Frederik D Schreef:
——————————————————-
> Beste Eliyahu
>
> Er is niets bewezen.
>
> Tradities kunnen relatief jong zijn. Zo ook
> “traditionele” verhalen.
>
> En leden van een stam vertellen aan culturele
> antropologen gaarne wat zij, die antropologen,
> willen horen. Ook dat is een bekend gegeven in de
> antropologie.
>
> Een berucht voorbeeld is Margaret Mead. Een ander
> voorbeeld is de hagedis-ufologie uit Opper-Volta
> (of zoiets).
>
> Alsjeblieft, je lijkt Ellen wel met haar verhaal
> dat er iemand genezen is van het downsyndroom.
>
> Antropoloog vertelt eerst aan een Aboriginal het
> verhaal van Noach. Wel, zegt de Aboriginal, dat is
> waar ook, mijn overgrootmoeder vertelde aan mijn
> moeder bijna hetzelfde verhaal.
Bs'd
De “missionaris theorie”.
Kunnen de vele zondvloedverhalen niet ontstaan zijn onder invloed van christelijke evangelisten en missionarissen die al eeuwenlang wereldwijd het evangelie verkondigen? “Ja”, zeggen de aanhangers van de missionaristheorie. Het christendom is over de hele wereld verspreid, dus de vloedverhalen zijn daar simpelweg een gevolg van.
Er zijn inderdaad vloedverhalen die ontstaan zijn onder invloed van het christendom, maar deze vallen op tussen de rest. Neem bijvoorbeeld de Yaqui, een indianenstam in Noord Mexico, die sinds de komst van de spanjaarden nauw contact met de Europese cultuur en Jezuïtische missionarissen heeft gehad. Zij hebben een vloedlegende waar de aardsengel Gabriël in voorkomt. (58) De Popoluca indianen in de Zuid Amerikaanse staat VeraCruz hebben op hun beurt een verhaal waarin Christus de vloed zendt en een andere versie waar de heilige Petrus een rol in speelt. Deze verhalen steken duidelijk af tegen de andere vloedlegenden waarin geen christelijke of katholieke thema's in voorkomen. De meeste vloedverhalen spreken over inheemse goden en zijn al eeuwenlang onderdeel van de authentieke mythologie en cultuur.
Maar het grootste probleem met de missionarishypothese is het volgende: Als missionarissen verantwoordelijk zijn voor het wereldwijd voorkomen van vloedlegenden, dan zouden we een even brede verspreiding van andere bijbelse verhalen verwachten binnen de tradities van culturen over de hele wereld. We zouden wereldwijd verbasterde versies van de tien plagen in Egypte aantreffen, van JC die zieken geneest, of van de gekruisigde messias – het eerste wat zendelingen zouden vertellen! Maar dat is niet zo. We zien onder culturen op aarde alleen de geschiedenis terug van vóór de torenbouw in Babel (het moment waarop de volken zich gingen verspreiden over de aarde): de schepping, de wereld voor de vloed, de vloed, en de taalverwarring. Over alles wat daarna gebeurde zwijgen de volkstradities. Dit ontkracht de missionaristheorie, maar is precies wat we mogen verwachten vanuit het bijbelse model.
Verder valt bij het lezen van verschillende vloedlegendes al gauw op dat er regelmatig veel zaken verschillen van de bijbelse vloedgeschiedenis. De mythen kennen doorgaans fantasierijke en onrealistische toevoegingen, en zijn volledig verweven met de cultuur en leefwereld van het betreffende volk. Het is dus niet waarschijnlijk dat de verhalen recentelijk uit de bijbel of van Christenen zijn overgenomen, zoals de missionaristheorie suggereert. De sterke mythologisering laat juist zien dat ze teruggrijpen op een gebeurtenis of verhaal uit een ver verleden.
Daar komt nog bij dat de geschiedenis van de wereldwijde vloed zelfs bij de meest afgelegen stammen op aarde aanwezig bleek te zijn ver vóór hun eerste contact met de beschaafde wereld. Een goed voorbeeld hiervan zien we in het werk van Alexander von Humboldt. Deze ontdekkingsreiziger had zich als doel gesteld door te dringen tot afgelegen streken die nog nooit door Europeanen waren bezocht, om zo de mens en natuur in hun primitiefste omstandigheden te onderzoeken. Rehwinkel schrijft over hem: “Hij reisde bij de uitvoering van zijn plannen tot diep in de oerwouden die de Orinoco omsluiten, en trof er indianenstammen aan, waarvan de namen zelfs voor de beschaafde wereld onbekend waren. En toch, zelfs onder die vergeten rassen van het menselijke geslacht, trof hij de overlevering van de vloed nog vers en duidelijk aan; niet beperkt tot enkele stammen, maar algemeen onder de verspreide volken van det grote gebied en vermengd met zonderlinge toevoegsels, herinnerend aan de verzinsels van de klassieke mythologie an de Oude Wereld. (59) Vasthouden aan de missionaristheorie is, gezien deze feiten, haast onmogelijk.
Een laatste reden om de missionaristheorie te verwerpen, is het feit dat historici, al voor de christelijke evangelisatie op gang kwam, opmerkten hoe alle volken de geschiedenis van de vloed kenden. Zo bestudeerde de Joodse historicus Flavius Josephus in de eerste eeuw na Christus de historische werken van meerdere volken uit de oudheid. Bij het onderzoeken van deze volksgeschiedenissen kwam hij tot een opmerkelijke conclusie: “Alle auteurs van niet-Griekse geschiedenissen maken melding van die overstroming en de ark.” (60)
Al voordat het christendom zich over de aarde verspreid had, merkten historici op dat de geschiedenis van de ark en de wereldwijde vloed bekend was bij alle toen bekende voken. Dit is een gegeven dat de missionaristheorie afdoende ontkracht.
Concluderend kunnen we zeggen dat de vloedlegenden dus onmogelijk op meerdere plaatsen ontstaan kunnen zijn, vanuit regionale vloeden, en ze kunnen ook niet toegeschreven worden aan christelijke invloeden. Ze bevatten precies de kenmerken die we zouden verwachten als ze voortomen uit één werkelijke gebeurtenis die naar plaats en tijd is verbasterd.
De wereldwijde vloed is, historisch gezien, één van de best bewezen gebeurtenissen, en vormt daarmee de spil van onze universele “oergeschiedenis”. Daarom is het vreemd dat we leven in een tijd waarin onze geschiedenisboeken gevuld zijn met gebeurtenissen uit de oudheid, die slechts door één of enkele bronnen bevestigd worden, terwijl de enige geschiedenis die universeel is overgeleverd en door alle volken wordt bevestigd, nauwelijks in geschiedenisboeken wordt vermeld.
Uit “De Wereldwijde Vloed”, van Tjerko Evenboer.
Noten:
58 Deze mythen zijn te vinden op de vloedverhalendatabase van Mark Isaac: www.talkorigins.org/pdf/flood-myths.pdf
59 Rehwinkel “De Zondvloed”, noot 6, p 103
60 Josephus F. “De Oude Geschiedenis van de Joden” (Antiquitates Judaicae) deel 1, vertaald en ingeleid en van aantekeningen voorzien door F.J.A.M. Meijer, en M.A. Wes; Ambo, Baarn, 1996, boek 1, hoofdstuk 3, vers 6.