Joh.1:
1 In
den beginne was het Woord, en het Woord was
bij God, en het Woord was God.
2
Dit was in den beginne bij God.
3
Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.
4
In Hetzelve was het Leven, en
het Leven was het Licht der mensen.
5
En het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.
22 De kaars van het lichaam is
het oog; indien dan uw oog –eenvoudig– is, zo zal uw gehele lichaam verlicht wezen;
23 Maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelf zijn!
24
Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal de ene haten en de andere liefhebben, of hij zal de ene aanhangen en de andere verachten; gij kunt niet God dienen en de Mammon.
Joh.17:
21 Opdat zij allen
één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.
22 En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij één zijn, zoals Wij Eén zijn;
23 Ik in hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in één, en opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.
24
Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad, vóór de grondlegging der wereld.
25 Rechtvaardige Vader,
de wereld heeft U niet gekend; maar Ik heb U gekend,
en dezen hebben bekend, dat Gij Mij gezonden hebt.
26 En Ik heb hun Uw Naam bekend gemaakt, en zal Hem bekend maken; opdat de liefde, waarmee Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij, en Ik in hen.
Joh.8
Jezus het licht der wereld
12 Jezus dan sprak weer tot hen, zeggende:
Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben.
13 De Farizeeën dan zeiden tot Hem: Gij getuigt van Uzelf; Uw getuigenis is niet waarachtig.
14 Jezus antwoordde, en zeide tot hen:
Hoewel Ik van Mijzelf getuig, zo is nochtans Mijn getuigenis waarachtig; want Ik weet, van waar Ik gekomen ben, en waar Ik heenga; maar gij weet niet, van waar Ik kom, en waar Ik heenga.
15 Gij oordeelt naar het vlees; Ik oordeel niemand.
16 En indien Ik ook oordeel, Mijn oordeel is waarachtig; want Ik ben niet alleen, maar Ik en de Vader, Die Mij gezonden heeft.
Joh.9
4
Ik moet werken de werken van Hem, Die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan.
5 Zolang Ik in de wereld ben, zo ben Ik
het Licht der wereld.