Douce Schreef:
——————————————————-
> Er is ook geen meerwaarde, hooguit, omdat Jezus
> dat in het NT zo benadrukt, het eerste gebod
> en…daaruit volgt de rest.
> Ik beweer al diverse keren dat als je 1 gebod
> overtreedt, ze allemaal hebt overtreden. Daaruit
> blijkt dat het niet uitmaakt.
Bs'd
Denk je dat als jij iets beweert, dat het dan een feit is?
> Voor mij geldt dat Jezus de wet heeft vervuld.
Dat heeft hij niet gedaan, hij heeft de wet op verschillende punten overtreden:
Wie was Jezus?
Een artikel van http://www.noahide.com/yeshu.htm
De bijbel waarschuwt ons voor een gevaarlijke valse profeet die zal opstaan om ons geloof in God te beproeven. In Deuteronomium 13 beschrijft God deze profeet als een onderdaan van het joodse volk die ware profetieen zou verkondigen en het vermogen zou hebben om wonderen te doen. God zelf geeft die valse profeet de kracht om wonderen te doen en te profeteren, maar de valse profeet zou proberen om het volk af te trekken van Gods wet en af te leiden naar vreemde goden, voorheen onbekend aan het jodendom. Het doel hiervan zou zijn om te testen of we werkelijk bereid zijn om onder de wet te leven, of dat ons al snel een rad voor de ogen gedraaid wordt en we een vals pad naar redding opgaan. (vers 3-6, 7-8, 11)
In dit bijbelgedeelte gebiedt God herhaaldelijk om de valse profeet terecht te stellen, zodat het kwaad zich niet kan verspreiden en vele zielen verdoemen.
Om geaccepteerd te worden door het volk, zou de valse profeet zich soms voordoen als een rechtvaardige jood die de wet onderhoudt, maar op cruciale momenten zou hij zich tegen een bepaald gedeelte van de wet keren teneinde de breuk te bewerkstelligen. (vers 6 + 7) Dit is de reden van het gebod om niets toe te voegen aan de wet, en er niets van af te doen, en vers 5 waarschuwt ons om standvastig te blijven in alle tradities van de wet.
In Deuteronomium 17 wordt deze valse profeet beschreven als iemand die zal rebelleren tegen de authoriteit van de rechters van het joodse volk, en die terecht gesteld zal worden vanwege zijn rebelleren. (vers 8-13, vooral vers 12) Wie zijn de rechters? Het hoogste gerechtshof in Israel was het Sanhedrin, dat ingesteld was door Mozes, (Ex 18:13-26; Num 11:16-29) en wat meer dan 15 eeuwen heeft bestaan. De leden van het Sanhedrin waren de rabbijnen bekend als “Farizeeërs”. (van het woord “pirushim”, “zij met een verklaring”. God gaf permanente authoriteit aan deze rechters om de wet van God te interpreteren, en het is een gebod om hun beslissingen na te volgen, zonder daarvan ook maar in het minst naar links of naar rechts af te wijken. (Deut 17:11)
Maar de valse profeet zou de authoriteit van het Sanhedrin te discussie stellen, en daarmede zichzelf te openbaren als een kwaadaardig persoon.
In het boek van de profeet Daniel, wordt deze valse profeet beschreven als een koning, (de elfde hoorn op een vreselijk beest) die oorlog zou voeren tegen de joden (“de heiligen”, zie Deut 14:2 waar het joodse volk zo genoemd wordt) en hij zou de wet, inclusief de kalender en de feestdagen, veranderen. (Daniel 7:8, 20-25)
Op andere plaatsen wordt deze valse profeet beschreven als een koning die de God van zijn vaderen opzij zou schuiven, en zichzelf als een god zou verheffen, en eer zou bewijzen aan zijn eigen godheid. (Daniel 11:36-39)
De persoon hede ten dage bekend als “Jezus” vervulde al deze profetieën. Hij werd een “koning”, (over de christelijke kerk) die de oorspronkelijke wet veranderde, de joodse kalender afschafte, en de bijbelse feestdagen (joods nieuwjaar, grote verzoendag, loofhuttenfeest, bijbels paasfeest, enz) afschafte.
Hij schoof de enige oneindige God van de hebreeuwse bijbel opzij en stelde daar een drie-éénheid voor in de plaats waar hij zelf bij inbegrepen was. En hij overtrad regelmatig regelmatig de wet door vreselijk te zondigen, terwijl hij openlijk de door God gegeven authoriteit van de rabbijnen van het Sanhedrin ter discussie stelde.
Natuurlijk deed JC soms alsof hij de wet respecteerde, maar zo gauw als hij dacht dat hij het ongestraft kon doen, ging hij er dwars tegen in en brak diezelfde wet. In Matt 5:17-19 verklaart hij dat hij gekomen was om de wet te vervullen, en in Matt 23:1-3 verdedigt hij het gezag van de rabbijnen. Maar de rest van de tijd rebelleerde hij tegen de wet, daarmee te kennen gevend dat zijn sporadische vrome woorden alleen bedoeld waren om zijn kwaadaardige bedoelingen te verbergen.
De volgende zonden van JC zijn vermeld in het “nieuwe testament”:
1. JC schoof de spijswetten terzijde. (Markus 7:18-19) Vergelijk dit met de strikte navolging van de spijswetten van de profeet Daniel in Daniel 1.
2. Hij schoof de wetten inzake het eren van de ouders ter zijde, en riep zijn volgelingen op om hun ouders te haten. Hij gaf ook geen respect aan zijn eigen moeder. (Matt 10:34-36, 12:46-50, Lukas 14:26)
3. Hij schond de sabbath door het plukken van graan, en zette zijn discipelen er toe aan hetzelfde te doen.
4. Hij schond de sabbath nogmaals door een man zijn arm te genezen, wat geen kwestie was van leven of dood, en hij ging openlijk tegen de rabbijnen in door de sabbaths wetgeving overboord te gooien. (Matt 12:9-13, Markus 3:1-5)
5. JC verwierp en schond op een brutale manier de authoiteit van de rabbijnen van het Sanhedrin. (dit is beschreven in vele plaatsen in het NT, maar kijk vooral in Matt 23:12-39, en Joh 8:44-45)
De Babylonische Talmud beschrijft andere zonden van "Jezus de Nazareër:
1. Hij en zijn discipelen praktizeerden tovenarij, zwarte magie, deden joden afdwalen naar afgodendienst, en werden gefinancieerd door vreemde niet-joodse machten ten einde de joodse aanbidding te onderdrukken. (Sanhedrin 43a)
2. Hij was seksueel immoreel, aanbad stenen beelden, (een baksteen wordt vermeld) hij was uitgestoten van het joodse volk vanwege zijn slechtheid, en weigerde om zich te bekeren. (Sanhedrin 107b, Sotah 47a)
3. Hij leerde tovenarij in Egypte, en, om wonderen te verrichten, gebruikte procedures waarbij hij in zijn eigen vlees moest snijden, iets wat uitdrukkelijk verboden is in de Torah. (Shabbos 104b)
De valse, opstandig boodschap van JC is totaal afgewezen door de overgrote meerderheid van het joodse volk, zoals God geboden heeft. Maar jammergenoeg heeft deze boodschap een vreselijk duisternis over de wereld gebracht; vandaag de dag geloven 1,5 miljard niet-joden in JC. Deze verloren zielen denken foutief dat zij verlossing gevonden hebben in JC. Tragisch genoeg staat hun een onaangename verassing te wachten. Waarheid en eeuwig leven worden direkt van God verkregen, door het onderhouden van zijn geboden. Elke “tussenpersoon” doet niets anders dan een scheiding aanbrengen tussen de mens en God:
1. “God is geen man, dat Hij liegen zou; of een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben ….. Want er is geen bezwering in Jacob, geen tovenarij in Israel.” Num 23:21+23
2. Profeterend over de christelijke kerk sprak Mozes: “Want hun rots is niet als onze Rots; ….. Waar zijn hun goden, – de rots, waarbij zij schuilden?” Deut 32:31+37
3. "Ziet nu, dat Ik, Ik het ben, daar is geen God, behalve Mij. Ik dood en doe herleven, Ik verbrijzel en Ik genees,
en niemand is er die redt uit mijn macht. …… Jubelt, gij natiën, om zijn volk, want Hij wreekt het bloed van zijn knechten, Hij oefent wraak aan zijn tegenstanders en verzoent zijn land, zijn volk." Deut 32:39+43
4. “Ik, Ik ben J-H-W-H, en buiten Mij is er geen Verlosser.” Jes 43:11
5. “Zo zegt J-H-W-H, de Koning en Verlosser van Israël, J-H-W-H der heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God. ….. Is er een God buiten Mij? Er is geen andere Rots, Ik ken er geen.” Jes 44:6+8
6. "Israël wordt door J-H-W-H verlost met een eeuwige verlossing; …. Vergadert u en komt, nadert tezamen, gij die uit de volken ontkomen zijt. Zij hebben geen begrip, die hun houten beeld dragen en bidden tot een god die niet verlossen kan. Verkondigt en voert gronden aan. Ja, laten zij tezamen beraadslagen. Wie heeft dit vanouds doen horen, het van overlang verkondigd? Ben Ik het niet, de HERE? En er is geen God behalve Ik, een rechtvaardige, verlossende God is er buiten Mij niet. Wendt u tot Mij en laat u verlossen, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer. Want Ik heb gezworen bij Mij zelf, waarheid is uit mijn mond uitgegaan, een woord dat niet zal worden herroepen: dat voor Mij elke knie zich zal buigen, dat bij Mij elke tong zal zweren. Alleen bij J-H-W-H, zal men van Mij zeggen, is gerechtigheid en sterkte, tot Hem zal men komen; maar beschaamd zullen staan allen die tegen Hem in woede ontstoken zijn; in J-H-W-H wordt het gehele nakroost van Israël gerechtvaardigd en zal het zich beroemen.
Wat is de ware sleutel tot redding? Zij die terugkeren naar de wet, (de zeven Noachidische geboden voor de nakomelingen van Noach, volgens het eeuwige verbond dat God met Noach gemaakt heeft in Genesis 9) en de joden helpen, (Jesaja 60, 61, 66) zullen gered worden en zullen deel hebben aan de wonderen en openbaringen, inclusief Jeremiah 16:19-21 en Zacheriah 8:20-23, al de heidense religies zullen verdwijnen, en hun volgelingen zullen zich keren tot de joden voor geestelijke leiding. Tot die tijd zijn christenen geestelijk blind, en kunnen zij Gods wijsheid in de bijbel niet begrijpen.
> Ieder ander mens is daartoe niet in staat, alle
> serieuze pogingen ten spijt.
Dat is wederom jouw opvatting, God denkt daar anders over:
"Want dit gebod, dat ik u heden opleg, is niet te moeilijk voor u en het is niet ver weg. 12 Het is niet in de hemel, zodat gij zoudt moeten zeggen: Wie zal opstijgen ten hemel, het voor ons halen, en het ons doen horen opdat wij het volbrengen? 13 En het is niet aan de overkant der zee, zodat gij zoudt moeten zeggen: Wie zal oversteken naar de overkant der zee, het voor ons halen, en het ons doen horen opdat wij het volbrengen? 14 Maar dit woord is zeer dicht bij u, in uw mond en in uw hart om het te volbrengen. 15 Zie, ik houd u heden het leven en het goede voor, maar ook de dood en het kwade: 16 doordat ik u heden gebied J-H-W-H, uw God, lief te hebben door in zijn wegen te wandelen en zijn geboden, inzettingen en verordeningen te onderhouden, opdat gij leeft en talrijk wordt en J-H-W-H, uw God, u zegene in het land, dat gij in bezit gaat nemen." Deut 30