erik7 Schreef:
——————————————————-
> Hallo,
>
> Eerder heb ik een paar dingen genoemd, die in het
> OT vreemd zijn als JHWH alleen God is.
> Sowieso wordt er in gezichten een beeld van een
> ‘organisatie’ in de hemel met engelen,
> aartsengelen (waaronder Satan) geschetst die wij
> niet kunnen vatten. Zie alleen al de wonderlijke
> beelden in Ezechiël.
Bs'd
En waarom zou dat vreemd moeten zijn, als God ook engelen en andere wezens geschapen heeft?
Hij heeft mensen geschapen, allerlei soorten dieren, wat is er mis met het scheppen van engelen?
> Ook worden op plaatsen mensen goden genoemd (in de
> betekenis van verhoogd?).
In de betekenis van “rechters”, “machtige mannen”, “leiders”, (Mozes in Ex 4:16).
> In Genesis zegt God: Laat Ons mensen maken, naar
> ons Beeld.
> Wat betekent het meervoud?
Dat God tot de engelen sprak.
Genesis 1:26; “Laat ons mensen maken.” Uit dit vers leert het christendom dat God niet één is maar drie.
Als iemand in een willekeurige tekst het woord “ons” tegenkomt, is er dan ook maar één weldenkend persoon die dan denkt dat dat woordje ‘ons’ betrekking heeft op één enkel persoon met een multiple personality disorder?
Maar waarom, als het christendom het woordje ‘ons’ ziet in de bijbel denkt men dat dan wel? Heel eenvoudig. Het christendom heeft twee of drie goden, en die moeten ze op de één of andere manier toch weer zien te reduceren tot één, want zelfs het NT zegt dat er maar één God is. Dus daarom probeert men drie goden in één god te proppen. Waardoor men zegt dat God zijn eigen zoon is en tegelijkertijd zijn eigen vader.
En de volledig normale uitleg dat bijvoorbeeld God tegen de engelen sprak, daar gaat men aan voorbij. Of de mogelijkheid dat er sprake is van een majesteitsmeervoud.
Sommige christenen proberen de simpele traditioneel joodse verklaring dat God tot de engelen sprak onderuit te halen door te zeggen dat de engelen niet deelnamen aan het scheppingsproces.. Zij wijzen naar Genesis 1:1 en zeggen: “God was de schepper, en niet de engelen.” Maar het is een gegeven feit in het jodendom dat een boodschapper gelijk is aan degene die hem gezonden heeft. Bijvoorbeeld, wanneer iemand met een vrouw trouwt door middel van een boodschapper, dan is het legale effect hetzelfde als wanneer hij haar persoonlijk getrouwd zou hebben.
Een goed bijbels voorbeeld van “een boodschapper is gelijkwaardig aan de zender” is Genesis 19 waar gesproken wordt over de vernietiging van Sodom en Gomorra. God stuurt twee engelen om de stad te vernietigen. De engelen zeggen tegen Lot in vers 13: “want wij gaan deze plaats verwoesten; want groot is het geroep over haar voor de HERE; daarom heeft de HERE ons gezonden om haar te verwoesten.” Hierna zie Lot tegen zijn schoonzoons: “Staat op, verlaat deze plaats, want de HERE gaat de stad verwoesten.” Lot zei niet: “De engelen gaan de stad verwoesten”, Hij zei: “de HERE (J-H-W-H in de hebreeuwse grondtekst) gaat de stad verwoesten.” En in vers 29 staat: “Toen GOD de steden der Streek verwoestte, gedacht God Abraham,” Dus de engelen waren gezonden door God om de stad te verwoesten, maarde bijbel zegt ons dat God het gedaan heeft. En waarom zou hetzelfde niet opgaan voor de schepping?
Maar hoe dan ook, de mens is niet geschapen door een meervoud. Kijk in Genesis 5:1; “Ten dage, dat God Adam schiep”. Hier is het werkwoord “schiep”, “bara” in het hebreeuws, in het enkelvoud. Dit geeft duidelijk aan dat de God die Adam schiep een enkelvoud is, want het werkwoord volgt het onderwerp: Onderwerp meervoud, werkwoord meervoud. Onderwerp enkelvoud, werkwoord enkelvoud. Hetzelfde geldt voor het allereerste vers van de bijbel: “In den beginne schiep God de hemel en de aarde.” Het woord “schiep”, is geschreven in het enkelvoud: “bara”. Als God een meervoud was, dan had het “baroe” moeten zijn.
> Verder in Spreuken 8:
> 22 De HEERE bezat Mij in het beginsel Zijns wegs,
> voor Zijn werken, van toen aan.
> 23 Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest; van
> den aanvang, van de oudheden der aarde aan.
> 24 Ik was geboren, als de afgronden nog niet
> waren, als nog geen fonteinen waren, zwaar van
> water;
> 25 Aleer de bergen ingevest waren, voor de
> heuvelen was Ik geboren.
> 26 Hij had de aarde nog niet gemaakt, noch de
> velden, noch de aanvang van de stofjes der
> wereld.
> 27 Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen
> Hij een cirkel over het vlakke des afgronds
> beschreef;
> 28 Toen Hij de opperwolken van boven vestigde;
> toen Hij de fonteinen des afgronds vastmaakte;
> 29 Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de
> wateren Zijn bevel niet zouden overtreden; toen
> Hij de grondvesten der aarde stelde;
> 30 Toen was Ik een voedsterling bij Hem, en Ik was
> dagelijks Zijn vermakingen, te aller tijd voor
> Zijn aangezicht spelende;
> 31 Spelende in de wereld Zijns aardrijks, en Mijn
> vermakingen zijn met de mensenkinderen.
>
> Waar slaat dit volgens jou op?
Dat staat er helder en duidelijk bij:
Roept de wijsheid niet
en verheft de Verstandigheid niet haar stem?
2 Boven op de hoogten aan de weg,
daar, waar de paden samenkomen, is zij gaan staan,
3 aan de zijde van de poorten, aan de ingang der stad,
waar men de poortdeuren binnengaat, roept zij luide:
4 Tot u, mannen, roep ik
en mijn stem gaat uit tot de mensenkinderen!
5 Gij onverstandigen, leert schranderheid,
gij dwazen, verstaat het met uw hart.
6 Hoort, want ik zal verheven dingen spreken
en mijn lippen openen tot wat recht is.
7 Want waarheid spreekt mijn gehemelte,
een gruwel voor mijn lippen is de goddeloosheid.
8 Al de woorden van mijn mond zijn in gerechtigheid gesproken;
niets daarin is verdraaid en verkeerd.
9 Zij alle zijn voor de verstandige juist,
betrouwbaar voor wie kennis gevonden hebben.
10 Neemt mijn vermaning aan en niet zilver,
en kennis boven uitgelezen goud.
11 Want de wijsheid is beter dan koralen,
al wat men zou kunnen begeren, kan haar niet evenaren.
12 Ik, de wijsheid, woon bij de schranderheid
en ik verkrijg kennis door overleggingen.
13 De vreze voor J-H-W-H is het kwade te haten;
hoogmoed en trots en boze wandel
en een mond vol draaierijen haat ik.
14 Mijner zijn raad en overleg,
ik ben het inzicht; mijner is de kracht.
15 Door mij regeren de koningen
en verordenen de machthebbers recht.
16 Door mij heersen de vorsten
en de edelen, al de rechters der aarde.
17 Ik heb lief wie mij liefhebben,
wie mij ijverig zoeken, zullen mij vinden.
18 Rijkdom en eer zijn bij mij,
duurzaam goed en gerechtigheid.
19 Mijn vrucht is meer waard dan goud, ja dan gelouterd goud,
mijn opbrengst meer dan uitgelezen zilver.
20 Ik wandel op het pad van de gerechtigheid,
midden op de wegen van het recht,
21 om hen die mij liefhebben, bezit te doen beërven;
hun schatkamers zal ik vullen.
22 J-H-W-H heeft mij tot aanzijn geroepen
als het begin van zijn wegen,
vóór zijn werken van ouds af.
23 Van eeuwigheid aan ben ik geformeerd,
van den beginne, eer de aarde bestond.
24 Toen er nog geen oceaan was, ben ik geboren,
toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water.
25 Eer de bergen omlaaggezonken waren,
vóór de heuvelen ben ik geboren;
26 toen Hij het aardrijk en de velden nog niet had gemaakt,
noch de eerste stofdeeltjes der wereld.
27 Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar;
toen Hij een kring trok op het oppervlak van de oceaan,
28 toen Hij de wolken daarboven bevestigde,
en de bronnen van de oceaan met kracht opborrelden,
29 toen Hij aan de zee haar perk stelde,
opdat de wateren zijn gebod niet zouden overtreden,
en Hij de grondslagen der aarde bepaalde,
30 toen was ik een troetelkind bij Hem,
ik was een en al verrukking dag aan dag,
te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht,
31 mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk,
en mijn vreugde was met de mensenkinderen.
32 Nu dan, zonen, luistert naar mij,
want welzalig zijn zij die mijn wegen bewaren.
33 Hoort naar de vermaning, dan wordt gij wijs,
slaat haar niet in de wind.
34 Welzalig de mens die naar mij luistert,
dag aan dag wachthoudende aan mijn deuren,
bewakende de posten van mijn poorten.
35 Want wie mij vindt, heeft het leven gevonden,
hij heeft van J-H-W-H welgevallen verkregen.
36 Maar wie mij mist, doet zijn leven geweld aan;
allen die mij haten, hebben de dood lief.