Maar gij zijt een uitverkoren geslacht…
1 Petrus 2:9
Wanneer je 1 Petrus 2:1-10 leest, gebruikt Petrus tweemaal het woordje ‘uitverkoren’.
Allereerst heeft hij getuigd dat Jezus Christus als de ‘uiterste hoeksteen’ bij God uitverkoren en dierbaar is.
Daarmee bracht hij onder andere onder woorden dat Jezus Christus hiertoe reeds van eeuwigheid door Zijn Vader bestemd is, God heeft Hem ‘uitverkoren’ om de Hoeksteen te zijn waarop Zijn gemeente tot in alle eeuwigheid zal worden gebouwd.
Maar zegt Petrus in de tekst: niet alleen Jezus Christus is uitverkoren,Zijn gelovigen zijn het ook.
Zij zijn een ‘uitverkoren geslacht’!
Dat wil zeggen: ook zij hebben van de eeuwigheid af een plaats in Gods hart.
Door dit nadrukkelijk te stellen, geeft Petrus de lezers van zijn brief nader onderwijs.
Want daarmee maakt hij duidelijk dat alle zegen die zij ontvangen hebben, teruggaat op God!
Het is niet te danken aan henzelf of aan hun ijver (voor zg zelfverlossing) of omdat zij beter zijn dan de ongehoorzamen over wie Petrus in de tekst heeft geschreven.
Nee, alles is in hun leven te danken aan Gods genadige verkiezing! 'Maar gij zijt een uitverkoren geslacht.'
Wie zorgde ervoor dat Gods Woord tot hen kwam? God!
Wie zorgde ervoor dat hun hart geraakt werd? God!
Dat het kwam tot de waarachtige geloofsomhelzing van Jezus Christus, zodat zij als levende stenen gebouwd werden op de Hoeksteen Jezus Christus? Niet zijzelf, maar God!
Het is vandaag de dag niet anders. God is altijd weer de Eerste.
Alles gaat van Hem uit. Gods kinderen zullen daarom altijd van zichzelf afwijzen en uit de grond van hun hart belijden: ‘Mijn God, U zal ik eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan’!
19 Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. 1 Joh. 4