Beste Peri.
Je geeft nu zelf het antwoord.
Als het boek de bijbel op zich heilig zou zijn…. zou een christen er dan op deze manier mee omspringen denk je?
Dit forum staat op alleen-lezen. Je kan hier informatie zoeken en oude berichten terugvinden, maar geen nieuwe berichten plaatsen.
Meer informatie op bijbel.startpagina.nlBij onze Nederlandstalige Bijbels staat er Bijbel op de kaft, maar op de Engelstalige staat er Holy Bible en op de Duitse Bijbel Die Heilige Schrift.
Holy Bible, King James Version
Die Heilige Schrift, M. Luther
Nu mag je natuurlijk wel beweren dat jij de Bijbel niet als het heilige Schrift houdt, omdat we dat niet perse op de kaft drukken, maar daar denken ze over de gehele wereld toch anders over, en ik dus ook.
theo Schreef:
——————————————————-
> Beste Peri.
>
> Je geeft nu zelf het antwoord.
>
> Als het boek de bijbel op zich heilig zou zijn….
> zou een christen er dan op deze manier mee
> omspringen denk je?
Juist omdat de Bijbel heilig is, is dat voor een Christen de reden er op die manier mee om te mogen en kunnen gaan. Als Christen kan en mag je de heilige Bijbel ook op de wc lezen en hem in de handen geven van een ongelovige. Dat is dus een heel andere manier dan hoe moslims met hun boek omgaan die ze als heilig zien en zoals jij ook tegen een heilig boek lijkt aan te kijken. Nogmaals, de Bijbel is heilig en heeft voor Christenen hoog aanzien omdat dat het Woord van God is. Niet het pak papier moeten we met respect behandelen, maar de woorden die erin staan en degene waarvan wij Christenen geloven die ze heeft uitgesproken, onze almachtige Heer en God.
perihelium Schreef:
——————————————————-
> theo Schreef:
> ————————————————–
> —–
> > Beste Peri.
> >
> > Je geeft nu zelf het antwoord.
> >
> > Als het boek de bijbel op zich heilig zou
> zijn….
> > zou een christen er dan op deze manier mee
> > omspringen denk je?
>
>
> Juist omdat de Bijbel heilig is, is dat voor een
> Christen de reden er op die manier mee om te mogen
> en kunnen gaan. Als Christen kan en mag je de
> heilige Bijbel ook op de wc lezen en hem in de
> handen geven van een ongelovige. Dat is dus een
> heel andere manier dan hoe moslims met hun boek
> omgaan die ze als heilig zien en zoals jij ook
> tegen een heilig boek lijkt aan te kijken.
> Nogmaals, de Bijbel is heilig en heeft voor
> Christenen hoog aanzien omdat dat het Woord van
> God is.
> Niet het pak papier moeten we met respect
> behandelen,
Juist… en wat schreef ik !!!!!!?????
> maar de woorden die erin staan en
> degene waarvan wij Christenen geloven die ze heeft
> uitgesproken, onze almachtige Heer en God.
theo Schreef:
——————————————————-
> perihelium Schreef:
> ————————————————–
> —–
> > theo Schreef:
> >
> ————————————————–
>
> > —–
> > > Beste Peri.
> > >
> > > Je geeft nu zelf het antwoord.
> > >
> > > Als het boek de bijbel op zich heilig zou
> > zijn….
> > > zou een christen er dan op deze manier mee
> > > omspringen denk je?
> >
> >
> > Juist omdat de Bijbel heilig is, is dat voor
> een
> > Christen de reden er op die manier mee om te
> mogen
> > en kunnen gaan. Als Christen kan en mag je de
> > heilige Bijbel ook op de wc lezen en hem in de
> > handen geven van een ongelovige. Dat is dus een
> > heel andere manier dan hoe moslims met hun boek
> > omgaan die ze als heilig zien en zoals jij ook
> > tegen een heilig boek lijkt aan te kijken.
> > Nogmaals, de Bijbel is heilig en heeft voor
> > Christenen hoog aanzien omdat dat het Woord van
> > God is.
>
>
>
> > Niet het pak papier moeten we met respect
> > behandelen,
>
> Juist… en wat schreef ik !!!!!!?????
Je benadrukt in deze topic wat volgens jou niet het Woord van God is en wat volgens jou niet een eenheid is in het Woord van God. Dat moet je zelf weten, maar dan kan je je afvragen waarom je de nadruk legt op wat niet gelovigen ook beweren en hoe dat te rijmen is met de heilige Schrift en de eenheid die er is in het Woord van God.
>
>
> > maar de woorden die erin staan en
> > degene waarvan wij Christenen geloven die ze
> heeft
> > uitgesproken, onze almachtige Heer en God.
Frederik D Schreef:
——————————————————-
> Ik lees toch dat God zegt dat elk offer hem
> gestolen kan worden, dus alle offers aan afgoden
> (onbestaande goden?) en alle offers aan hem.
Frederik je leest het goed.
De Here heeft onder bepaalde omstandigheden een afkeer van de offers van zijn volk.
Deze omstandigheden zijn:
- Dat het volk niet precies de offers brachten naar de inzettingen die het daarvoor gekregen had.
Zie Leviticus 10 vers 1 t/m 9.
1 En de zonen van Aäron, Nadab en Abíhu, namen een ieder zijn wierookvat, en deden vuur daarin, en legden reukwerk daarop, en brachten vreemd vuur voor het aangezicht des HEEREN, hetwelk Hij hun niet geboden had.
2 Toen ging een vuur uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde hen; en zij stierven voor het aangezicht des HEEREN.
3 En Mozes zeide tot Aäron: Dat is het, wat de HEERE gesproken heeft, zeggende: In degenen, die tot Mij naderen, zal Ik geheiligd worden, en voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt worden. Doch Aäron zweeg stil.
4 En Mozes riep Misaël en Elzafan, de zonen van Uzziël, den oom van Aäron, en zeide tot hen: Treedt toe, draagt uw broederen weg, van voor het heiligdom tot buiten het leger.
5 Toen traden zij toe, en droegen hen, in hun rokken, tot buiten het leger, gelijk als Mozes gesproken had.
6 En Mozes zeide tot Aäron, en tot Eleázar, en tot Ithamar, zijn zonen: Gij zult uw hoofden niet ontbloten, noch uw klederen verscheuren, opdat gij niet sterft, en grote toorn over de ganse vergadering kome; maar uw broederen, het ganse huis van Israël, zullen dezen brand, dien de HEERE aan gestoken heeft, bewenen.
7 Gij zult ook uit de deur van de tent der samenkomst niet uitgaan, opdat gij niet sterft; want de zalfolie des HEEREN is op u. En zij deden naar het woord van Mozes.
- Dat het volk zowel offers bracht aan de afgoden als in de tempel en dus twee of meerdere goden er op na hielden.
21 Toen naderde Elía tot het ganse volk, en zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baäl is, volgt hem na! Maar het volk antwoordde hem niet een woord.
22 Toen zeide Elía tot het volk: Ik ben alleen een profeet des HEEREN overgebleven, en de profeten van Baäl zijn vierhonderd en vijftig mannen.
23 Dat men ons dan twee varren geve, en dat zij voor zich den enen var kiezen, en denzelven in stukken delen, en op het hout leggen, maar geen vuur daaraan leggen; en ik zal den anderen var bereiden, en op het hout leggen, en geen vuur daaraan leggen.
24 Roept gij daarna den naam van uw god aan, en ik zal den Naam des HEEREN aanroepen; en de God, Die door vuur antwoorden zal, Die zal God zijn. En het ganse volk antwoordde en zeide: Dat woord is goed.
25 En Elía zeide tot de profeten van Baäl: Kiest gijlieden voor u den enen var, en bereidt gij hem eerst, want gij zijt velen; en roept den naam uws gods aan, en legt geen vuur daaraan.
26 En zij namen den var, dien hij hun gegeven had, en bereidden hem, en riepen den naam van Baäl aan, van den morgen tot op den middag, zeggende: O Baäl, antwoord ons! Maar er was geen stem en geen antwoorder. En zij sprongen tegen het altaar, dat men gemaakt had.
27 En het geschiedde op den middag, dat Elía met hen spotte, en zeide: Roept met luider stem, want hij is een god; omdat hij in gepeins is, of omdat hij wat te doen heeft, of omdat hij een reize heeft; misschien slaapt hij en zal wakker worden.
28 En zij riepen met luider stem, en zij sneden zichzelven met messen en met priemen, naar hun wijze, totdat zij bloed over zich uitstortten.
29 Het geschiedde nu, als de middag voorbij was, dat zij profeteerden totdat men het spijsoffer zou offeren; maar er was geen stem, en geen antwoorder, en geen opmerking.
30 Toen zeide Elía tot het ganse volk: Nadert tot mij. En al het volk naderde tot hem; en hij heelde het altaar des HEEREN, dat verbroken was.
31 En Elía nam twaalf stenen, naar het getal der stammen van de kinderen Jakobs, tot welke het woord des HEEREN geschied was, zeggende: Israël zal uw naam zijn.
32 En hij bouwde met die stenen het altaar in den Naam des HEEREN; daarna maakte hij een groeve rondom het altaar, naar de wijdte van twee maten zaads.
33 En hij schikte het hout, en deelde den var in stukken, en leide hem op het hout.
34 En hij zeide: Vult vier kruiken met water, en giet het op het brandoffer en op het hout. En hij zeide: Doet het ten tweeden male. En zij deden het ten tweeden male. Voorts zeide hij: Doet het ten derden male. En zij deden het ten derden male;
35 Dat het water rondom het altaar liep; daartoe vulde hij ook de groeve met water.
36 Het geschiedde nu, als men het spijsoffer offerde, dat de profeet Elía naderde, en zeide: HEERE, God van Abraham, Izak en Israël, dat het heden bekend worde, dat Gij God in Israël zijt, en ik Uw knecht; en dat ik al deze dingen naar Uw woord gedaan heb.
37 Antwoord mij, HEERE, antwoord mij; opdat dit volk erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en dat Gij hun hart achterwaarts omgewend hebt.
38 Toen viel het vuur des HEEREN, en verteerde dat brandoffer, en dat hout, en die stenen, en dat stof, ja, lekte dat water op, hetwelk in de groeve was.
39 Als nu het ganse volk dat zag, zo vielen zij op hun aangezichten, en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God!
- Een derde reden dat God een hekel had aan de offers van het volk was als ze God een onrein offer (een kreupel of ziek dier) wilde brengen.
Maleáchi 1,6-14
Bestraffing wegens onheilige offers
6 Een zoon zal den vader eren, en een knecht zijn heer; ben Ik dan een Vader, waar is Mijn eer? En ben Ik een Heere, waar is Mijn vreze? zegt de HEERE der heirscharen tot u, o priesters, verachters Mijns Naams! Maar gij zegt: Waarmede verachten wij Uw Naam?
7 Gij brengt op Mijn altaar verontreinigd brood, en zegt: Waarmede verontreinigen wij U? Daarmede, dat gij zegt: Des HEEREN tafel is verachtelijk.
8 Want als gij wat blinds aanbrengt om te offeren, het is bij u niet kwaad; en als gij wat kreupels of wat kranks aanbrengt, het is niet kwaad! Brengt dat toch uw vorst; zal hij een welgevallen aan u hebben? of zal hij uw aangezicht opnemen? zegt de HEERE der heirscharen.
9 Nu dan, smeekt toch het aangezicht van God, dat Hij ons genadig zij; zulks is van uw hand geschied, zal Hij uw aangezicht opnemen? zegt de HEERE der heirscharen.
10 Wie is er ook onder u, die de deuren om niet toesluit? En gij steekt het vuur niet aan op Mijn altaar om niet. Ik heb geen lust aan u, zegt de HEERE der heirscharen, en het spijsoffer is Mij van uw hand niet aangenaam.
11 Maar van den opgang der zon tot haar ondergang, zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenen; en aan alle plaats zal Mijn Naam reukwerk toegebracht worden, en een rein spijsoffer; want Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenen, zegt de HEERE der heirscharen.
12 Maar gij ontheiligt dien, als gij zegt: Des HEEREN tafel is ontreinigd, en haar inkomen, haar spijs is verachtelijk.
13 Nog zegt gij: Ziet, wat een vermoeidheid! maar gij zoudt het kunnen wegblazen, zegt de HEERE der heirscharen; gij brengt ook hetgeen geroofd is, en dat kreupel en krank is; gij brengt ook spijsoffer; zou Mij zulks aangenaam zijn van uw hand? zegt de HEERE.
14 Ja, vervloekt zij de bedrieger, die een mannetje in zijn kudde heeft, en den Heere belooft, en offert, dat verdorven is! want Ik ben een groot Koning, zegt de HEERE der heirscharen, en Mijn Naam is vreselijk onder de heidenen.
Dit wil niet zeggen dat God de offerdienst niet ingesteld heeft.
In Leviticus 9 kun je zelfs lezen dat God het offer zelf aangestoken heeft om te laten merken dat Hij het op deze manier aannam.
16 Verder deed hij het brandoffer toebrengen, en maakte dat toe naar het recht.
17 En hij deed het spijsoffer toebrengen, en vulde daarvan zijn hand, en stak het aan op het altaar, behalve het morgenbrandoffer.
18 Daarna slachtte hij den os, en den ram ten dankoffer, dat voor het volk was; en de zonen van Aäron leverden het bloed aan hem, hetwelk hij rondom op het altaar sprengde;
19 En het vet van den os, en van den ram, den staart, en wat het ingewand bedekt, en de nieren, en het net der lever;
20 En zij legden het vet op de borsten; en hij stak dat vet aan op het altaar.
21 Maar de borsten en den rechterschouder bewoog Aäron ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Mozes geboden had.
22 Daarna hief Aäron zijn handen op tot het volk, en zegende hen; en hij kwam af, nadat hij het zondoffer, en brandoffer, en dankoffer gedaan had.
23 Toen ging Mozes met Aäron in de tent der samenkomst; daarna kwamen zij uit, en zegenden het volk; en de heerlijkheid des HEEREN verscheen al het volk.
24 Want een vuur ging uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde op het altaar het brandoffer, en het vet. Als het ganse volk dit zag, zo juichten zij, en vielen op hun aangezichten.
Je ziet als de offerdienst onrein was of de mensen niet met een oprecht hart offerden heeft God een afkeer aan die offers.
Aan de andere kant gaf God zegen en bevrijding als het volk met een zuiver hart en zonder dubbele agenda hem offers bracht en om verlossing vroegen.
1 Samuël 7,2-17
De Filistijnen verslagen te Mizpa
2 En het geschiedde, van dien dag af, dat de ark des Heeren te Kirjath-Jeárim bleef, en de dagen werden vermenigvuldigd, en het werden twintig jaren; en het ganse huis van Israël klaagde den HEERE achterna.
3 Toen sprak Samuël tot het ganse huis van Israël, zeggende: Indien gijlieden u met uw ganse hart tot den HEERE bekeert, zo doet de vreemde goden uit het midden van u weg, ook de Astharoths; en richt uw hart tot den HEERE, en dient Hem alleen, zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen rukken.
4 De kinderen Israëls nu deden de Baäls en de Astharoths weg, en zij dienden den HEERE alleen.
5 Verder zeide Samuël: Vergadert het ganse Israël naar Mizpa, en ik zal den HEERE voor u bidden.
6 En zij werden vergaderd te Mizpa, en zij schepten water, en goten het uit voor het aangezicht des HEEREN; en zij vastten te dien dage, en zeiden aldaar: Wij hebben tegen den HEERE gezondigd. Alzo richtte Samuël de kinderen Israëls te Mizpa.
7 Toen de Filistijnen hoorden, dat de kinderen Israëls zich vergaderd hadden te Mizpa, zo kwamen de oversten der Filistijnen op tegen Israël. Als de kinderen Israëls dat hoorden, zo vreesden zij voor het aangezicht der Filistijnen.
8 En de kinderen Israëls zeiden tot Samuël: Zwijg niet van onzentwege, dat gij niet zoudt roepen tot den HEERE, onzen God, opdat Hij ons verlosse uit de hand der Filistijnen.
9 Toen nam Samuël een melklam, en hij offerde het geheel den HEERE ten brandoffer; en Samuël riep tot den HEERE voor Israël; en de HEERE verhoorde hem.
Zo zie je dat jij gelijk hebt met betrekking tot het stukje uit Jeremia omdat God hun offers zowel aan de afgoden als aan God zelf verafschuwde.
Als het volk zich bekeerde en met een zuiver hart de offerdienst gedaan had zou God deze offers aannemen.
Leo.
Weet je zeker dat je deze post als spam wil rapporteren aan de beheerder?
Deze post wordt als spam gerapporteerd aan de beheerder van het forum. Bedankt!
Weet u zeker dat u dit topic wil verwijderen?