Matteüs 25:35-36
Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.”
slapen onder vochtige dekens die morgen een ijslaagje hebben
http://vrijspraak.wordpress.com/2012/12/11/onbestaanbare-bestaanden-slapen-onder-vochtige-dekens-die-morgen-een-ijslaagje-hebben/
PERSOONLIJKE IMPRESSIES UIT KOEKAMP DEN HAAG
Het is zondagmorgen, na de kerkdienst, als we namens de Marcuskerk in Den Haag-Zuid de vluchtelingen op de Koekamp bezoeken. Tegen de achtergrond van het Centraal Station en al die architectonische hoogstandjes van Den Haag, staan zo’n acht tenten op een grasveldje. Van een rafelig geworden spandoek is de tekst nog net te lezen… “In memoriam: Den Haag vredesstad”. Zo profileert de Haagse gemeenteraad onze stad met zijn Vredespaleis en International Court of Justice als stad van vrede en gerechtigheid.
PERMANENT VERBLIJF
Hoe schrijnend om dan je laarzen aan te trekken en het modderige grasveld op te gaan waar plekken sneeuw herinneren aan de afgelopen barre dagen. Het is koud en het regent en, hoewel ik voorbereid was op wat we zouden zien, kijk ik met verbazing naar een open tentje waar ik onze kat nog niet liet slapen. Het is dus echt waar: de tenten moeten aan één kant openblijven want anders is het een ‘permanent verblijf’. Als het niet zo triest was, zou je in lachen uitbarsten. Een permanent verblijf? Deze gammele tentjes van plastic op dit modderige veldje, zonder toilet, douche of fatsoenlijke veldkeuken?
TUSSEN WAL EN SCHIP
Net als in de Vluchtkerk in Amsterdam voeren hier uitgeprocedeerde vluchtelingen actie omdat ze geen kant op kunnen. Ze kunnen niet worden uitgezet omdat hun land niet meewerkt of omdat het te gevaarlijk is in het thuisland. Maar ze mogen hier ook geen bestaan opbouwen door te gaan werken. En zo vallen ze tussen wal en schip en vragen al maanden aandacht voor hun uitzichtloze situatie.
ONBESTAANBARE BESTAANDEN
In de dagtent worden we hartelijk ontvangen met koffie of thee. We merken al snel dat niet onze spullen als truien en eten het belangrijkste zijn maar puur de aandacht die we geven. In het volgende uur praat ik in een mengelmoes van Engels, Nederlands en gebarentaal, met verschillende Irakezen. Het woord dat ik het meeste hoor is ‘ID-card’. Niemand heeft een identiteitsdocument dat bewijst wie hij is, dat hij is, dat hij bestaat. Zij zijn de ‘ongedocumenteerden’ of treffender: ‘de onbestaanbare bestaanden’. Een dertiger laat me een vochtig, gescheurd inschrijfformulier zien van het asielzoekerscentrum in Ter Apel. Hij bewaart het als een schat in zijn portemonnee omdat dit vod het enige papiertje is dat laat zien dat hij wel degelijk iemand is. Ik zal het nooit meer vanzelfsprekend vinden dat ik een paspoort heb dat me recht geeft op een goed bestaan.
EENZAAMHEID
Met een ander kan ik nauwelijks spreken. Ik begrijp dat hij uit Kazachstan komt, al twee jaar door Nederland zwerft, hier geen familie heeft, en zijn ID-kaart moest achterlaten bij de politie of bij de IND, dat is me niet duidelijk. Beide woorden hoor ik steeds weer en ik begrijp dat de meeste vluchtelingen van de een naar de ander worden gestuurd maar er uiteindelijk niks gebeurt. Hij kent geen Engels en kan met slechts drie mensen in het kamp communiceren. Hoe houd je die eenzaamheid vol? Gelukkig zijn gebaren internationaal. Hij pakt mijn hand, we kijken elkaar aan en zitten zo even samen.
WELKOME TOLK
Een derde vluchteling spreekt perfect Nederlands. Hij woont hier dan ook al dertien jaar, is hier naar school geweest maar mocht de middelbare school net niet afmaken toen hij achttien werd. Zijn moeder is met zijn zus terug naar Irak. Omdat hij vanuit Irak geen geboortebewijs heeft, maakt hij ook geen kans op een verblijfsvergunning. Maar wat moet hij nog in Irak? Hij vormt een welkome tolk voor de Irakezen en ons.
KLAPPERENDE WANDEN
Het is onbestaanbaar hoe deze mensen moeten leven. We worden koud door de wind die door de open tent binnenwaait. Maar wij warmen wel weer op in onze comfortabele huizen. Mijn gesprekspartners zullen het moeten doen met deze schamele tenten met klapperende wanden en vannacht slapen zij, voor zover dat lukt, onder vochtige dekens die morgenochtend een ijslaagje hebben.
NIET GEWENST ZIJN
Gelijk met ons is er een delegatie van een moskee uit Rotterdam. Hun betrokkenheid met de vluchtelingen is minstens zo groot als die van ons. Als moslim, als Marokkaan, weten zij immers vanuit eigen ervaring wat het is om niet gewenst te zijn. Ze willen graag samen met ons op de foto. Het lijkt wel of ze verbaasd zijn dat christenen ook omkijken naar vluchtelingen.
Als we weggaan omhelst de contactpersoon me. Ik kan niks zeggen en houd ook hem stevig vast. Dan laat hij los, we kijken elkaar aan en nemen afscheid zonder woorden.
Voor we in de auto stappen, trekken we onze vieze laarzen uit.