In ver vervlogen dagen,
toen de eerste trilling van de spraak
mijn lippen in beweging bracht,
beklom ik de heilige berg en sprak tot God,
zeggende: "Meester, ik ben je slaaf.
Je verborgen wil is mijn wet
en ik zal het tot in de eeuwigheid gehoorzamen'
Maar God antwoordde niet,
en ging voorbij als een machtige storm.
En na duizend jaar besteeg ik weer de berg
en sprak God opnieuw aan,
zeggende: Schepper,
Ik ben je schepsel.
Uit klei heb je me gevormd en
aan jou dank ik alles.'
En God antwoordde niet,
maar ging voorbij als duizenden snelle vleugels.
En na duizend jaar beklom ik opnieuw de berg en
sprak weer tot hem,
zeggende; Vader ik ben je zoon.
In mededogen en liefde heb je me
geboren doen worden,
en door liefde en aanbidding
zal ik je koninkrijk beërven'.
En God antwoordde niet,
en als de mist die de verre heuvels omhult,
ging hij voorbij.
En duizend jaar beklom ik
opnieuw de heilige berg en
sprak opnieuw tot God,
zeggende: ' Mijn God, mijn doel en vervulling:
ik ben jou gisteren en
jij bent mijn morgen.
Ik ben de wortel in de aarde,
en jij bent mijn
bloem in de lucht,
en samen groeien wij op voor
het aangezicht van de Zon'
Toen boog God zich over mij heen
en fluisterde in mijn oren lieflijke woorden,
en zoals de zee een beek in zich
opneemt die naar haar over stroomt,
zo nam hij mij in zich op.
En toen ik naar de valleien afdaalde,
en naar de vlakten
was God daar ook.
Kahlil Gibran