Logica en geloof
Bennoon: Neem mij niet kwalijk, meester, maar uw logica verwart mij met haar onlogica.
Mirdad: Geen wonder, Bennoon, men heeft u «de rechter» genoemd. U pleegt de logica van een zaak te onder¬zoeken alvorens uw oordeel uit te spreken. Bent u zo lang rechter geweest en hebt u nog niet bevonden dat het enige nut van de logica is: de mens van de logica te bevrijden, en hem te voeren tot het geloof dat tot inzicht leidt?
Logica is onvolwassenheid, die haar netten weeft van herfstdraden, met de bedoeling er de behemoth (gedrochtelijk reuzendier) van kennis mee te vangen. Als logica volwassen wordt, worgt zij zichzelf in haar netten en wordt dan getransmuteerd tot geloof, tot diepere kennis.
Logica is een kruk voor de kreupele, maar een last voor de snelvoetige en een nog zwaardere belasting voor de gevleugelde.
Logica is geloof in kindse staat. Geloof is volwassen logica. Wanneer uw logica volwassen wordt, Bennoon, en dat zal ze spoedig zijn, zult u niet meer van logica spreken.
Bennoon: Om van de velg van de tijd over te stappen naar haar as moeten wij noodzakelijk onszelf verloochenen. Kan de mens zijn eigen bestaan wel verloochenen?
Mirdad: Daartoe moet u het zelf verloochenen dat een speelbal is in de handen van de tijd en zó het Zelf tot gelding brengen, dat onvatbaar is voor de goocheltoeren van de tijd.
Bennoon: Kan de verloochening van het ene zelf dan de declaratie zijn van een ander zelf?
Mirdad: Ja zeker: wie het zelf verloochent, declareert het Zelf. Als men gestorven is naar zijn veranderlijke wezen, is men geboren tot onveranderlijkheid. De meeste mensen leven om te sterven. Gelukkig zij, die sterven om te leven.
Bennoon: Toch heeft de mens zijn identiteit lief. Hoe kan hij in God verzinken en zich toch zijn identiteit bewust zijn?
Mirdad: Is het een verlies voor de beek zich in de zee te verliezen en zich zo bewust te worden van zichzelf, evenals de zee? Voor de mens betekent het verliezen van zijn identiteit in God slechts het verliezen van zijn schaduwen, het vinden van de schaduwloze essentie van zijn wezen.
Micaster: Hoe kan de mens, als schepsel van de tijd, vrijkomen van de greep van de tijd?
Mirdad: Zoals de dood u zal verlossen van de dood en het leven u zal bevrijden van het leven, zo zal de tijd u vrijmaken van de tijd. De mens zal zó genoeg krijgen van verandering, dat alles in hem met een onuitblusbaar vuur zal hunkeren naar wat machtiger is dan verandering. En hij zal het zeker in zichzelf vinden.
Gelukkig zijn zij die hunkeren, want zij staan reeds op de drempel van de vrijheid. Hen zoek ik en tot hen spreek ik. Heb ik u niet gekozen omdat ik uw hunkeringen hoorde?
Maar wee hun die meedraaien in de omwentelingen van de tijd en daarin hun vrijheid en hun vrede trachten te vinden. Nauwelijks glimlachen zij over een geboorte, of zij moeten wenen over de dood. Nauwelijks zijn zij verzadigd, of zij worden ontledigd. Nauwelijks hebben zij de vredesduif gevangen, of deze wordt in hun handen tot een strijdlustige gier. Hoe meer zij menen te weten, hoe geringer in waarheid hun kennis is. Hoe meer zij vooruit komen, hoe verder zij achteruit gaan. Hoe hoger zij klimmen, des te dieper zij vallen.
Voor hen zullen mijn woorden als een vaag en hinderlijk gemompel zijn, als gebeden in een gekkenhuis, als fakkels die ontstoken zijn voor blinden. Eerst als ook zij naar vrijheid beginnen te hunkeren, zullen zij hun oren voor mijn woorden openen.
uit Mirdad