Ik heb ze rauwe spruiten gegeven. Vol verwachting staken ze een spruit in hun mond. Bah, zeiden ze. De eerste hap is niet lekker, zei ik, maar als je doorkauwt, weet je niet wat je proeft. Zij manmoedig doorkauwen. Lekker heh, zei ik. Blijft smerig, zeiden ze, we komen nooit meer bij jou zingen. Goed zo, zei ik, en ik ben geen jij maar u.