In een tijdschrift kwam ik onderstaand gedichtje tegen, door de anonieme schrijver zelf gemaakt als een weergave van, zoals zij dat omschreef: “de eerste momenten toen ik besloot afstand te nemen van het geloof aan God, maar tegelijkertijd mijzelf me af voelde vragen hoe het nu verder moest met die leegte die daardoor ontstond.”
Mijn voeten zoeken naar een vlakke grond
Onwennig, griezelig
Ik kom voorzichtig overeind om rond te zien
Naar hulp. Waar eerst de bergen waren
is God zelfs nergens meer te zien
Ik ben alleen. Volslagen, moederziel.
Rondom mij is alleen maar mist
Terwijl mijn arme armen zoeken naar
een stok, een staf, een steun,
besef ik dat nog niemand hier
een voet gezet heeft
en men maar makkelijk verdwalen kan