Afgezien van de in Mozes’ geschriften opgetekende geslachtsregisters, werden zulke lijsten ook samengesteld door andere officiële kroniekschrijvers, onder wie Samuël, die de boeken Rechters, Ruth en een deel van Eén Samuël heeft geschreven; Ezra, die Eén en Twee Kronieken alsook het boek Ezra heeft geschreven; en Nehemia, de schrijver van het boek dat zijn naam draagt.
In deze geschriften vindt men ook bewijzen dat nog andere personen geslachtsregisters bijhielden, zoals Iddo 2Kr 12:15 en Zerubbabel, die klaarblijkelijk bepaalde dat de gerepatrieerde Israëlieten zich in de geslachtsregisters moesten laten inschrijven (Ezr 2). Tijdens de regering van de rechtvaardige koning Jotham werden de stammen van Israël die in het land Gilead woonden, in een geslachtsregister opgenomen. 1Kr 5:1-17.
Deze geslachtsregisters werden tot aan het begin van onze gewone tijdrekening zorgvuldig bewaard. Dit wordt bewezen door het feit dat elke familie in Israël in staat was naar de stad van zijn vaders huis terug te keren om zich in gehoorzaamheid aan de verordening die Caesar Augustus vlak voor Jezus’ geboorte had uitgevaardigd, te laten inschrijven Lu 2:1-5. Ook wordt er over Zacharias, de vader van Johannes de Doper, opgemerkt dat hij tot de priesterafdeling van Abia behoorde en over Johannes’ moeder Elisabeth dat zij uit de dochters van Aäron was Lu 1:5. Over de profetes Anna wordt gezegd dat zij „uit de stam Aser” kwam Lu 2:36.
En natuurlijk maken de uitvoerige geslachtslijsten van Jezus’ voorvaders in Mattheüs hoofdstuk 1 en Lukas hoofdstuk 3 duidelijk dat zulke registers in de openbare archieven bijgehouden en bewaard werden en voor iedereen toegankelijk waren.
De geschiedschrijver Josephus getuigt van het bestaan van officiële joodse geslachtsregisters wanneer hij zegt: „Ik ben van niet onaanzienlijke afkomst, want ik stam uit een oud priestergeslacht. . . . Mijn voorouders waren geen gewone priesters. Zij voerden hun afkomst terug tot de eerste van vierentwintig priesterafdelingen — op zichzelf al een zeer bijzondere onderscheiding — en daarin tot de meest vooraanstaande clan.” Na erop gewezen te hebben dat zijn moeder van de Hasmoneeën (Asamonaeus) afstamde, besluit hij met te zeggen: „Ziehier de stamboom van mijn geslacht, die ik citeer zoals ik hem aantrof in de openbare registers. Ik lach om de opmerkingen van hen die het aanzien van mijn familie naar beneden willen halen.” Uit mijn leven.
De officiële geslachtsregisters van de joden werden vernietigd, niet door koning Herodes de Grote, zoals Africanus in het begin van de 3de eeuw beweerde, maar blijkbaar door de Romeinen bij de verwoesting van Jeruzalem in 70 G.T. (Flavius Josephus, Tegen Apion, I, 7; De joodse oorlog, II, xvii, 6; VI, vi, 3). Sindsdien kunnen de joden zelfs hun afstamming van de twee belangrijkste geslachtslijnen, namelijk die van David en Levi, niet vaststellen.
Johanan.