Nee beste theo,dat noemd men bijbelkunde,of te wel het juiste begrip.
Zal het je nog een keer duidelijk maken.
Voordien, op de eerste dag, werd de uitdrukking Er kome licht gebruikt.
Het daar gebezigde Hebreeuwse woord voor licht is ōr, wat licht in algemene zin betekent.
Maar op de vierde dag verandert het Hebreeuwse woord in ma·ʼōr′, wat betrekking heeft op een hemellicht of lichtbron Ge 1:14.
Op de eerste dag drong er dus kennelijk diffuus licht door de windsels van de aarde heen, maar de bronnen van dat licht zouden voor een aardse toeschouwer niet te zien zijn geweest.
Maar nu, op de vierde dag, veranderde dat klaarblijkelijk.
Het is ook opmerkenswaard dat in Genesis 1:16 niet het Hebreeuwse werkwoord ba·ra, dat scheppen betekent, wordt gebruikt. In plaats daarvan wordt het Hebreeuwse werkwoord a·sah gebruikt, dat maken betekent.
Aangezien de zon, de maan en de sterren bij de in Genesis 1:1 genoemde hemel inbegrepen zijn,want de aarde hoorde daar toch ook bij! werden ze lang voor de vierde dag geschapen.
Op de vierde dag ging God ertoe over deze hemellichamen te maken,ze bestonden dus allaang, in de zin dat hij ze een nieuwe verhouding tot het aardoppervlak en het zich daarboven bevindende uitspansel deed innemen.
Wanneer er wordt gezegd: God plaatste ze aan het uitspansel van de hemel om op de aarde te schijnen, moet dit er toch op duiden dat ze nu vanaf het aardoppervlak waarneembaar werden, alsof ze zich in het uitspansel bevonden.
Deze hemellichten zouden ook dienen tot tekenen en voor het vaststellen van tijdperken en dagen en jaren, waarnaar de mens zich later in verscheidene opzichten zou kunnen richten. — Ge 1:14.
Als je dit niet begrijpt theo,ben je gezakt en moet je terug naar school.
Johanan.