In 2 Petrus 2:5 wordt Noach de 8ste persoon genoemd, dat wijst op het karakter van zijn dagen. De dagen van Noach werd zelfs een vaste uitdrukking die Jezus gebruikte.
Henoch was de 7de in de geslachtslijn vanaf Adam. Noach was de 8ste in nummerieke zin, namelijk van de 8 mensen die gered werden door de vloed heen. De keerzijde hiervan is dat er dus enorme mensenmenigten werden omgebracht door de vloed.
Dit gegeven wordt niet voor niets vermeld in de bijbel, 1 Petrus 3:20 en 2 Petrus 2:5. Het is voor ons van groot belang om de tijd van Noach te overdenken. Zo ook moeten we overdenken dat enige tijd voor Noach een flink aantal engelen gevallen is vanaf zijn hoge positie. Ze worden zonen van god genoemd, Gen. 6:2; 4 Job 1:6; 2:138:7; Ps. 29:1; 89:7. Ze worden geesten genoemd (1 Petrus 3:19) en engelen (2 Petrus 2:4) en Judas 6.
Ergens in het verleden vielen deze engelen. Ze waren ongehoorzaam en hadden gezondigd. Ze hebben hun oorsprong niet bewaard mar deze juist verlaten. Het wezen van hun zonde wordt beschreven in Genesis 6 en 4 en in Judas 7 waar van Sodom en Gomorra gezegd wordt dat ze op gelijke wijze gezondigd hebben als deze engelen en ander vlees zijn nagegaan. Het woord ander is in het Grieks heteras.
Deze engelen worden in de Tartarus bewaard waar ze met eeuwige banden gebonden zijn tot de dag des oordeels. (Judas 6 en 2 Petrus 2:4). Daarom wordt van hen gezegd dat ze nu in de gevangenis zijn. (1 Pet. 3:19). Ze waren angstaanjagend. Ze waren de werkelijkheid waaruit de Griekse mythologie later slechts een vage overlevering heeft bewaard. Die mythologie was niet een verzinsel van het menselijke brein; nee het was een overblijfsel van een oorspronkelijke waarheid die de grieken zelf niet helemaal snapten. Alleen de goddelijke openbaring geeft hier duidelijk zicht op.
Deze afvallige engelen werden Nefilim genoemd. Het waren reuzen, qua grootte als qua slechtheid. De heilige geest noemt hen asebes, ongoddelijk, zonder God (2 Petrus 2:5 en Judas 15).
Wanneer werden deze engelen afvallig?
In Judas 14 lezen we van Henoch die profeteerde van het oordeel van God over de goddelozen. Maar we lezen niet dat het oordeel ook daadwerkelijk is uitgevoerd in zijn dagen. Henoch was weggenomen voordat het er kwam. Ook Noach kondigde de dreiging van dit komende oordeel aan. Hij predikte immers gerechtigheid (2 Pet. 2:5). Dit was geen goddelijke gerechtigheid geopenbaard in genade maar in toorn die van de hemel komt. Rom. 1:18 maakt dit immers bekend als het volgende aspect van gods rechtvaardigheid.
Als de zondvloed het oordeel was waarvan henoch sprak dan heeft de afvalligheid van de engelen plaatsgevonden voor de dagen van henoch. Adam was een tijdgenoot van Henoch die daarna nog 56 jaar leefde voor zijn wegneming. En voor Adams dood werd hem geopenbaard dat hij nog 120 jaar zou leven. Gen. 6:3. Het is duidelijk dat God dit tot Adam had gezegd want er staan de woorden “ha Adam” wat op Adam slaat. Anders zouden de woorden terwijl hij ook vlees is geen zin hebben. Hij was dus 810 toen God dit tegen hem zei. De verwording in verband met de afvallige engelen zal dus enige tijd daarvoor begonnen zijn om zo verspreid te zijn in de dagen van Henoch.
Adam was ook als de rest geworden want Noach was de enige met zijn familie die zich rein had gehouden, zonder smet en oprecht was. Gen. 6:9. De engelen zelf worden bewaard voor het oordeel van de grote dag maar hun nageslacht en de mensen moesten uit de weg worden geruimd. Dit kon alleen door een Zondvloed. Ps. 136:17-22 en Num. 21. Voor hun nageslacht, de Refaïm is er geen opstanding en ook geen oordeel. Hun naam betekent “overleden zijnde”. Jes. 26:19. Dit alles geeft ons inzicht in de dagen van noach en hoe het eraan toe ging in zijn tijd.
In het grieks staat er diasoodoo wat betekent, er veilig doorheen brengen. In Mat. 24:37-39 en Lucas 17:26 en 27 verwijst de Heer naar deze dagen en vebindt ze met de dagen van Loten Sodom en gomorrah die gelijk van karakter waren. Deze verbinding vinden we ook in 2 Petrus 2:6 en 9 en in Judas 7. Dit tweede binnendringen van de boze engelen kon niet lang voor de dagen van Lot hebben plaatsgevonden. De steden in de vlakte werden verwoest (Gen. 19) ongeveer 240 jaar na de zondvloed. De roeping van Abram vond dus slechts een paar jaar daarvoor plaats. Als je één en ander samenvoegt, zie je dat de roeping die de vorming van een nageslacht ten doel had, dat gebruikt werd om de volkeren van Kanaan te vernietigen.
http://www.youtube.com/watch?v=Mmq0POaUR4I