Zoon van god
Jezus koos een strategisch moment toen hij aan de 12 discipelen vroeg: wie zeggen de mensen die ik ben? De vraag moest hen confronteren met hun conclusies ten aanzien van Zijn wezen en natuur. De vraag was zo bovennatuurlijk magnetisch dat ze ogenblikkelijk vergaten waar ze mee bezig waren. Zijn opdracht aan hen om Hem te volgen verbond hen met hun diepste verlangens nu ze ergens diep in hun harten door hadden dat hun bestemming lag in het volgen van Zijn pad. Hij zou hun leiden en zij zouden Hem volgen.
Het kon Jezus weinig schelen wat de mensen algemeen van hem dachten. Maar deze kleine kliek uitverkorenen moesten wel ingewijd worden. En zo is het anno 2012 nog steeds.
Met dit verschil dat er toen nog geen orthodox christendom of kerk was. Wel was er de verwachting van een messias die komen zou en de joden van de Romeinen zou bevrijden, een politieke figuur dus. Alle voorspellingen over Hij die geboren zou worden uit een maagd en op wie de heerschappij van god zou rusten, kon men niet aan elkaar rijgen tot een totaalbeeld van de aanstaande messias. En dus herkende men hem niet, net zomin als de joden door hadden om welke slavernij het nu precies ging. En dus leek het Jezus niet overbodig om die vraag nu eens aan de discipelen te stellen.
Petrus stond op en zei wat mogelijk de rest ook dacht: “U bent de christus, de Zoon van de Levende god.” Jezus had hem nu kunnen corrigeren voor deze zogenaamde dwaalleer want dit was het moment ervoor. Maar dit deed Jezus niet. Petrus was blijkbaar juist in zijn conclusie. Jezus was gezegend met alle zegeningen die die vader hem gegeven had. En automatisch was deze vloed met zegeningen een tikje door gestroomd naar Petrus die nu begrepen had, wie Jezus was.
Petrus wist waar hij het over had. In tegenstelling tot zoveel gelovigen vandaag de dag die prat gaan op hun eigen intellectuele beschouwingen. Sommige intellectuelen beweren dat Jezus nooit uit de kast kwam en openlijk toegaf dat hij God was. Natuurlijk deed Hij dit niet. Jezus was een meester in nauwkeurigheid, en vooral in wat Hij zei. Hij zei dat hij de Zoon van god was. Hij wilde niet dat zijn godheid los begrepen werd van zijn eenheid met zijn Vader. Als hij gezegd had, “Ik ben God” dan had Hij de plank volledig mis geslagen.
Jezus, de historische Jezus is zoals Petrus bevestigd, de zoon van god. Als zoon van god is Hij de volledige godheid, zoals zijn Vader de volledige godheid is, als vader. God kan beiden Vader en zoon zijn zonder zijn godheid te verliezen. Ze zijn één in godheid. De godheid heeft een zoon geboren doen worden, en werd aldus vader. De godheid plantte zichzelf voort, als het primaire principe dat alle dingen naar hun soort gereproduceerd worden. Aldus deed god. Godheid plant godheid voort zodat Vader en Zoon in eeuwige gemeenschap verder konden met elkaar. Door de heilige geest komt deze gemeenschap tot stand en verhoudt de vader zich tot de zoon en andersom. Deze gemeenschap breidt zich uit tot de hele mensheid.
Vanuit de eeuwigheid heeft god het verlangen om gemeenschap te hebben met de hele schepping. Dit is wat Jezus voor ogen had toen Hij aan het kruis hing. Toen hij opstond uit de dood sleurde hij de hele mensheid mee in de zegeningen van zijn relatie met zijn Vader. DAT is onze erfenis, niets meer en niets minder.