https://fbcdn-sphotos-a.akamaihd.net/hphotos-ak-ash4/c0.0.818.391.04863582444/p843x403/409605_502450196435091_2085801161_n.jpg
Om met Aionios voor Socrates te beginnen, schrijft Plutarchus aan Anaximander het idee toe dat chaos en genesis in cycli plaatsvinden “vanuit een oneindige aion.” Maar dit zijn zeker niet Anaximander's eigen woorden.
Hippolytus legt vervolgens uit dat Heraclitus het eeuwige vuur, donderslag noemt. Vergelijkbare termen zijn toegeschreven aan de Pythagoriërs maar dit zijn dan latere interventies.
In contrast met aionios is het bijwoord aidios meer gebruikt in de zin van eeuwig of eeuwigdurend, al zo vroeg als het Homerische gedicht aan Hestia en het Hesiodische schild van Heracles. Maar in geen geval slaat de uitdrukking op eeuwig in technische zin.
Met de Pre-Socratianen, lijkt de term aidios in de zin van eeuwig op zich zelf te staan, in een serie van verhandelingen die bij Anaximander beginnen en doorgaan tot aan Melissus en verder. Xenophanus gebruikt aidios niet alleen in de zin van onverwoestbaar of onsterfelijk maar ook in de zin van ongeschapen. Hij gebruikte het woord zeer waarschijnlijk in relatie met de god van het heelal. Twee verhandelingen van Heraclitus citeren aidios als een verwijzing naar de eeuwigdurende beweging van dingen die eeuwig zijn en naar cyclisch vuur dat God is. Zijn gebruik van het woord aidios in verband met een cyclisch fenomeen is opvallend. In latere teksten worden terugkerende gebeurtenissen in verband genoemd in verband met aionios.
Met Empedocles hebben het gebruik van de term aidios in zijn Katharmoi gegarandeerd op de kop af, bijna per meter: er is een ding van noodzaak, een antieke verordening van de goden, eeuwig.“ Onder de Eleatici, is Parmenides degene die ”alles" beschreef als aidios in die zin dat het onvergankelijk is. Net als Melissus, bevestigt Simplicius dat niets dat een begin of einde heeft tegelijk eeuwig kan zijn. Uiteindelijk zei ook Democritus dat tijd aidios was omdat deze alsmaar voortduurt. En het geheel der dingen is ook eeuwig (aïdion to pan).
Andersom zou het logisch klinken als de term voor eeuwige zaken die onvergankelijk zijn, onder de kosmologische denkers in de periode voor Plato aidios was en niet aionios. Aidios is in de 5de eeuw het standaard bijwoord voor eeuwig in niet-filosofische zin.
Bij Plato vinden we het gebruik van bijde bijwoorden, aionios en aidios in de zin van eeuwig. Het is in de Timaeus waarin plato ingaat op het begrip eeuwigheid. Hier vinden we aidios 6 keer, aion 4 keer en aionios twee keer.
Plato introduceert het concept in verband met het model dat de demiurg, als tussengod volgde bij het scheppen van het heelal, door naar het eeuwige te kijken (pros to aïdion, bis). Dan merkt Plato op dat het heelal gezien moet worden als iets dat beweegt en leeft als een beeld van de eeuwige goden (tôn aïdiôn theôn, 37C6). Hij voegt eraan toe dat het heelal zelf een levend ding is (zoion aïdion).
Plato zegt verder dat het de natuur van het levende ding was om aionios te zijn maar dat deze kwaliteit niet bij iets kon horen dat geboren was (gennêton). De schepper besloot daarom om een bewegend beeld te maken van de eeuwigheid (eikô d’epenoei kinêton tina aiônos). Toen hij het heelal ordende, maakte hij een eeuwig beeld dat bewoog volgens het nummer dat de eeuwigheid verwoordt, namelijk één (menontos aiônos en heni kat’arithmon iousan aiônion eikona). En dit noemde hij tijd.
Aan de ene kant lijkt het of aionios en aidios inwisselbaar zijn: het model voor het heelal is een eeuwig levend iets (zôion aïdion) en zijn natuur is eeuwig (tou zôou phusis ousa aiônios). Plato heeft in de term aion een aanwijzing gevonden voor zijn idee van eeuwigheid als een staat van tijdloosheid. Met dit nieuwe idee van aion, duikt aionios ook op als teken van dat wat voorbij de tijd ligt.
Het was Plato die voor het eerst het idee van eeuwigheid onder woorden bracht. Hij vond wat woorden uit om zijn idee hierover naar buiten te brengen. Zijn idee van tijdloze eeuwigheid bleef beperkt tot Platonisme en aanverwante scholen in de antieke oudheid.
Aristoteles gebruikt nergens de term aionios, hoewel hij bijna 300 keer het woord aidios gebruikt, wat zijn voorkeurswoord is om dingen aan te duiden die eeuwig zijn. Hij deed niet veel moeite om Plato's filosofie over te nemen. Misschien voelde hij wel aan dat aionios een onnodige toevoeging was aan het filosofische woordgebruik sinds aidios al duidelijk genoeg was. of misschien wilde hij niet teveel op Plato lijken en tenminste de indruk wekken dat hij zijn eigen filosofische weg ging.
In het Stoïcisme komt aidios meer dan 30 keer voor in de zin van iets dat eeuwig duurt. Het wordt dan in verband gebracht met lichamen en materie, de realiteiten die bestaan volgens het Stoïcistische materialisme, en boven alles wordt het woord aidios toegeschreven aan god of Zeus. Tot de reikwijdte waarin de Stoïcisten aionios en aidios uitwerkten, is er een verband met hun kijk op kosmische cycli.
De Epicuristen bewerken het woord aidios tot een ontwerp van de eeuwigheid met zulke onvergankelijke bestanddelen van het universum als atomen en leegte. Epicurius gebruikt aionios met een verwijzing naar een toekomend leven dat de non-Epicuristen verwachten, namelijk met zware straffen: een hiernamaals waarin Epicuristen niet geloven en dat de naam eeuwig (aidios) niet verdient dat gereserveerd wordt voor terugkerende zaken.