punky abaya Schreef:
——————————————————-
> het midden oosten gaat het nieuwe machtscentrum
> van de wereld worden en niet china. Het zal de
> hele wereld schrik aanjagen, zowel militair als
> economisch.
Bs'd
En niet zomaar “het midden oosten”, maar ISRAEL zal het nieuwe financiele centrum van de wereld worden, als ook het militaire centrum.
En dat zal de hele wereld geen schrik aanjagen, maar men zal, zoals gewoonlijk, zo jaloers worden, dan men wederom gaat proberen alle joden uit te moorden, en het geld goud en goed te roven, en dan krijg je het volgende:
1 Het woord J-H-W-H kwam tot mij: 2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3 en zeg: zo zegt de Here J-H-W-H: zie, ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters, allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs en Puteeërs, allen met schild en helm; 6 Gomer en al zijn krijgsbenden; Bet-Togarma ver in het noorden met al zijn krijgsbenden – vele volken met u. 7 Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u gevoegd hebben; wees gij hun tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw krijgsbenden, en vele volken met u.
10 Zo zegt de Here J-H-W-H: Te dien dage zullen er plannen in uw hart opkomen; gij zult een boze aanslag beramen, – 11 gij zult zeggen: ik zal optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen op vreedzame lieden, die in gerustheid wonen, allen zonder muur, grendels of poorten – 12 om buit te maken en roof te plegen, om uw hand te keren tegen de weer bewoonde puinhopen en tegen een natie die uit het gebied der volken bijeengebracht is, die have en goed heeft verworven, die op de navel der aarde woont. 13 Seba, Dedan, de handelaars en al de machtigen van Tarsis zullen tot u zeggen: Komt gij om buit te maken; hebt gij uw schare bijeengeroepen om roof te plegen, om zilver en goud weg te slepen, om have en goed te bemachtigen, om een grote buit te maken?
14 Daarom, profeteer, mensenkind, en zeg tot Gog: Zo zegt de Here J-H-W-H: zult gij het niet gewaarworden, te dien dage als mijn volk Israël in gerustheid woont? 15 Dan zult gij komen uit uw woonplaats uit het verre noorden, gij en vele volken met u, allen ruiters, een grote schare en een talrijk leger, 16 en gij zult optrekken tegen mijn volk Israël als een wolk die het land bedekt. In toekomende dagen zal het geschieden, dat Ik u doe optrekken tegen mijn land, opdat de volken Mij leren kennen, wanneer Ik Mij voor hun ogen aan u, o Gog, de Heilige betonen zal.
17 Zo zegt de Here J-H-W-H: Zijt gij het, van wie Ik in vroegere dagen gesproken heb door de dienst van mijn knechten, de profeten van Israël, welke in die dagen jarenlang geprofeteerd hebben, dat Ik u tegen hen zou doen optrekken? 18 Maar te dien dage, wanneer Gog komt in het land van Israël, luidt het woord van de Here J-H-W-H, dan zal mijn grimmigheid opstijgen in mijn neus, 19 en in mijn naijver, in het vuur mijner verbolgenheid, zal Ik spreken: Waarlijk, te dien dage zal een zware aardbeving het land van Israël teisteren. 20 Ja, beven zullen voor Mij de vissen der zee, het gevogelte des hemels, het gedierte des velds en al het kruipend gedierte dat op de aardbodem kruipt en alle mensen die op de aarde leven; de bergen zullen neerstorten, de bergwanden zullen vallen, elke muur zal ter aarde storten. 21 Dan zal Ik op al mijn bergen het zwaard tegen hem oproepen, luidt het woord van de Here J-H-W-H; het zwaard van de een zal tegen de ander zijn. 22 Ik zal met hem in het gericht treden door pest en door bloed; stromende regen en hagelstenen, vuur en zwavel zal Ik doen neerregenen op hem, op zijn krijgsbenden en op de vele volken die met hem zijn; 23 Ik zal Mij groot en heilig betonen en Mij doen kennen ten aanschouwen van vele volken; en zij zullen weten, dat Ik J-H-W-H ben.
1 ‘Mensenkind, profeteer tegen Gog: “Zo spreekt J-H-W-H GOD: Ik kom op u af, Gog, vorst van Ros, Mesek en Tubal. 2 Ik kom u halen, Ik jaag u voor me uit en laat u uit het hoge noorden oprukken naar het bergland van Israël. 3 Daar sla Ik de boog uit uw linker- en de pijlen uit uw rechterhand. 4 Op de bergen van Israël zult u vallen met uw troepen en uw bondgenoten. Door allerlei roofvogels en wilde dieren laat Ik u verslinden. 5 In het open veld zult u sneuvelen: Ik heb gesproken – godsspraak van J-H-W-H GOD. 6 Ik laat vuur neerkomen op Magog en op de eilanden die zich veilig wanen. Dan zullen ze erkennen dat Ik J-H-W-H ben.
7 Ik openbaar mijn heilige naam aan Israël, mijn volk, en laat hem niet langer schenden. En de volken zullen erkennen dat Ik J-H-W-H ben, de Heilige van Israël. 8 Werkelijk, het zal gebeuren, zo zal het zijn op de dag die Ik voorspeld heb – godsspraak van J-H-W-H GOD.
9 Dan komen de inwoners van Israël uit hun steden en steken de brand in de wapens: schild en rondas, bogen en pijlen, knotsen en speren. Zeven jaar lang stoken zij daarmee hun vuren. 10 Ze hoeven geen hout van de velden te halen of in de bossen te kappen: al die tijd stoken zij hun vuren met die wapens. Ze plunderen hun plunderaars en beroven hun rovers – godsspraak van J-H-W-H GOD.
11 Op die dag wijs Ik in Israël als graf voor Gog het Abarimdal aan, oostelijk van de zee. Iedereen die daar door wil, vindt de weg versperd, want daar ligt Gog met al zijn legers begraven; het heet ook Dal van Gogs legers. 12 Zeven maanden lang zullen de Israëlieten graven delven en het land zuiveren. 13 Heel de bevolking zal eraan meedoen en dat zal hun tot eer strekken op de dag dat Ik mijn heerlijkheid openbaar – godsspraak van J-H-W-H GOD. 14 Bovendien zullen mensen worden aangesteld om, als de zeven maanden voorbij zijn, het land te doorkruisen en alle lijken die ze nog mochten aantreffen, te begraven en zo het hele land te zuiveren. 15 Overal waar ze op hun tocht mensenbeenderen vinden, zetten ze een teken, zodat ze door de doodgravers begraven worden in het dal van Gogs legers, 16 niet te verwarren met de stad van die naam. Zo zal het hele land gezuiverd worden.” ’
17 ‘Mensenkind,’ zo spreekt J-H-W-H GOD: ‘Zeg tegen de vogels en alle wilde dieren: “Verzamelen! Kom van alle kanten bijeen voor het offermaal, het reusachtig offermaal dat Ik voor u aanricht op de bergen van Israël. Kom vlees eten en bloed drinken, 18 het vlees van helden en het bloed van de vorsten van de aarde: van rammen, bokken, schapen en stieren, allemaal mestvee uit Basan. 19 Eet u dik aan het vet, drink u zat aan het bloed van het offermaal dat Ik voor u aanricht. 20 Doe u te goed aan mijn tafel, aan paarden en ruiters, aan helden en soldaten – godsspraak van J-H-W-H GOD.” 21 Zo zal Ik mijn heerlijkheid tonen aan de volken. Ze zullen allen het vonnis voelen dat Ik aan hen voltrek, en mijn machtige hand, die op hen drukt. 22 Vanaf die dag zal Israël erkennen dat Ik J-H-W-H ben, hun God.