jezus, kunnen wij, net als Jezus, ook het beeld van God en Zijn heerlijkheid weerspiegelen.
> “Want het voegde Hem…dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid
> te brengen, de Leidsman van hun behoudenis door lijden zou
> volmaken”. (Hebreeën 2:10)
Zie je hier “vele zonen” staan? Misschien begrijp je nu waar Thomas het over heeft als hij het over “zoon' of ”zonen" heeft. In Hebr. wordt dus niet gesproken over de Zoon Jezus, maar over zonen.
> “Daartoe heeft Hij u ook door ons evangelie geroepen tot het
> verkrijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus”.
> (2 Tessalonicenzen 2:14; 1 Tessalonicenzen 2:12; vergelijk 2
> Timoteüs 2:10)
>
> “En wij allen, die … de heerlijkheid van de Here
> weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van
> heerlijkheid tot heerlijkheid …”. (2 Korintiërs 3:18)
> Wanneer dit werkelijkheid is geworden, zal Gods doel met de
> schepping zijn bereikt. Dan zijn de mensen als Zijn zonen,
> dragen zij Zijn beeld en zal de aarde van Zijn heerlijkheid
> vol worden:
Mooi stukje.
Hier weer “zonen” . De mensen dienen zonen van God te worden.
> “En gelijk wij het beeld van de stoffelijke (Adam) gedragen
> hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse (Christus)
> dragen”. (1 Korintiërs 15:49)
Precies.
> “… met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het
> openbaar worden van de zonen van God …
Dat zullen de eerstelingen zijn. De schepping wacht op deze “zonen” van God. Deze zonen dragen Zijn beeld, zoals je eerder citeerde en van deze zonen zal de mens verder moeten leren.
> maar ook wij
> zelf…zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap…
Misschien toch het bericht van Thomas nog een keer lezen over “zoonschap”?
> Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren
> bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van zijn Zoon,
> opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen”.
> (Romeinen 8:19-30)
Jezus was hier dus de eerstgeborene “onder vele broederen”. Wat dus inhoudt dat die “vele broederen” net zoals Jezus zullen zijn. (bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van zijn Zoon = Jezus)
>
> “Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn”.
> (Openbaring 21:7)
>
> “Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet
> geopenbaard wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij
> (Christus) zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen
> …”. (1 Johannes 3:2)
Dat is toch hartstikke mooi
Hier staat het dus ook. Zie het begin van je topic. Het is nog niet geopenbaard in de mens.
Gr. Majorie
Verbaasd schreef:
> Je zegt: er moet iets van God in de mens te herkennen zijn.
> Ik vraag me nu af waarom je er dan problemen mee hebt als
> iemand zegt dat de mens de “goddelijke vonk” in zich heeft.
> Het komt namelijk op het zelfde neer.
Als een kind iets van de ouders in zich heeft zeg je ook niet dat het de ‘ouderlijke vonk’ in zich heeft maar dat er iets van de ouders in het kind te herkennen is. Die goddelijke vonk klinkt nogal new-age, vooral als je weet wie het zegt. (iemand die niet de Christelijke leer verkondigd en volgt)
>
> > “Adam … verwekte (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn
> > beeld”. (Genesis 5:3)
> >
> > Hiermee worden echter niet meer het beeld en gelijkenis van
> > God bedoeld, maar de mens zoals Adam geworden is: zondig in
> > het vlees, zodat hij de heerlijkheid van God niet in zich
> > draagt.
>
> Ik denk juist wel dat die de heerlijkheid van God in zich
> draagt. Alleen deze openbaart zich niet.
Niet sinds de zondeval maar wel met de terugkeer van Christus. Dat is Bijbels en spreekt blijkbaar niet voor iedereen voor zich.
>
> > Wanneer dit voor altijd was voortgegaan, zou Gods
> > scheppingswerk een hopeloze mislukking zijn. God zei echter
> > dat het goed was wat Hij had geschapen. In zijn alwetendheid
> > moet Hij gezien hebben dat er uiteindelijk wel mensen met de
> > heerlijkheid van zijn beeld en gelijkenis zouden zijn:
>
> Hieruit concludeer ik dus dat de mens dus wel de heerlijkheid
> (dus het goddelijke) in zich heeft. Dat geldt voor alle
> mensen, alleen openbaart zich dat (nog) niet.
> Daarom kwam Jezus ook op aarde in vlees en bloed. Om ons te
> tonen hoe wij Zijn heerlijkheid zelf ook kunnen openbaren.
> Door simpelweg (was het maar zo simpel) Jezus woorden ter
> harte te nemen en te doen wat Hij ons leerde. Met de meest
> bekende “heb uw naaste lief ….” , “oordeel niet…. ” etc.
je vergeet de zondeval en dat daardoor juist wel wordt geoordeeld. Er is een eindoordeel en er is ook vergeving en een keuze voor God, in Jezus. De rest gaat nergens over.
<><
perihelium schreef:
> De rest gaat nergens over.
Je geeft mij in je eerder bericht dus een antwoord/uitleg waar je zelf niet achter staat en het niet mee eens bent.
Ik heb min of meer jouw bericht bevestigd, maar jij zegt dat het nergens over gaat. Je weet en begrijpt dus zelf niet wat je geplaatst heb.
Dit was al langer bekend, maar dit is wel de ultieme bevestiging.
Gr. Majorie
Weet je zeker dat je deze post als spam wil rapporteren aan de beheerder?
Deze post wordt als spam gerapporteerd aan de beheerder van het forum. Bedankt!
Weet u zeker dat u dit topic wil verwijderen?