Er was een filosofie professor, en er was geen man zo`n toegewijde atheïst als hem. Zijn primaire doel voor een jaarlijkse klas was, om het hele semester te wijden aan het proberen te bewijzen dat God niet kan bestaan. Zijn studenten waren altijd bang om met hem te argumenteren vanwege zijn onberispelijke logica. Al twintig jaar had hij de deze les gegeven, en niemand had de moed het tegen hem op te nemen. Tuurlijk, sommige hadden soms met hem geargumenteerd in de klas, maar niemand was echt tegen hem opgekomen door zijn reputatie.
Aan het eind van elk semester op de laatste dag, zei hij tegen zijn klas van 300 studenten: “Als er iemand hier is die nog steeds in Jezus geloofd laat deze opstaan.”
In twintig jaar, was er nooit iemand opgestaan. Ze wisten wat hij erna ging doen. Hij zou zeggen: “Iemand die in God gelooft is een dwaas. Als God bestaat, dan kon hij dit stuk krijt stoppen met het te laten vallen op de grond en te breken. Dat is toch een simpele taak gevraagd van God om Zijn bestaan te bewijzen? Maar toch Hij kan het niet.”
En zoals elk jaar, liet hij het stuk krijt vallen op de vloer van het lokaal, en het brak in honderd stukjes.
De studenten deden niks stopten met wat ze deden en staren naar het kapotte krijtje. De meeste studenten dachten dat God niet kan bestaan. Natuurlijk, een aantal Christenen was er door geglipt, maar al twintig jaar waren zij te bang om op te staan.
Maar, een paar jaar geleden was er een eerstejaars die zich toevallig had ingeschreven. Hij is een Christen, en had de verhalen gehoord over deze professor. Hij moest deze klas verplicht volgen voor zijn hoofdvak, en hij was een beetje angstig. Maar voor drie maanden bad hij elke morgen dat hij de moed had om op te staan wat de professor ook zou zeggen of wat de klas zou denken. Niets wat ze zouden zeggen of denken zou zijn geloof kunnen breken, geloofde hij. Eindelijk de grote dag brak aan. De professor zei: “Als er iemand hier is die nog steeds in Jezus Christus geloofd, laat deze opstaan!”
De professor en de klas van 300 studenten keken geschokt naar hem, toen hij opstond achter in het lokaal. De professor schreeuwde, “Dwaas!!! Als God zou bestaan, dan zou Hij dit stuk krijt stoppen met het te laten vallen op de grond en het niet in honderd stukjes te laten breken!”
Hij wilde doorgaan met zijn demonstratie om het stuk krijt te laten vallen, maar toen hij dit wilde doen, glipte het uit zijn vingers op de mouw van zijn shirt rollend naar een vouw in zijn shirt en van daar naar zijn broek en rolde zo langs de vouw naar beneden over zijn schoen op de grond, en toen het de grond raakte rolde het simpel weg zonder ook maar enige breuk of beschadiging.
De mond van de professor viel open terwijl hij naar het stukje krijt staarde. Hij keek op naar de jonge man, en rende het lokaal uit. De jonge man die was opgestaan, begon naar de voorkant van het lokaal te lopen, en daar vooraan in het lokaal heeft hij het resterende half uur van de les zijn geloof in Jezus Christus gedeeld.
Godvine.
9 Indien wij het getuigenis der mensen aannemen, het getuigenis van God is meerder, want dit is het getuigenis van God, dat Hij van zijn Zoon getuigd heeft. 10 Wie in de Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich; wie God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft in het getuigenis, dat God getuigd heeft van zijn Zoon. 11 En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. 12 Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. 1 Johannes 5