> Ze hadden toen nog
> niet een gebod van God overtreden. Waren DUS
> zondeloos en waren DUS ook onsterfelijk. Of ze dus
> van de boom des levens hadden gegeten of niet.
Die onsterfelijkheid was dus kennelijk ophefbaar.
Maar dat zal de onsterfelijkheid na het eten van de levensboom dan toch ook wel geweest zijn?
Dus waar was God nou precies bang voor?
> Tot dan toe had de mens zich gesplitst in
> mannelijk en vrouwelijk. Vanaf dat moment bepaalde
> God dat de vermenigvuldiging naders zou gaan,
> middels de pijnlijke manier van bevallen.
Zou die rib voor Adam niet pijnlijk zijn geweest?
> Dat houdt in dat Adam in feite nog steeds leeft,
> middels de miljoenen malen overgeerfde genen. Die
> eerste mens ‘zit’ nog steeds in ons, en zolang er
> nog eentje van onze soort over is, leeft die mens
> via de genen dóór. En wij in ons nageslacht. In
> zekere zin is de onsterfelijkheid dus bewaard
> gebleven.
> Alles wat leeft - is in die zin onsterfelijk.
Als het leven op aarde wordt uitgeroeid, bijvoorbeeld door een supernova-explosie van een ster bij de zon in de buurt, dan blijft er van het leven op aarde niet veel over. Dus zo onsterfelijk zijn we nou ook weer niet.
> En Gods Almacht?
> Er bestaat geen oud ventje in een witte jurk met
> een lange baard ergens op een goouden troon
> linksboven in het heelal. Laat staan dat die
> almachtig is. Dat is gewoon onzinnige klinkklare
> kinderbijbellariekoek.
Kan wel zijn, maar Gods almacht is wel onderdeel van het christelijk geloof.