> Het gaat niet om wat de mond belijdt, Samuel, daar
> is het weer, maar wat het hart dat gelooft de Here
> van Christus Jezus herkent.
Ellen; Het gaat er niet om dat de Here Jezus de heilige Geest moet herkennen, maar dat jij niet kan weten wat er in het hart van Samuel omgaat en daarom moet hij je dat onomwonden vertellen. Zo simpel is het.
>
> Worden er stenen aangeboden, om daar Brood van te
> maken, dan is dat een geest die voor de eigen
> bevrediging zijn maag wil vullen; zijn grootheid
> groter maken.
maar wat het hart dat gelooft de Here
> van Christus Jezus herkent.
Hier staat, Ellen, dat het gaat om het hart dat gelooft, dat dit het hart is, wat de Geest herkent; ..de Geest die Jezus uit de dood heeft opgewekt, en ook in u woont…
Rom. 8;
8 En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen.
9 Doch gij zijt niet in het vlees, maar in de Geest, indien tenminste de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe.
10 En indien Christus in u is, zo is wel het lichaam dood om de zonden; maar de geest is leven om de gerechtigheid.
11 En indien de Geest van Hem, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door Zijn Geest, Die in u woont.
12 Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven.
13 Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen van het lichaam doodt, zo zult gij leven.
14 Want zovelen als er door de Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods.
15 Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid weer tot vreze, maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Wie wij roepen: Abba, Vader!
16 Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.
17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; indien wij althans met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.
Wat Samuel vraagt, en stelling van maakt, is niet wat hij krijgt omdat wat hij krijgt niet herkend wordt. En wat hij eist niet gegeten kan worden, en daarmee niet weg-gegeven.