'In zijn liefde zonder grenzen, is God geworden wat wij zijn, opdat wij zouden worden als Hij' Heilige Ireneus(+202)
DEEL 1
DE DRIE-ENE GOD
Ons sociaal programma, zegt de Russische filosoof Fedorov, is bescheven in het dogma van de Drie-eenheid. De Orthodoxie gelooft met stelligheid dat de leer over de Drie-eenheid geen ‘geleerde theologie’ is, gereserveerd voor geleerden, maar dat zij een daadwerkelijke belang heeft voor elke Christen. De Bijbel leert ons dat de mens geschapen is naar het beeld van God. Voor de Christen is God Drie-eenheid : het is dus alleen in het licht van het dogma van de Drie-eenheid dat de mens zichzelf kan begrijpen, en kan inzien wat God wil dat hij is als mens. Ons privaat leven, onze persoonlijke relaties en al onze inspanningen die wij leveren voor het instandhouden van een Christelijke maatschappij, hangen af van de juistheid van deze theologie over de Drie-eenheid. ‘Er is geen andere keuze mogelijk dan tussen de Drie-eenheid en de hel’(1). Zoals een Anglikaans schrijver heeft gezegd :' Deze leer vat een nieuwe manier van denken samen over wie God is, en het is door de kracht van die leer dat mensen zijn opgestaan om de grieks-romeinse wereld te gaan bekeren. Zij heeft een bevrijdende revolutie ontketend in het menselijk denken'(2).
Wij hebben reeds, bij het begin van dit boek de basiselementen aangegeven van de Orthodoxe leer in verband met God. Wij willen hiervan opnieuw een korte samenvatting geven.
1. God is volstrekt transcendent.
'Geen enkel geschapen ding heeft, en zal nooit de minste gemeenschap hebben met de hoogste natuur, het zal zelfs nooit in de nabijheid ervan kunnen komen'(3). Het is via de ‘negatieve weg’ of ‘apophatische theologie’ dat de Orthodoxie deze absolute transcendentie van God bewaart. De positieve of cataphatische theologie moet altijd vanuit een negatieve taal getoetst en beoordeeld worden. Onze uitspraken in verband met God : Hij is goed, wijs, rechtvaardig enz.. zijn juist voor datgene wat van Hem voortkomt, maar ze zijn niet in staat om de werkelijke natuur van de godheid aan te duiden.'Deze uitspraken', zegt Johannes van Damascus ‘openbaren ons niet de natuur, maar alleen datgene wat daarbuiten is. Het is duidelijk, dat er een God is, maar wat hij is in essentie en in zijn natuur, gaat ons bevattingsvermogen en verstand te boven’.(4).
2.God, alhoewel transcendent, is toch niet gescheiden van de wereld die Hij gemaakt heeft.
God is boven en buiten zijn schepping, nochtans is Hij er ook innerlijk aanwezig.In een veelgebruikt Orthodox gebed wordt gezegd :'Gij zijt overal aanwezig en vervult de gehele aarde'. De Orthodoxie maakt dus een onderscheid tussen de essentie van God en zijn energieën. Aldus wordt tegelijkertijd de goddelijke transcendentie en immanentie bewaard.
De essentie van God is onkenbaar, maar in zijn energieën komt Hij tot ons. De energieën van God , die God zelf zijn, verzadigen de ganse schepping en we kennen ze onder de vorm van de goddelijke genade of het goddelijk licht. Onze God is een God die verborgen is, maar ook een God die handelend aanwezig is, een historische God die rechtstreeks in bepaalde situaties tussenkomt.
3. God is persoonlijk, dit wil zeggen trinitair.
Deze handelende God is niet eenvoudigweg een God van energieën, maar een persoonlijke God. Wanneer een mens participeert aan de goddelijke energieën, dan wordt hij niet gegrepen door een ongewisse en anonieme kracht, maar wordt hij daarentegen geconfronteerd met een persoon, en dit van aangezicht tot aangezicht. Meer nog, God is geen alleenzijnde persoon, beperkt tot een ‘enig’ zijn, maar een Drieeenheid van drie personen, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Elk van die drie bevinden zich in de twee andere omwille van een eeuwigdurende liefdesband. God is niet alleen eenheid, maar gemeenschap
4. Onze God is een geïncarneerde God
God heeft zich niet slechts door zijn energieën geopenbaard aan de mens, maar ook in zijn eigen persoon. De tweede persoon van de Drieeenheid ‘ware God uit de ware God’ is mens geworden : En het woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond'(Joh.1,14). Er bestaat geen inniger band tussen God en Zijn schepping. God zelf is één van zijn schepsels geworden.
Diegenen die opgegroeid zijn in een andere traditie, hebben het dikwijls moeilijk om de vastberadenheid van de orthodoxen in verband met de apophatische theologie en het verschil tussen essensie en energieën te begrijpen. Maar buiten deze twee punten hebben de orthodoxen dezelfde leerstellingen over God als de overgrote meerderheid van hen die zich Christenen noemen..Monofysieten en lutheranen, nestorianen en rooms katholieken, calvinisten, anglikanen en orthodoxen, allen aanbidden zij één God in Drie Personen, en belijden zij dat Christus de mensgeworden Zoon van God is Er is nochtans één punt van onenigheid tussen Oost en West in verband met de leer van de Drie-ene God : het is de kwestie van het filioque. Wij hebben reeds vroeger gezien hoe dit woord in het verleden van beslissende invloed is geweest op de ongelukkige scheiding tussen Oost en West. Maar, behalve het historisch belang van het filioque, wat is haar belang voor de theologie ? Heel wat mensen, ook orthodoxen, hebben de neiging om het geschil als een duister, technisch dispuut te beschouwen, en zijn geneigd om het als geheel onbetekenend
te verwerpen. Vanuit traditioneel orthodox standpunt is er echter maar één antwoord mogelijk : de zaak is zeker duister en technisch, zoals trouwens alles wat betrekking heeft op de triniteitsleer,maar het is echter niet zonder belang. Het geloof in de Drie-eenheid is het hart van het christelijk geloof,. Een klein verschil in opvatting hierover heeft zonder twijfel gevolgen op alle aspecten van het leven en het christelijk denken.
Proberen we nu even enkele punten te verduidelijken rond het probleem van het filioque.
Wat volgt heeft slechts de bedoeling een inleiding te zijn hierop. De punten in het geschil zijn dermate complex ,dat wij, bij gebrek aan ruimte, ons verplicht voelen de argumenten te vereenvoudigen. Wij moeten er volledigheidhalve aan toevoegen dat er in de Middeleeuwen
westerse schrijvers zijn geweest die niet helemaal akkoord waren met de scholastieke interpretatie over de Drie-eenheid, en die dichter stonden bij de orthodoxe benadering.
Eén essentie in drie personen. God is één, en God is drie : de Heilige Drie-eenheid is het mysterie van de eenheid in verscheidenheid en van de verscheidenheid in de eenheid.Vader, Zoon en Heilige Geest zijn ‘één in essentie’(homoousios), elk van de drie onderscheidt zich echter van de twee andere door persoonlijke kenmerken.'Het goddelijke is ondeelbaar in zijn verdelingen', want de personen zijn verenigd zonder verwarring, onderscheiden en toch niet verdeeld'(7); ‘onderscheid en vereniging zijn beiden ook tegenstrijdig’(8).
Maar, indien elke persoon is onderscheiden, wie houdt de Drieeenheid dan samen ?. Op dit punt antwoordt de orthodoxe Kerk, en in dit verband de Capadocische Vaders volgend, dat er een God is, omdat er een Vader is. In theologische termen betekent dit, dat de Vader de
'oorzaak' en de bron is van de godheid. Hij is het principe (archè) van eenheid van de drie; en het is in deze zin dat de orthodoxie spreekt van de ‘monarchie’ van de Vader. De oorsprong van de twee andere personen gaat terug op de Vader en het zijn hun relaties met Hem die de ene en de andere kenmerken. De Vader is de bron van de eenheid, geboren uit niets, voortgekomen uit niets; de Zoon is eeuwig geboren uit de Vader (voor alle eeuwigheid, in de termen van het credo); de Heilige Geest komt eeuwig voort uit de Vader.
Het is op dit punt dat er onenigheid is ontstaan met de rooms katholieke theologie. Volgens de romeinse theologie komt de Heilige Geest eeuwig voort uit de Vader en de Zoon ; bijgevolg, houdt de Vader op de enige bron van de godheid te zijn, aangezien de Zoon ook de bron is. Door deze zienswijze houdt de Vader op de enige bron van eenheid te zijn binnen de Drieeenheid. Rome vindt de bron van eenheid binnen de substantie of de essentie die gemeenschappelijk is aan de drie personen. Voor de Orthodoxie is het principe van eenheid van God persoonlijk; dat is het niet voor de rooms katholieken.
Maar wat is nu de betekenis van de term ‘voortkomen’? Indien dit niet goed duidelijk is gemaakt kan niets verder worden uitgelegd. De Kerk gelooft dat Christus twee geboorten heeft ondergaan : de ene is van eeuwigheid, de andere op een bepaald gegeven moment in de geschiedenis. Hij is geboren uit de Vader ‘van alle eeuwigheid’, en hij is geboren uit de Maagd Maria ten tijde van Herodus, koning van Judea, en van Augustus, keizer van Rome.
In diezelfde zin moeten wij een onderscheid maken tussen het eeuwig voortkomen van de Heilige Geest en zijn tijdelijke opdracht, de gave van de Heilige Geest aan de wereld : de eerste betreft de relaties die eeuwig bestaan in de godheid, de tweede is een relatie van God met Zijn schepping. Wanneer het westen zegt dat de Heilige Geest voortkomt uit de Vader en de Zoon en wanneer de orthodoxie zegt dat Hij voortkomt uit de Vader alleen, dan refereert men niet naar de uiterlijke activiteit van de Drie-eenheid tegenover de schepping, maar spreekt men van zekere eeuwige relaties, die bestaan binnen de godheid, relaties die bestonden voor de wereld werd geschapen.. Maar alhoewel de orthodoxen niet akkoord zijn met het westen over de eeuwige voortkoming van de Heilige Geest, aanvaarden zij volledig de zending van de Geest . Hij is in de wereld gezonden door de Zoon. Hij is in waarheid ‘de Geest van de Zoon’Het standpunt van de orthodoxie is gebaseerd op de woorden van Christus:'Wanneer de Trooster komt, die ik u zenden zal van de Vader, de Geest der waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van Mij getuigen'(Joh. XV,26).
Christus zendt de Geest, maar de Geest komt voort uit de Vader : dit is het wat de Bijbel ons zegt, en dit is de leer van de orthodoxie. Wat de orthodoxie niet leert is, en wat de Bijbel nooit heeft gezegd is, dat de Geest voortkomt uit de Zoon.
Het standpunt van het Westen is, dat de Geest eeuwig voortkomt uit de Vader en de Zoon. En tegen het westen heeft de heilige Photius bevestigd : de Geest komt van eeuwigheid voort uit de Vader alleen en Hij heeft van de Zoon een tijdelijke zending ontvangen. Maar de byzantijnse schrijvers van de XIIIe en de XIVe eeuw - voornamelijk Gregorius van Cyprus, patriarch van Constantinopel van 1283 tot 1289, en Gregorius Palamas - zijn nog verder gegaan dan Photius om te trachten de kloof te overbruggen tussen Oost en West. Daar waar Photius alleen sprak over tijdelijke relaties tussen de Zoon en de Geest, spraken zij van een eeuwige relatie. Nochtans, op het meest essentiële punt kwamen zij overeen met Photius : de Geest is geopenbaard door de Zoon, maar Hij komt niet voort uit de Zoon. De Vader is de enige oorsprong, de enige bron en oorzaak van de godheid. Dit zijn, kort samengevat, de twee standpunten van beide Kerken.
Bekijken we nu even de bedenkingen die de orthodoxie stelt in verband met de westerse opvattingen. Het filioque leidt tot di-théisme of nog : semi-sabellianisme (9). Indien de Zoon, juist zoals de Vader de archè en de bron van de godheid is, bestaan er dan geen twee onafhankelijke bronnen, twee verschillende principes binnen de Triniteit ? Dit is de vraag die de orthodoxen stellen. Blijkbaar niet , want dit zou betekenen dat er twee goden zouden zijn. Als reactie hierop hebben de concilies van Lyon (1274) en Florence (1438-1439) gedefinieerd dat de Heilige Geest voortkomt uit de Vader en de Zoon ‘als uit een zelfde principe’, tanquam ex (ou ab) uno principio'. Vanuit orthodox standpunt echter blijft dit onaanvaardbaar : het di-theisme is wel vermeden,maar de personen van de Vader en de Zoon zijn versmolten en zonder onderscheid. De Capadociërs beschouwden de ‘monarchie’ als datgene wat specifiek kenmerkend is voor de Vader : Hij alleen, binnen de Drie-eenheid, is het principe of arche. Maar de westerse theologie verleent deze kenmerken zowel aan de Zoon als aan de Vader.Op deze manier grijpt er een versmelting plaats van de twee ‘personen’ tot één enkele. En wat is dit anders dan ‘ Sabelius die opnieuw geboren is of een zeker semi-pelagiaans monster ?’, zoals de Heilige Photius het zegt (10).
Laten we nu even van naderbij de beschuldiging van semi-pelagianisme onder ogen nemen.
De orthodoxe leer over de Drie-eenheid heeft een eenheidsprincipe die persoonlijk is, maar het westen daarentegen vindt het eenheidsprincipe in de essentie van God. Voor de orthodoxen
overschaduwd door de gemeenschappelijke natuur. Men denkt niet meer over God in concrete en persoonlijke termen, maar als een essentie binnen dewelke zich verschillende relaties onderscheiden. Deze manier van denken vindt haar hoogtepunt bij Thomas van Aquino. Hij gaat zelfs de personen identificeren met hun relaties : personae sunt ipsae relationes (11)
Voor de orthodoxe denkers geeft dit maar een pover idee van de persoonlijkheid. De relaties, zeggen zij, zijn de personen niet; zij zijn de persoonlijke kenmerken van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Gregorius van Palamas zegt het zo : ‘De hypostatische karakteristieken zijn niet de hypostase zelf, maar zij kenmerken de hypostase’(12). De relaties tussen de personen doen in geen enkele mate afbreuk aan het mysterie van elk der personen. Door zodanig de nadruk te leggen op de essentie en niet op de personen maakt de scholastieke theologie van God een abstract idee, Hij wordt een ver verwijderd, onpersoonlijk zijn, waarvan het bestaan bewezen kan worden met metafysische argumenten. Hij wordt de God der filosofen en is niet langer de God van Abraham, Isaak en Jacob. De orthodoxen daarentegen zijn minder dan de latijnen geinteresseerd in filosofische bewijzen voor het bestaan van God. Een directe , levendige ontmoeting met een persoonlijke, concrete God is veel belangrijker dan filosofische argumentatie over het bestaan van God.
Om al deze redenen beschouwen de orthodoxen het filioque als gevaarlijk en ketters : het vermengt de personen en het vernietigt het delicate evenwicht tussen de eenheid en de verscheidenheid binnen de godheid.Het legt het accent op de ondeelbaarheid en niet op het trinitaire aspect. God wordt gezien als een abstracte idee en té weinig als een concrete persoonlijkheid. Meer nog : het filioque geeft aan vele orthodoxen de indruk dat in het westers denken de Heilige Geest ondergeschikt is aan de Zoon, zoniet in theorie, dan toch in de praktijk. Het Westen schenkt té weinig aandacht aan de rol van de Heilige Geest in de wereld, de Kerk en in het dagelijks leven van elke mens.
De orthodoxe schrijvers beweren bovendien dat de twee gevolgen van het filioque , de ondergeschiktheid van de Geest en de extreme benadrukking van de eenheid van God hebben geleid tot een afwijking in de rooms- katholieke leer over de Kerk. Het westen heeft het belang van de rol van de Heilige Geest geminimaliseerd. Het ziet de Kerk té veel als een werelds instituut met tijdelijke wereldse macht. En zoals de westerse leer de eenheid van God te veel heeft geaccentueerd ten nadele van de verscheidenheid, zo heeft ook de eenheid van de Kerk getriomfeerd boven de verscheidenheid. Het gevolg daarvan is een buitensporige centralisatie van het gezag en een té sterke benadrukking van het pauselijk gezag.
Deze twee wijzen van denken met betrekking tot God, gaan samen met twee verschillende wijzen van denken over de Kerk. Het filioque en de pauselijke aanspraken, deze twee diepe oorzaken van het schisma tussen Oost en West, hebben wel degelijk een verband met elkaar (13).
Uit het boek : «l'Orthodoxie - L Eglise des sept conciles» pp.285-319.
Vertaling : Kris Biesbroeck
————————
http://krisbiesbroeck.skynetblogs.be/archive/2009/03/18/kallistos-ware-god-en-mens-deel-1-de-drie-ene-god.html