Stel je voor: je bent christen en je valt op kinderen. Liefst baby's.
En dan belijd je een schepsel van God te zijn, je gelooft in Jezus Christus als degene die je van je zonden redt -wat dat dan ook moge betekenen- en je wilt uiteraard daarnaar leven. Natuurlijk verdiep je je in de aard van pedofilie, en uiteindelijk begrijp je dat jouw genen bepalen wie jij bent, en waar de wortels van je gedrag liggen. Dat jouw pedofilie het gevolg is van zo'n gen en dat dit helemaal buiten jouw wil om gaat.
Probeer je nu eens voor te stellen dat jijzelf met dat probleem zit. Niet een ander, nee, jij zelf. Probeer te ervaren hoe eenzaam je je dan voelt tussen andere mens. De verstoting, vijandigheid en onbegrip die je dan tegen komt.
Ervaar hoe je jezelf haat. Hoe je zó graag een ander wilt zijn - maar dat niet mag van je genen.
In deze situatie zitten christelijke pedofielen van nu. En in sommige heel behoudende streken in Nederland ook (hoe is het Godbetert nog mogelijk) ook nog homofielen.
Na deze arvaring van hoe een pedofiel zich voelt keer je terug naar jezelf en de bijbel.
Je leest in de zaligsprekingen het woord van Jezus:
Math.11
28 Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; 29 neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; 30 want mijn juk is zacht en mijn last is licht.
Hoe kan onze gelovige, Jezus-aanvaardende pedofiel rust vinden? Hoe moet je het mijn juk is zacht en mijn last is licht voor hem uitleggen?
Wanneer geldt dat Jezus' normen zacht en licht zijn?