Prachtige woorden, de 10 Woorden.
Deze vertaling is die van de Willibrordbijbel.
Ik vind ze vooral dáárom zo mooi, dat ze universeel zijn. Iedereen zal de wijsheid inzien van de opdracht om op tijd te rusten van je werk. Om niet te doden, en niet je geliefde te bedriegen. Om niet je zinnen te zetten op wat niet van jou is.
Voor mij als iemand-met-een-verleden wat betreft geloven, is dit een verademing.
Dit is wat er van je gevraagd wordt, als je jezelf een vrij mens weet – houd je hier dan aan.
Simple things!
Toen sprak God al* de woorden die hier volgen.
2] ‘Ik ben de heer uw God die u heeft weggeleid uit Egypte, het slavenhuis*. U zult geen andere goden hebben ten koste van Mij.
U zult geen beelden maken, geen* afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde. Buig u niet voor hen neer en bewijs hun geen goddelijke eer, want Ik, de heer uw God, Ik ben voor hen die Mij haten een jaloerse* God die de schuld van de vaders* wreekt op hun kinderen, tot* de derde en vierde generatie. Maar voor hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden ben Ik een God die goedheid bewijst tot aan de duizendste generatie.
U zult de naam van de heer uw God niet lichtvaardig gebruiken, want de heer laat degenen die zijn naam lichtvaardig gebruiken niet ongestraft.
Denk aan de sabbat; die moet voor u heilig zijn. Zes dagen kunt u werken en alle arbeid verrichten. Maar de zevende dag is de sabbat voor de heer uw God. Dan zult u geen enkele arbeid verrichten: uzelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet, uw slaaf niet, uw slavin niet, uw dieren niet, evenmin als de vreemdeling die bij u woont. Want in zes dagen heeft de heer de hemel, de aarde en de zee en al wat ze bevatten gemaakt. Maar de zevende dag heeft Hij gerust en zo de sabbat gezegend en tot een heilige dag gemaakt.
Eer* uw vader en uw moeder. Dan zult u lang leven op de grond die de heer uw God u schenkt.
U zult niet doden
U zult geen echtbreuk plegen.
U zult niet stelen.
U zult niet vals getuigen tegen uw naaste.
U zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste; u zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste, niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, op niets wat hem toebehoort.’