Toch is alle kennis, alle openbaring maar beperkt. Omdat wij het volle zien en weten niet aankunnen met ons beperkte verstand, gevoel, ervaren. Er zit iets tussen wat het ‘licht’ van gene zijde moet verzachten, dempen, filteren, zodat wij het aankunnen. Een omfloerst morgenlicht in schemerige mist. We zouden meteen dood zijn als dat volle licht ons zou omstralen. God moet zich dus altijd beperken naar onze tijdelijkheid en beperktheid.
Dat is het mysterie waarin Hij zich hult, de tussenlaag, de bescherming. Een mysterie als paradox. Wij willen zo graag meer weten, meer zien. Wij willen altijd alles. Maar Hij beschermt ons juist.
Die wind, die Ruach, die Geest, die is ook een goddelijke openbaring en ervaring tegelijk. Hij komt van boven. Werkt hier beneden. In mijn lijf, mijn lichaam, mijn geest. Mijn lichaam, een tempel van die Geest. Hoeveel mysteries wil je nog hebben? Hoeveel mysterie wil je nog ervaren?
Conclusie. Openbaring doet ervaren. Maar geloof is meer dan die beide, omdat het de verbindende factor vormt. En toch is er niets van mij bij. Omdat Hij het heeft gedaan. Mysterie in optima forma. De paradox, niet te verklaren. Alleen te aanvaarden. De God die ons zoekt, alleen te aanbidden. Hij is het die mij leven gaf. Hij is het die mij leven doet. Hij is het die mij eeuwig leven belooft.
Nou dan..
En dan nu de titel van je topic; hoe wil je die rijmen met dit bovenstaande.
Joh.17
25 Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend; maar Ik heb U gekend, en dezen hebben bekend, dat Gij Mij gezonden hebt.
26 En Ik heb hun Uw Naam bekend gemaakt, en zal Hem bekend maken; opdat de liefde, waarmee Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij, en Ik in hen.