De eerste zonde wordt algemeen gezien als het meest verschrikkelijke wat de mens heeft kunnen overkomen.
Immers door ongehoorzaam te zijn aan Gods gebod ('je mag van alle bomen eten behalve van de boom de kennis van goed en kwaad') liet de mens zien
dat die mens in staat is om als het erop aan komt er niet voor te kiezen God blindelings gehoorzaam te zijn; er niet voor te kiezen in alles op de wijsheid en voorzienigheid (het ‘vooruit kunnen zien’) van God te vertrouwen.
Hoe moeten we hier nu over denken?
Allereerst moeten we ons afvragen wat er nu precies is gebeurd.
Hééft er letterlijk een eerste mensenpaar bestaan dat geen dierlijke, evolutionaire voorgeschiedenis had, maar door een scheppend Intelligent Opperwezen is gevormd uit de aarde, en dat vervolgens de levensadem in zijn neusgaten geblazen kreeg? (Gen. 2:7)
je kunt het je afvragen. Voor mij is de manier waarop onze hersenen zijn samengesteld op zich al voldoende aanwijzing voor de aanname dat er meer geweest moet zijn dan een plotsklaps uit rode modder ontstane menselijke vorm. En bovendien bestaan we nu eenmaal niet uit modder, maar uit bloed, eiwitten en botten, en heeft het er alle schijn van dat ook de bijbelse figuur Adam uit botten bloed en eiwit heeft bestaan, en zeker niet uit rode modder zoals het Genesisverhaal aangeeft.
Kortom: ik laat het lverhaal voor wat het is, en kies voor de evolutionaire visie op de mens.
Als ik dit (letterlijke) element van het verhaal dus laat voor wat het is, voel ik me gedwongen om me af te vragen in hoeverre ik dan ook de andere elementen van het verhaal moet bezien op hun waarde.
Was er letterlijk een tuin, waarin het tot mens ontwikkelde dier, een poos lang een van het kwaad afgezonderd bestaan heeft geleden? Kende dit menselijke dier niet vormen van lijden, van onmacht, van dood en doodslag, van moeten vechten-om-het-bestaan…..iets wat wij als heel gewoon vinden in de gevallen schepping. En iets wat wij heel ongewoon vinden in een geheelde, van zonden vrije schepping?
Er was weliswaar een dier-mens maar heeft dit wezen een tijd lang onbekommerd gelukkig kunnen leven in een oase van geluk?
Nu we eerder al gekozen hadden voor de evolutionaire kijk op het verhaal van de mens, komen we DUS in allerlei problemen als we desondanks de andere delen van het Genesisverhaal letterlijk willen blijven nemen.
Maar laten we ons dan even ook niet druk maken over hoe we de omstandigheden van dit dier-mens moeten nemen.
Laten we tot de kern van de zaak doordringen: de zondeval
Gods opdracht was: eet van alle bomen, maar eet niet van de boom der kennis van goed en kwaad.
Juist de naamgeving van deze boom bergt m.i. de sleutel tot het goed begrijpen van het verhaal in zich. Het gaat niet om zomaar een goudreinettenboompje; het gaat om de kennis van goed en kwaad. Het inzicht in wat goed is en wat kwaad. Doden is goed als je je land wilt verdedigen; God heeft defensieve oorlogen nooit verboden. Moorden, dus: doodslaan om puur eigen gewin, is daarentegen uitdrukkelijk verboden. Liefhebben is wenselijk, maar het is niet wenselijk als datgene wat je liefhebt al aan een ander gehecht is. God moet je vereren, jazeker. Maar alleen de Ene, en niet datgene wat zich zomaar bij jou aandient als god.
Met andere woorden: de “boom der kennis van goed en kwaad” is bedoeld om kennis op te doen. Inzicht te verwerven in wanneer iets goed is, en wanneer iets kwaad is, en vooral: waarom dat zo is.
Genesis 2:15
15 God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. 16 Hij hield hem het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, 17 maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’
18 God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. 19 Toen vormde hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. 20 De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. 21 Toen liet God, de HEER, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam hij een van zijn ribben weg; hij vulde die plaats weer met vlees. 22 Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens
Iets anders valt mij in dit verband op. Direct na de opdracht om niet te “eten” van die twee tegendelen, van goed enerzijds en kwaad anderzijds, besluit God om van de mens ÓÓK een twee-situatie te maken: man en vrouw. Dat ging niet zonder slag of stoot. “alle levende dieren en alle vogels” (waarom die verbijzondering, zijn vogels geen levende dieren? Waard om voor jezelf eens verder over na te denken) werden uitgeprobeerd. Zou de HG hier een heimelijke verwijzing naar de evolutie in gedachte hebben gehad? We zullen het niet weten. Kennelijk zijn ze geen van allen, van koe tot karekiet, goed bevallen: ‘hij vond geen helper die bij hem paste’. Uiteindelijk, toen Adam kennelijk even niet bij zijn dagelijkse bewustzijn (ook het woordje ‘slaap’ is belangrijk - wanneer slaap je, en wat gebeurt er dan met je?) was, ontstond zijn partner. Een partner die niet door Adam gevonden werd; een partner die niet zelf Adam vond, maar -staat er- ‘en hij (God) bracht haar bij de mens’. En het resultaat?
Onbekend. Zoals eerder bij de experimenten met de dieren, waar Adam kennelijk gewoon in zijn volle dagelijkse bewustzijn bij was, wel een resultaat bekend gemaakt wordt (God vond geen geschikte helper) staat bij het leiden van de vrouw naar Adam geen resultaat. Het is dus voor ons onbekend of God het samenzijn van Adam en dat wat uit Adam genomen is, eeen goed resultaat heeft gevonden of niet.
Uiteindelijk weten we allemaal wel dat hier de liefde een belangrijke rol gaat spelen. Geloof….nee laat ik nu eens de vertaling vertrouwen nemen……Vertrouwen, hoop, en liefde, zij blijven maar de meeste van deze 3 is de Liefde. Moet me natuurlijk wel van het hart dat ik vertrouwen meteen herken als een vorm van liefde. Immers wie vertrouw je het meeste in dit leven dan je partner die je liefhebt?
Het is de liefde die ervoor zal moeten zorgen dat uit het geleid worden van de vrouw naar de man, iets hechts en duurzaams ontstaat, iets wat de partners naar elkaar toe als goede helpers voor elkaar maakt. Het is het vertrouwen in elkaar, misschien beter gezegd: het gelóven in elkaar, de bodem schept voor de hoop die uiteindelijk de drie elementen tot een hechte eenheid maakt.
Maar wat dóet nou die goede helper?
Nadat ze eerst door God naar Adam was geleid - is de volgende keer dat ze zich naar Adam toebeweegt, de beweging die het paradijs vernietigt.
Die het radarwerk van geluk stillegt.
Die aktief aan de gang gaat met wát is goed, en wát is kwaad, en wáárom is het kwade kwáád en het goede góéd - of niet??
Ik weet en waardéér wat het is om goed gevoed te zijn. Omdat ik ook periodes heb gehaken waarin ik honger geleden heb.
Wat het is om mijn woonlasten te kunnen betalen - omdat ik ook periodes heb gekend waarin ik dakloos was.
Wat het is om gezond te zijn - omdat ik ook ziek geweest ben,
Wat het is om een plek te hebben die van mij is - omdat ik ook ergens een vreemdeling was die nergens een eigen plek had.
Een passage uit math 25:
35 Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, 36 ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.” 37 Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? 38 Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? 39 Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?” 40 En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.” 41 Daarop zal hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. 42 Want ik had honger en jullie gaven mij niet te eten, ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken. 43 Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op, ik was naakt en jullie kleedden mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet.”
Jezus laat hier het noodzakelijke verband zien tussen goed en kwaad en de kennis die je daarover dient te hebben.
Wil je de mens zijn zoals God die heeft bedoeld, dan voed je de hongerige, en dan huisvest je de vreemdeling.
je mag dan niet jezelf afzijdig houden.
Kennis hebben van goed en kwaad is riskant. Want als je het goede niet tegenover hat kwade wilt stellen omdat je mens bent, omdat je een helper wilt zijn, omdat je reden wilt geven vertrouwen in je te stellen, omdat je het wáárd bent om op te hopen, omdat je door God geleid wordt, - dan zal het je paradijs vernietigen.