Bs'd
Een artikel, gepost op de website van Kerk & Israël Onderweg, dat is een uitgave van de
Protestantse Kerk in Nederland en verschijnt vier maal per jaar.
Vanuit de onopgeefbare verbondenheid van de christelijke gemeente met het Joodse volk wil dit
blad een bron van informatie zijn voor allen die geïnteresseerd zijn in of zich verantwoordelijk weten voor de verhouding van Kerk en Israël.
Uitgever:
Dienstenorganisatie Protestantse Kerk in Nederland
Joseph Haydnlaan 2a
3533 AE Utrecht
Postbus 8504
3503 RM Utrecht
http://www.pkn.nl/kerkenisrael/site/uploadedDocs/BDU_09303_KIO_sept_2009_web.pdf
En daarin staat het volgende:
Jaarthema De Noachitische geboden
Wat zijn de zeven Noachitische geboden?
In de Tora worden de zeven Noachitische regels niet systematisch behandeld. In het boek Genesis staan - volgens de Talmoedische traditie - de meeste Noachitische verboden wel aangeduid.
Soms - zoals in het verbod op moord - worden ze zelfs expliciet beschreven. De verboden op afgoderij en G-dslastering vinden we niet letterlijk terug in Genesis. Maar die zijn bijna vanzelfsprekend in een religieus systeem.
De Tora bevat ook een wet voor niet-Joden, de zeven Noachitische regels. De Tora is niet eenkennig. De Noachitische opdrachten zijn weinig bekend. Om de gedachten te bepalen som ik reeds nu deze zeven voorschriften summier op. Zij luiden:
1. het verbod van afgodendienst
2. het verbod van G-dslastering
3. het verbod van moord
4. het verbod van bloedschande
5. het verbod van diefstal
6. het verbod een lidmaat van een levend dier af te snijden
7. het gebod van rechtspraak.
Archeologische ‘bewijzen’
De zeven Noachitische voorschriften zijn gegeven aan Noach na de zondvloed. Deze geboden gelden voor de hele mensheid, omdat alle mensen afstammen van Noach. Wie zich daaraan houdt, komt in het hiernamaals.
Er zijn vrijwel geen archeologische bewijzen voor het bestaan van deze wetten van de zonen van Noach in de tijd van Noach zelf, die naar de traditionele Joodse berekening ongeveer 4.000 jaar geleden leefde. Archeologen vonden echter geen afgodenbeelden in de aardlagen van na de zondvloed. Dit zou kunnen wijzen op de grote invloed van de Noachitische voorschriften, die afgoderij verbieden. Maar deze ‘bewijzen’ kunnen nauwelijks tot een sluitende conclusie leiden.
Het blijft onduidelijk of dit een gevolg was van het naleven van de Noachitische geboden. Uit oude Joodse bronnen is bekend dat de wetten van Noach eerder overtreden dan in acht genomen werden.
Het verbod van afgoderij is het meest essentiële van deze zeven verboden. Dit is een fundamenteel geloofspunt, waarzonder alle andere opdrachten niet overeind kunnen blijven. We moeten de zeven wetten niet enkel als zeven regeltjes zien. Het zijn eerder zeven categorieën waaruit vele andere regels voortkomen. Veel van de uitwerkingen van de Noachitische voorschriften komen overeen met de Joodse.
Menswaardig bestaan
Evenals in het Jodendom staat in het Noachitisch geloof de eenheid van G-d centraal. G-d bestond voor de aarde bestond en zal blijven bestaan als de aarde niet meer bestaat. Hij is de Schepper van het universum, is onlichamelijk en ondeelbaar: G-d is één.
De profeet Jesaja, die in hoofdstuk 45:18 verklaart dat de wereld geschapen is ‘ter bewoning’, wilde daarmee aangeven dat iedereen gehouden is mee te werken aan en menswaardige en behoorlijke bewoning van de wereld. De Noachitische wetten staan in dienst van een menswaardig bestaan, naast hun religieuze waarde.
Liefdadigheid - tsedaka - of sociale solidariteit geldt voor de zonen van Noach niet als apart gebod. Maar toen het gebrek aan tsedaka zulke extreme vormen aannam dat de rechters van Sedom - volgens een midrasj op Genesis 18:20-21 - zich geroepen voelden de doodstraf uit te spreken over een meisje dat een arme man een korst brood gaf, handelden deze zonen van Noach in flagrante strijd met het idee van een menswaardig bestaan, het basisbeginsel van vrijwel alle voorschriften van Noach. Juristen zouden hier spreken van ‘strijd met het systeem van de wet’. Omdat de rechters van Sedom dit op gruwelijke wijze deden, werden ze ook streng gestraft.
Raph Evers
Raphael Evers (Amsterdam, 1954) is rabbijn en verbonden aan het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap.
Tevens is hij rector van het Nederlands Israëlitisch Seminarium, het opleidingsinstituut voor Joodse leraren en leraressen en rabbijnen.