Eliyahu Schreef:
——————————————————-
> LeSage Schreef:
> ————————————————–
> —–
>
> > Mijn vraag aan jullie: wordt bij jullie in de
> kerk
> > de wet nog wekelijks voorgelezen, en wat is
> jullie
> > gedachte daarover?
> > Als dat niet meer gebeurt, blij dat dat niet
> meer
> > zo is, of zou het weer ingevoerd moeten worden?
>
>
> Bs'd
>
> Wat heeft het voor zin om de wet voor te lezen als
> die toch niet nageleefd wordt?
De wet kon ook niet nageleefd worden,want de wet was volmaakt…en onvolmaakte mensen kunnen nooit een
volmaakte wet naleven.
De wet aan Israel,ook wel de wet van Mozes genoemd was uniek.
Gods wet voor Israël — de wet van Mozes
In 1513 v.G.T. gaf Jehovah in de Wildernis van Sinaï via zijn middelaar Mozes de Wet aan Israël. Tijdens de inwijding van de Wet bij de berg Horeb vond er een ontzag inboezemende tentoonspreiding van Jehovah’s macht plaats Ex 19:16-19; 20:18-21; Heb 12:18-21, 25, 26.
Het verbond werd bekrachtigd met het bloed van stieren en bokken. Het volk bracht gemeenschapsoffers. Het boek van het verbond werd aan hen voorgelezen, waarna zij zich bereid verklaarden alle woorden die Jehovah gesproken had, te gehoorzamen. Veel van de vroegere patriarchale wetten waren in de door bemiddeling van Mozes gegeven Wet opgenomen. — Ex 24:3-8; Heb 9:15-21.
De eerste vijf boeken van de bijbel,Genesis t/m Deuteronomium, worden dikwijls aangeduid als de Wet.
Soms wordt deze uitdrukking op de gehele verzameling geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften toegepast. Maar over het algemeen verdeelden de joden de gehele verzameling Hebreeuwse Geschriften in drie onderdelen, namelijk ..de wet van Mozes, de Profeten en de Psalmen…Lu 24:44.
Geboden die door bemiddeling van de profeten werden bekendgemaakt, waren bindend voor Israël.
In de Wet werd Jehovah als de absolute Soeverein erkend. Hij was ook in een bijzondere betekenis Koning. Aangezien Jehovah zowel God als Koning van Israël was, gold ongehoorzaamheid aan de Wet als een religieus vergrijp en als majesteitsschennis, een belediging van het Staatshoofd, in dit geval van de Koning Jehovah.
Over David en Salomo alsook hun opvolgers op de troon van Juda werd gezegd dat zij op Jehovah’s troon zaten 1Kr 29:23. Menselijke koningen en regeerders in Israël waren verplicht de Wet te houden, en wanneer zij despotisch gingen optreden, waren zij wetsovertreders die zich voor God moesten verantwoorden 1Sa 15:22, 23
Koningschap en priesterschap waren gescheiden, wat tot evenwicht in machtsverhoudingen bijdroeg en een bescherming vormde tegen tirannie. Hierdoor werden de Israëlieten er steeds aan herinnerd dat Jehovah hun God en hun werkelijke Koning was. De verhouding van de afzonderlijke persoon tot God en tot zijn naaste werd in de Wet nauwkeurig omschreven, en een ieder kon door middel van de priesterregeling tot God naderen.
Onder de Wet hadden de Israëlieten een koninkrijk van priesters en een heilige natie kunnen worden Ex 19:5, 6.
Daar de Wet exclusieve toewijding aan Jehovah eiste, elke vorm van intergeloof streng verbood en nauwkeurige voorschriften inzake religieuze reinheid en voedsel bevatte, vormde ze een ’muur’ die de natie op een in het oog springende wijze afgescheiden hield van andere natiën Ef 2:14. Het was voor een jood praktisch niet mogelijk een tent of huis van een niet-jood te betreden of met niet-joden te eten zonder in religieus opzicht onrein te worden.
Toen Jezus op aarde was, dacht men dat een jood zich al verontreinigde als hij een huis of gebouw van een niet-jood of heiden binnenging Jo 18:28; Han 10:28.
De heiligheid van het leven en de waardigheid en de eer van de familie, van het huwelijk en van de persoon werden beschermd. Bovendien had de door het Wetsverbond in het leven geroepen strikte religieuze afgescheidenheid een gunstige uitwerking op de gezondheid van de Israëlieten en beschermde ze hen tegen ziekten die onder de hen omringende natiën algemeen voorkwamen. De wetten inzake morele reinheid en fysieke hygiëne alsook de voedselvoorschriften wierpen, indien ze werden gehoorzaamd, ongetwijfeld grote voordelen af.
Maar het werkelijke doel van de Wet was, zoals de apostel Paulus uiteenzette, overtredingen openbaar te maken, totdat het zaad gekomen zou zijn. De Wet was een leermeester . . . die tot Christus leidt, ze wees vooruit naar Christus als het werkelijke doel dat men steeds voor ogen moest houden …Christus is het einde van de Wet… en toonde aan dat alle mensen, met inbegrip van de joden, aan de zonde onderworpen zijn en dat leven niet kan worden verworven door werken der wet…Ga 3:19-24; Ro 3:20; 10:4.
Ze was geestelijk, van God afkomstig en heilig…Ro 7:12, 14.
In Efeziërs 2:15 wordt ze „de uit verordeningen bestaande Wet der geboden” genoemd. Ze was een volmaakte maatstaf en kenmerkte degene die haar kon houden, als volmaakt, als het leven waardig Le 18:5; Ga 3:12.
Daar onvolmaakte mensen de Wet niet konden houden, toonde ze aan dat ’allen gezondigd hebben en niet de heerlijkheid Gods bereiken’ Ro 3:23.
Alleen Jezus Christus heeft zich er onberispelijk aan gehouden. — Jo 8:46; Heb 7:26.
Aangezien de Wet tevens als ’een schaduw van de toekomstige goede dingen’ diende en de daarmee verbonden dingen „voorafbeeldingen” waren, beriepen Jezus en de apostelen zich er vaak op om dingen die betrekking hadden op de hemel alsmede aangelegenheden betreffende de christelijke leer en het christelijke gedrag te verklaren. Ze vormt voor een christen derhalve een essentieel en noodzakelijk studieterrein….Heb 10:1; 9:23.
Jezus zei dat de gehele Wet hing aan de twee geboden, namelijk God en zijn naaste lief te hebben Mt 22:35-40. Het is interessant dat in het boek Deuteronomium,waar de Wet in enigszins gewijzigde vorm werd weergegeven met het oog op Israëls nieuwe omstandigheden in het Beloofde Land, het Hebreeuwse woord voor liefhebben meer dan twintigmaal voorkomt.
De Tien Woorden Ex 34:28) of de Tien Geboden vormden de kern van de Wet, maar daarmee samenhangend waren er ongeveer 600 andere wetten, die voor de Israëlieten alle evenzeer rechtsgeldig en bindend waren Jak 2:10.
\
De eerste vier van de Tien Geboden definieerden de verhouding van de mens tot God; het vijfde de verhouding tot God en tot ouders; en de laatste vijf de verhouding tot de naaste. Deze laatste vijf waren naar het schijnt gerangschikt naar de ernst van de schade die men zijn naaste berokkende: moord, overspel, diefstal, het afleggen van een vals getuigenis en hebzucht of zelfzuchtige begeerte. Het tiende gebod maakt de Wet uniek in vergelijking met de wetten van alle andere natiën, omdat het zelfzuchtige begeerte verbiedt, een gebod waaraan in feite alleen God gehoorzaamheid kan afdwingen. Het legde feitelijk de vinger op de oorzaak van de overtreding van alle andere geboden. Ex 20:2-17; De 5:6-21; vgl. Ef 5:5; Kol 3:5; Jak 1:14, 15; 1Jo 2:15-17.
De Wet bevatte vele beginselen en richtlijnen. Aan rechters werd de vrijheid verleend de motieven en de geesteshouding van overtreders, alsook de omstandigheden waaronder een overtreding had plaatsgevonden, te onderzoeken en in aanmerking te nemen. Een opzettelijke, oneerbiedige of onberouwvolle overtreder kreeg de volle straf Nu 15:30, 31.
In andere gevallen kon een milder vonnis worden geveld. Hoewel bijvoorbeeld een moordenaar zonder mankeren ter dood gebracht moest worden, kon aan een onopzettelijke doodslager barmhartigheid worden betoond Nu 35:15, 16. De eigenaar van een stier die de gewoonte had stotig te zijn en een mens doodde, kon gedood worden; de rechters konden hem echter ook een losprijs opleggen Ex 21:29-32. Dat in Exodus 22:7 en Leviticus 6:1-7 de strafmaat verschilt, is kennelijk toe te schrijven aan het feit dat in het ene geval sprake was van een opzettelijke dief en in het andere geval van een zondaar die zijn daad vrijwillig bekende.
Aangezien we niet meer onder de wet staan,maar onder de onverdiende goedheid is het zinloos om de wet voor te lezen.
Johanan.