Welkom op het forum van startpagina!

Dit forum staat op alleen-lezen. Je kan hier informatie zoeken en oude berichten terugvinden, maar geen nieuwe berichten plaatsen.

Meer informatie op bijbel.startpagina.nl

Alverzoening is een emotionele menselijke vorm van opstand

  • Ellen-Josee

    Gonnie Schreef:

    ——————————————————-

    > Wat een goed stuk Ellen, eindelijk met je hart op

    > de juiste plaats geschreven.(tu)

    Dank je voor het compliment Gonnie.

    Mijn hart is altijd dezelfde en zit eigenlijk altijd op dezelfde plaats, ook al bevalt het soms anderen niet.

    Ellen

  • perihelium

    info@hetbestenieuws.nl Schreef:

    ——————————————————-

    > perihelium Schreef:

    >

    > >

    > > Of vergeet je dat voor vers 17 vers 16 komt?

    >

    > Nee hoor, ik laat staan wat er staat in de

    > grondtekst, in het Grieks. "opdat een ieder die in

    > Hem gelooft, niet verloren zou gaan, maar aionisch

    > leven zal hebben".

    > Aionisch leven is leven ter voorbereiding van wat

    > na de aionen volgt, en waarover de Bijbel niets

    > anders zegt dan “God, Alles in allen”. Wat zich

    > daar gaat afspelen is waarschijnlijk niet in onze

    > woorden uit te drukken. Heb vertrouwen,

    > Perihelium.

    Daar hadden we het al over gehad, aionisch is geen Nederlands woord. Toen zei jij dat daar dan een woord voor zou moeten komen, maar zo gaat dat natuurlijk niet om het passend voor je te maken. Je kan niet om vers 16 en 18 heen als je naar 17 wijst.

  • Ellen-Josee

    Marith Schreef:

    ——————————————————-

    > Ellen-Josee Schreef:

    > ————————————————–

    > —–

    > > Ik wil geen discussie over de werking van

    > > emoties.

    > >

    > > Ik wil een discussie over de emoties rondom het

    > > oordeel zelf en hoe we het moeten verwerken dat

    > > tegen onze geliefde naasten wordt gezegd:

    > > “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn

    > ogen

    > > naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de

    > > duivel en zijn engelen". Wetend dat wij zelf

    > ook

    > > zwaar te kort zijn geschoten!

    > >

    > > Wat is er zo moeilijk te begrijpen aan mijn

    > vragen

    > > dat je die niet rechtstreeks kan beantwoorden,

    > > maar een zijweggetje moet inslaan?

    > >

    > >

    > > Ellen

    >

    > Wat doet je denken dat je naasten en geliefden bij

    > de bokken zouden belanden?

    > Waarom zouden zij niet tot de schapen behoren, ook

    > al belijden zij niet het juiste geloof volgens

    > jouw menselijke idee?

    Het gaat niet om mijn idee, maar om wat in de Bijbel staat - het hoofdstuk wat Boaz in zijn begintopic aangeeft.

    > Wat doet je denken reeds gered te zijn maw?

    Hoe vaak moet jou nog verteld worden dat ik christen ben?

    >

    > Het gaat erom wie Christus bedoelt met de

    > ‘gezegenden Mijns Vaders’ die aan Zijn rechter

    > hand gezeten zijn en die de erfnamen zijn van Zijn

    > Koninkrijk..

    > Hij geeft zelf het antwoord:

    >

    > "35 Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij

    > te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij

    > hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een

    > vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd.

    > 36 Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben

    > krank geweest, en gij hebt Mij bezocht; Ik was in

    > de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen.

    > 37 Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden,

    > zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig

    > gezien, en gespijzigd, of dorstig, en te drinken

    > gegeven?

    > 38 En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien,

    > en geherbergd, of naakt en gekleed?

    > 39 En wanneer hebben wij U krank gezien, of in de

    > gevangenis, en zijn tot U gekomen?

    >

    > 40 En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen:

    > Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van

    > deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij

    > dat Mij gedaan.

    > 41 Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter

    > linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij

    > vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den

    > duivel en zijn engelen bereid is.

    > 42 Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij

    > niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en

    > gij hebt Mij niet te drinken gegeven;

    > 43 Ik was een vreemdeling; en gij hebt Mij niet

    > geherbergd; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed;

    > krank, en in de gevangenis, en gij hebt Mij niet

    > bezocht.

    > 44 Dan zullen ook dezen Hem antwoorden, zeggende:

    > Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of

    > dorstig, of een vreemdeling, of naakt, of krank,

    > of in de gevangenis, en hebben U niet gediend?

    > 45 Dan zal Hij hun antwoorden en zeggen: Voorwaar

    > zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze minsten

    > niet gedaan hebt, zo hebt gij het Mij ook niet

    > gedaan.

    > 46 En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar

    > de rechtvaardigen in het eeuwige leven.(Matt,25)

    >

    > Wie zijn maw de dorstigen, de hongerigen, de

    > naakten, de vreemdelingen, de krankzinnigen, de

    > gevangenen…?

    > Zijn het juist zij niet die gebrek lijden waar

    > Jezus naar verwijst en waar onze handelingen naar

    > zullen gewogen worden?

    > Want ‘broederliefde’ is niet moeilijk, maar hoe

    > zit het met al die anderen?

    Tja heb je eigenlijk wel gelezen wat ik erover schreef?

    Mijn conclusie is NIET.

    Ellen

    >

    > Marith

  • Ellen-Josee

    perihelium Schreef:

    ——————————————————-

    > info@hetbestenieuws.nl Schreef:

    > ————————————————–

    > —–

    > > perihelium Schreef:

    > >

    > > >

    > > > Of vergeet je dat voor vers 17 vers 16 komt?

    > >

    > > Nee hoor, ik laat staan wat er staat in de

    > > grondtekst, in het Grieks. "opdat een ieder die

    > in

    > > Hem gelooft, niet verloren zou gaan, maar

    > aionisch

    > > leven zal hebben".

    > > Aionisch leven is leven ter voorbereiding van

    > wat

    > > na de aionen volgt, en waarover de Bijbel niets

    > > anders zegt dan “God, Alles in allen”. Wat zich

    > > daar gaat afspelen is waarschijnlijk niet in

    > onze

    > > woorden uit te drukken. Heb vertrouwen,

    > > Perihelium.

    >

    >

    > Daar hadden we het al over gehad, aionisch is geen

    > Nederlands woord.

    Ik heb ook moeite om mensen die met aionen aankomen serieus te nemen.

    Ik vind het iets voor een ufo-geloof.

    > Toen zei jij dat daar dan een

    > woord voor zou moeten komen, maar zo gaat dat

    > natuurlijk niet om het passend voor je te maken.

    > Je kan niet om vers 16 en 18 heen als je naar 17

    > wijst.

    Ja en bovendien gaan al die teksten over mensen die tot geloof komen als zij nog in leven zijn.

    Dus niet dat zij na hun dood nog verandering kunnen aanbrengen en alsnog gaan geloven.

    Het is net als wanneer je de voetbalpool hebt ingevuld, je niet tijdens de wedstrijd nog verandering kunt aanbrengen.

  • info@hetbestenieuws.nl

    Ellen-Josee Schreef:

    —————————————–

    > Ik heb ook moeite om mensen die met aionen

    > aankomen serieus te nemen.

    > Ik vind het iets voor een ufo-geloof.

    Jammer toch voor al die oude kerkvaders die in de eerste eeuwen “aion” als een tijdperk zagen, totdat een keizer van het Oost-Romeinse Rijk er in 553 n.Chr. “eindeloos” van maakte. Jammer voor die oude kerkvaders dat ze het van Ellen niet meer mogen geloven.

    Hieronder de mening van een paar van die ouden:

    Irenaeus (130 tot ongeveer 200 n.Chr. - bisschop van Lyon)

    Zijn nabijheid tot de tijd van de apostelen maakt zijn getuigenis erg interessant. Irenaeus geloofde niet dat het kwaad eeuwig zou bestaan. In zijn uiteenzetting “Tegen de ketters” schreef hij in Boek III, hoofdstuk 23, par. 6:*1)

    Daarom ook dreef Hij hem (Adam) uit het paradijs en bracht Hij hem ver van de boom des levens, niet omdat Hij hem niet de boom des levens gunde, zoals sommigen durven te beweren, maar omdat Hij medelijden met hem had en wenste dat hij niet altijd een zondaar zou zijn, en dat de zonde die hem omringde niet onsterfelijk zou zijn en het kwaad onophoudelijk en onherstelbaar - Irenaeus *2)

    Theofilus (160-181 n.Chr. - bisschop van Antiochië) *3)

    En God toonde in deze aan de mensheid grote vriendelijkheid, dat Hij hem niet liet lijden door voortdurend in zonde te moeten leven, maar als ware door een soort verbanning hem uit het paradijs te werpen, opdat, de zonde beboet zijnde binnen een bepaalde tijd en na getuchtigd te zijn, hij daarna weer terug geroepen kon worden - Theofilus, “Aan Autolycus”, Boek 2, hoofdstuk 26. *4)

    Clement van Alexandrië (190 n.Chr.)

    Hij was hoofd van de catechetische school daar. Hij spreekt er van dat hij geleerd heeft van een volgeling van de apostelen - Strom. lib.ii. Zijn weidse en gevarieerde onderwijs en zijn sympathieke geest werkten samen om bijzonder gewicht te geven aan zijn leer. *5)

    Alle mensen zijn van Christus, sommigen door Hem te kennen, de rest nog niet. Hij is de Redder, niet van (alleen) enkelen en van de rest niet (in feite is Hij Redder voor allen), want hoe kan Hij de Heer en Redder zijn indien Hij niet de Heer en Redder van allen is? Maar Hij is inderdaad Redder van hen die geloven … terwijl Hij van hen die niet geloven Heer is, totdat ze in staat zullen zijn Hem te belijden ontvangen ze van Hem een toepasselijk en (bij hun geval) passend voordeel. Hij stuurt, door de wil van de Vader, de redding van allen, want alle dingen worden gerangschikt, zowel universeel als ten dele, door de Heer van het universum, met een blik op de redding van het universum. Maar een noodzakelijke correctie, door de goedheid van de grote overziende Rechter, door middel van de aanwezige engelen, doorheen verschillende voorafgaande oordelen, door het laatste (pantelous) oordeel, dringt zelfs hen die zelfs nog erger verhard zijn geworden, om zich te bekeren. - Clemt. Strom. lib. v11. pp. 702-6, Keulen, 1688. *6)

    Origenes (185-254 n.Chr.)

    Leerling en opvolger van Clement van Alexandrië … vestigde een school te Caesarea … de grootste theoloog en exegeet van de oostelijke kerk.*7)

    Maar hij die de zuivering van het woord van God en de leer van het evangelie veracht, bewaart zichzelf alleen voor de te vrezen en straffende zuiveringen daarna; dat zo het vuur hem in kwellingen moge zuiveren die niet door de apostolische leer, noch door de prediking van het evangelie, is gezuiverd, naar dat wat is geschreven over “gezuiverd worden”. Maar hoe lang ook deze zuivering, die bewerkt wordt door de vuurstraf, zal duren, of hoeveel perioden of tijdperken het de zondaren zal kwellen, dat weet alleen Hij aan Wie het oordeel is gegeven door de Vader - Origenes. Commentaar op Romeinen, boek 8, Hoofdstuk 11.*8)

    Eusebius van Caesarea (265-340 n.Chr.)

    Bisschop van Caesarea in Palestina; vriend van Constantijn; de grootste van de vroege kerkhistorici, schreef over Psalm 2*9): “Het door de Zoon in stukken breken van Zijn vijanden is ten behoeve van hun hervorming, zoals een pottenbakker dat met zijn eigen werk doet; zoals Jeremia 18: 6 zegt: het gaat er om hen wederom te herstellen naar hun eerdere toestand.” - Eusebius. De eccles. theol. iii. 16 *10)

    Athanasius (296-373 n.Chr.)

    De “Grote” genoemd, “Vader van de orthodoxie”, “Pilaar van de orthodoxie.” Bisschop van Alexandrië en schrijver van vele werken; in het bijzonder gekend voor het verdedigen van de godheid van onze Heer.*11) "Terwijl de duivel dacht iemand te doden, werd hij beroofd van allen die uit Hades werden geworpen, en zittend bij de poorten, ziet hij alle geketende wezens naar buiten geleid worden door de moed van de Redder." - Athanasius. De pass. et cruce Darn. *12)

    Gregorius van Nazianzen (330-390 n.Chr.)

    “Voorzitter van het tweede grote Oecumenische Concilie … werd als de meest geleerde bisschop gezien in een van de meest geleerde tijden van de kerk.” *13)

    “Totdat Hij door Zijn bloed allen verlost zou hebben die kreunen onder Tartarische ketenen.” Carm. xxxv. (ed. Lyon, 1840.). “Vandaag wordt redding gebracht naar het universum dat zichtbaar is en dat onzichtbaar is … (vandaag) worden de poorten van Hades open geworpen.” - Or. xlii. “Adam ontving de dood als een winst, en (daarbij) de wegsnijding van zonde, opdat het kwaad niet onsterfelijk zou zijn; en zo brengt de wraak een vriendelijkheid op, want zó ben ik van mening dat God straft.” Nazianzen. Orat. xlii.*14)

    Ambrosius (340-397 n.Chr.)

    “Bisschop van Milaan; bekeerde Augustinus door zijn prediking; de vader van Latijnse hymnologie; reproduceerde vele van de geschriften van de Griekse vaders.” *15) Het geheim van de Vleeswording is de redding van de hele schepping … zoals elders wordt gezegd, "de hele schepping zal vrijgemaakt worden van de ketenen van verval" … Daarom kwam de Zoon van de mensheid, om te redden wat verloren was, dwz. allen, want zoals in Adam allen sterven, zo ook zullen in Christus allen levend gemaakt worden. De onderschikking van Christus bestaat niet in een paar, maar in allen (gehoorzaam wordend) … Christus zal onderschikt zijn aan God in ons door middel van de gehoorzaamheid van allen – (dan) wanneer gebreken weggeworpen zijn geworden, en zonde omgekeerd naar onderschikking, zal één geest van alle mensen, in één gevoelen, éénparig God aanhangen … dan zal God Alles in Allen zijn. - Ambrosius. De fide lib. v. 7. *16)

    Didymus (380 n.Chr.)

    “Didymus, als het laatste onderscheidende hoofd van de school van Alexandrië, overtrof allen van zijn dagen in kennis van de Schriften,” zegt Hieronymus. Hij beweert “goddelijke correctie (zelfs wraak) en belofte, hebben hetzelfde doel op het oog.” - Adv. Man. ch. xviii. *17) Ook: “God vernietigt leugenaars, voor zover ze leugenaars zijn.” In Ps. v. 6 “daalt neer naar Hades en brengt de zielen terug die daar vastgehouden werden op grond van hun zonden.” - Didymus. In Ps. lxxi. 20. Zie ook De Trin. lib. iii 21 etc. *18)

    Gregorius van Nyssa (332-398 n.Chr.).

    “Een leidend theoloog van de oostelijke kerk en een van de meest vooraanstaande figuren in het tweede grote Kerk Concilie, dat praktisch de orthodoxie van de Niceense Belijdenis vaststelde.” *19) Het goddelijk oordeel heeft niet als voornaamste doel het veroorzaken van pijn bij hen die gezondigd hebben, maar bewerkt het goede alleen door scheiding van kwaad en het trekken naar een aandeel in gezegendheid. Maar deze scheiding van goed van kwaad veroorzaakt de pijn (van het oordeel). Met andere woorden, de straf is de genezing; het is slechts de onvermijdelijke pijn die hoort bij de verwijdering van het binnendringende element van zonde. - Gergorius. Dialoog van de ziel en opstanding.*20)

    Bron: http://www.hetbestenieuws.nl/artikelen/Beauchemin/Beauchemin_oud_vaders.htm

    >

    >

    > Ja en bovendien gaan al die teksten over mensen

    > die tot geloof komen als zij nog in leven zijn.

    > Dus niet dat zij na hun dood nog verandering

    > kunnen aanbrengen en alsnog gaan geloven.

    Weet je dat dit puur uit angst wordt geschreven, angst om te moeten leven met mensen die men nu minderwaardig behandelt.

    >

    > Het is net als wanneer je de voetbalpool hebt

    > ingevuld, je niet tijdens de wedstrijd nog

    > verandering kunt aanbrengen.

    De “wedstrijd” is pas over als God is Allen in allen, en dat is pas over twee aionen.

  • 'en passant'

    nihil

  • perihelium

    Het debat over de verhouding tussen Gods goedheid en de leer van de eeuwige straf, blijft een boeiende zaak binnen de Theïstische theologie. Al zeker sinds een eeuw wordt er over deze vraag gediscussieerd, waarbij de voor en tegenstanders lijnrecht tegenover elkaar staan. Het betreft dan ook een onderwerp dat existentieel uiterst moeilijk ligt.

    Een van de traditionele pijlers, waar de argumentatie tégen de leer van de eeuwige straf op berust, is de discussie over de interpretatie van het woord ‘eeuwig’. Het Griekse woord aion dat wij vertalen met “eeuw” of “tijdperk”, slaat veelal op een beperkte tijdsduur; een afgemeten periode. Dus zal het afgeleide woord aionios, dat wij vertalen met “eeuwig” ook wel die betekenis meenemen, zo redeneert men.

    Mijns insziens kunnen enkele korte werken van de Engelse prediker J.N. Darby (1800-1882) over deze problematiek, licht werpen op de vermeende spraakverwarring. Darby, die een expert op het gebied van het Grieks genoemd mag worden, zegt hier onder andere het volgende over:

    De etymologie van het woord aion, zoals die zo vroeg als bij Aristoteles gegeven wordt, en door hem, is aien on; altijd bestaand. Het is aldus veelvuldig gebruikt door Homerus over de dood van zijn helden en op andere wijzen. Veel later zou het gaan betekenen: een bepaalde era, of staat van zijn. Maar wanneer gebruikt op zichzelf in zijn eigen betekenis had het overduidelijk de betekenis van eindeloosheid (eternity). Het wordt aldus gebruikt door Philo in een passage die geen twijfel overlaat: en aioni de oute pareleluthen ouden oute mellei alla monon uphesteke. “In eternity, nothing is either past or to come but only subsists”

    Ergens anders werkt Darby uit: Het woord, gebruikt in het Griekse Nieuwe Testament om eeuwigheid aan te duiden, is aionios, gevormd door aion. Dit laatste woord wordt door Klassieke Griekse auteurs gebruikt voor “een levensduur”, en in de Schrift voor een “dispensatie/bedeling/era” (of loop van omstandigheden in deze wereld geordend door God op grond van een bepaald principe), als ook in de betekenis van “voor altijd”.

    Aionios heeft de algemene betekenis van een voortdurend bestaan op grond van een bepaald principe van leven.) Het wordt figuurlijk gebruikt voor het voortdurende bestaan van een gegeven systeem, voortgaande op grond van hetzelfde principe. De juiste uitleg van het woord is; voortdurende onafgebroken bestaanswijze.

    Darby legt dan uit dat dit bijzonder van toepassing is op de meest intensieve vorm hiervan: Op de eeuwigheid en op God. Hij geeft dan onder andere de voorbeelden van Aristoteles en van Philo. Een ander opmerkelijk voorbeeld is de toepassing van de term op bepaalde denkbeeldige wezens, die in de Orientaalse filosofie de voornaamste stof werden voor bepaalde theorieën over het zijn. Deze werden aiones genoemd omdat ze onsterfelijk en onveranderlijk waren. Darby haalt dan een autoriteit in de Griekse taal, Mosheim, aan: Aion duidt normaliter een bepaalde of eeuwige duur aan, in tegenstelling tot dat wat eindig of tijdelijk is. Het werd echter ook gebruikt voor wezens die in zichzelf onveranderlijk en onsterfelijk waren. Arrianus' werk maakt duidelijk dat het ook in de tijd van Christus geboorte gewoonlijk in deze betekenis werd gebruikt door filosofen, als hij een natuur tegengesteld aan de onze wil beschrijven. ou gar eimi Aion all' anthropos meros ton panton os ora emeras enstenar me dei os ten oran kai parelthein os oran. Ik ben geen Aion maar een mens, een deel van alle dingen, als een uur van een dag, ik moet bestaan als een uur, en voorbijgaan als een uur.

    Deze tegenstelling tussen aion met een dergelijk voorbijgaan geeft heeft duidelijkst bewijs van de bedoeling van het woord.

    Is het hieruit al duidelijk welke bedoeling Christus en de apostelen moeten hebben gehad wanneer het woord “eeuwig” gebruikt wordt, de Schrift geeft ook nog een aantal onmiskenbare passages:

    II Corinthe 4:18 “De dingen die gezien worden zijn tijdelijk, maar de dingen die niet gezien worden zijn eeuwig {aionia}”

    II Cor 5:1 “Een huis niet met handen gemaakt, eeuwig {aionion} in de hemelen”

    Philemon 15 “Weg geweest voor een tijd lang, opdat u hem voor altijd {aionion} terug zoudt hebben.”

    I Petrus 5:10 “De God van alle genade die ons geroepen heeft tot zijn eeuwige {aionion} heerlijkheid”

    Zo ook Hebreeën 5:9 en 9:12 waar het heil en de verlossing ‘eeuwig’ genoemd worden, in tegenstelling tot hetgeen slechts tijdelijk was geweest.

    Al deze passages tonen eenstemmig aan dat het woord, op zichzelf, in zijn juiste betekenis genomen, eeuwig of onveranderlijk, onophoudende voortgang, betekent, in contrast met het tijdelijke.

    Dat er voorbeelden gevonden kunnen worden waarin het woord, wanneer verbonden met een ander woord, de betekenis kunnen hebben van onveranderlijkheid voor zover het bestaan van dat andere begrip of ding duurt, is waar. Maar dat doet niets af aan de eigen betekenis. Het is een nuance van dezelfde betekenis, en het bevestigd die betekenis juist.

    Zo geeft Darby het voorbeeld van een kind dat hem vraagt of hij een voorwerp geleend heeft of voor altijd gegeven. In zo'n geval zou men kunnen zeggen dat men het voor altijd gegeven heeft, hoewel men heel goed weet dat het vergankelijke ding niet altijd zal bestaan. De uitspraak “voor altijd” betekent in deze zin dat het voorwerp niet wordt teruggevraagd. Het is met een constant, onveranderlijk doel gegeven, voor zolang als het voorwerp blijft bestaan. Maar een geval zoals dit doet toch ook niemand twijfelen aan de betekenis van het begrip “voor altijd” op zich? Zo betekent ook in het Grieks aionios eeuwig, en het wordt op zo'n manier gebruikt dat er geen twijfel over bestaat wat er mee bedoeld wordt.

    Deze betekenis ‘voor altijd’ wordt in het Nieuwe Testament niet alleen toegepast op God of het eeuwige leven, maar ook op de eeuwige straf.

    Matt 18:8 “Het is beter voor u het leven verminkt in te gaan, dan met twee handen of twee voeten in het eeuwige {aioniov} vuur geworpen te worden”

    Matt 25:41 “Gaat heen, vervloekten, in het eeuwige {aionion} vuur”

    Matt 25:46 "Dezen zullen gaan tot de eeuwige {aionion} straf, maar de rechtvaardigen tot het eeuwige {aionion} leven.

    II Thess 1:9 “Gestraft met eeuwige vernietiging, ver van de aanwezigheid van de Heer”

    Marc 3:29 "Wie gelasterd heeft tegen de heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid {aiona}, maar staat schuldig aan eeuwige {aioniou} zonde.

    Dit vers uit Marcus levert een goed uitgangspunt om, met betrekking tot de eeuwige straf, de verhouding van aion (eeuw, tijdperk) en aionios (eeuwig) te verkennen, omdat deze uitspraak in Mattheüs als volgt wordt weergegeven: “Spreekt iemand een woord tegen de Zoon des Mensen, het zal hem vergeven worden, maar spreekt iemand tegen de Heilige Geest, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw {aion}, noch in de toekomende.” (Mat 12:32)

    Deze uitdrukking; “deze aion/olam en de toekomende” komt veelvuldig voor in de Joodse apocalyptische en rabbijnse literatuur en wil een tegenstelling creeëren tussen het tijdelijke (alleen deze aion, waarin deze wereld noch bestaat) en het eeuwige (beide aionen, zowel die van het nu als die van het straks, als deze wereld afgeschaft zal zijn).

    Dit wordt ook duidelijk uit het vers zelf, waar de mogelijkheid van vergeving in geval van lastering tegen de Zoon tegenover de onmogelijkheid van vergeving in geval van lastering van de Geest wordt gesteld. Die onmogelijkheid wordt dan vervolgens verbonden met de frase: “Noch in deze aion, noch in de toekomende”, waardoor deze frase de betekenis krijgt een staat aan de duiden die niet veranderd zal worden. Die frase is dus niet inperkend op te vatten, maar als een andere formulering van de zinswending “het zal hem niet vergeven worden”.

    De logische gevolgtrekking van deze tweedeling in aionen, is een scherp contrast tussen het leven nu, waarin God nog niet zichtbaar is, en het leven straks, in het zichtbaar geworden koninkrijk van God. Van een derde tijdperk, na alle aionen, wordt niet gesproken. Die mogelijkheid wordt niet gegeven, en daarmee wordt de vluchtweg die men zoekt in de mogelijkheid van een alverzoening na alle aionen radicaal afgesneden. Zou die er wel zijn, dan verliest bovenstaand vers uit Mattheüs zijn kracht, omdat de absolute tegenstelling tussen de mogelijkheid van vergeving - in geval van een zonde tegen Jezus persoonlijk - en de onmogelijkheid van de vergeving “in deze eeuw” en “in de toekomende” -in geval van de zonde tegen de Heilige Geest, daarmee volledig weggevlakt zou worden.

    De vooronderstelling, waar Jezus en zijn gehoor dus vanuit moeten zijn gegaan, is dat er, met betrekking tot het eeuwig geluk van een individu, slechts met twee tijdperken rekening gehouden moet worden de aion van dit aardse leven, en de aion van het leven in, of totaal buiten Gods aangezicht.

    Zonde tegen de Heilige Geest

    Op dit punt wil ik een moment stilstaan bij een andere poging aan de leer van de eeuwige straf af te doen, namelijk door Matt 12:31 uit te spelen tegen bijvoorbeeld Matt 25:31-46. De zonden, zoals opgesomd in Matt 25: 42-43, zouden niet hetzelfde zijn als de zonde tegen de Heilige Geest, en daarom, moeten we de dreigende woorden van Jezus in hoofdstuk 25 maar relativeren. Zo redeneert bijvoorbeeld Jan Bonda in zijn boek Het ene doel van God: een antwoord op de eeuwige straf, met een beroep op Matt 12:31 “alle zonde en lastering zal de mens vergeven worden..” (Bonda, p 72)

    Het lijkt me duidelijk, dat elke eerlijke lezer kan inzien, dat wat Jan Bonda doet volkomen strijd met ieder principe van gezonde uitlegkunde. Gezonde uitlegkunde begint daarmee gedeelte op zichzelf te verklaren, om vervolgens grotere verbanden te zoeken. Voor dit gedeelte geldt:

    Jezus dreigt in Mattheüs 25 wel degelijk met de eeuwige {aionios} straf, namelijk de uitwerping in het eeuwige vuur, bereid voor de duivel en zijn engelen. Die waarschuwing geldt voor allen die Jezus volgelingen in een tijd van benauwdheid, zoals die even ervoor beschreven is (Matt 24:9), de vervolgde, en daardoor hulpbehoevende gelovigen, niet hebben willen helpen.

    Dat is de uitleg van Mattheüs 25. Daarnaast dient Matt 12:31 individueel uitgelegd te worden vóórdat ze met elkaar verbonden kunnen worden.

    Matt 12:31 staat in een context van openlijke tegenstand tegen Jezus van de zijde van de orthodoxe godsdienstige leiders van het Joodse volk, de Farizeeën. Die openlijke tegenstand - Jezus werd ervan beschuldigd zijn wonderen te doen door toverij/occultisme - vond geen grond in Jezus' daden, want Hij deed niets anders dan de leerlingen van deze Farizeeën zelf, en voor hen applaudisseerden zij. De grond voor hun tegenstand kon slechts onwil geweest zijn: Doordat Jezus' tekenen veel groter zijn dan die van de leerlingen van de Farizeeën - bij hun exorcismen komen de boze geesten die ze hebben uitgedreven, terug (Matt 12:43-45) - was het voor een ieder onmiskenbaar dat in Jézus werken Gods Geest echt de hand had.

    Nu zegt Jezus in Matt 12:31-32 dat, als die onwil om Jezus erkennen alleen maar tegen Hem persoonlijk gericht was, dat vergeeflijk zou zijn, maar dat tegenstand tegen God(s Geest) Zelf zoals de Farizeeën die toonden, dat zeker niet is. De toekomende tijd van het werkwoord ‘vergeven’ kan men hier natuurlijk opvatten als een stellige toekomstvoorspelling, maar ligt het, gezien Jezus' bedoeling niet veel meer voor de hand het op te vatten als een gegeven mogelijkheid? Vanuit de aramese achtergrond van de tekst is dat niet eens zo merkwaardig. Hebreeuws en Aramees gebruiken namelijk veelal een andere werkwoordsvorm om het werkwoord ‘kunnen’ uit te drukken.

    Vooral wanneer we deze tekst verbinden met andere teksten in het Nieuwe Testament, zien we dat nergens in de Rabbijnse theologische kaders (ook niet bij Jezus) de notie bestaat dat ieder mens alle zonden beslist kwijtgescholden zál worden. Zo spreekt Jezus in Matt 18 uit dat het beter is dit leven verminkt door te brengen, dan in het eeuwige vuur geworpen te worden. Wederom worden er slechts twee tijdperken gegeven: dit leven, en het volgende, dat een eeuwigheid zal voortduren. Van een periode ná de eeuwigheid wordt niet gesproken, laat staan van de mogelijkheid van vergeving. In Luc 13:23 wordt Jezus de vraag gesteld of het er weinig zijn die behouden worden. Dit lijkt me het moment bij uitstek voor de Heer om duidelijk te maken dat eenieder behouden wordt, zolang hij of zij maar niet gezondigt zal hebben tegen de Heilige Geest. Maar Hij doet eerder het tegenovergestelde, door te bevestigen: “Vecht om binnen te gaan door de nauwe poort, want velen, zeg Ik u, zullen proberen in te gaan, maar het niet kunnen.” Op een zeker tijdstip zal de Heer de deur sluiten en tegen de buitenstaanders zeggen: “Ga weg van mij, al jullie werkers van ongerechtigheid”. Eenzelfde schildering vinden we in Openbaring 21 en 22, waar de slechte mensen zichzelf buiten de Hemelse Stad geworpen vinden. Ook de apostel Paulus maakt in verschillende brieven duidelijk dat wie de dingen doet die voortvloeien uit de natuurlijke verlangens en karaktertrekken geen plaats heeft in het Koninkrijk van God. Zo noemt hij in Galaten 5 een rijtje zaken op die voor ieder fatsoenlijk mens herkenbaar zijn als negatief, maar die echter niet de specifieke betekenis van de ‘zonde tegen de Heilige Geest’ hebben. Als nu al die zonden toch vergeven zúllen worden, waarom dan al die stellige taal, dat zulke mensen geen thuis vinden in het Koninkrijk van God?

    Gezonde uitlegkunde zou alle stellige en duidelijke teksten over de gevolgen van een leven in slechte daden, zelfzucht en kwaadwillendheid serieus nemen en deze gebruiken om Matt 12:31-32, één enkele, op zichzelf staande en voor meerdere uitleg vatbare uitspraak over de vergeving van de zonde tegen de Heilige Geest, beter te verstaan. Bonda doet echter precies het tegenovergestelde, door deze ene tekst, waarover discussie mogelijk is, aan te wenden om al die gedeelten die verzekeren dat een leven in zonde eindigt in de eeuwige straf, weg te vlakken.

    Aangezien Jezus bij allerlei gelegenheden duidelijk wel de eeuwige straf op een leven in zonde leert, is hoogst onwaarschijnlijk dat Hij dat in Matt 12:31-32 zou ontkennen. Andersom valt deze uitspraak over het laatste oordeel gemakkelijk te verzoenen met alle andere uitspraken van Jezus en de apostelen daaromtrent, door hier te lezen: “..het zal hem vergeven kúnnen worden..”.

    Daar komt nog bij dat het nog maar de vraag is, of volharden in zonde in zich niet de zonde tegen de Gods Geest inhoudt. We hebben gezien, dat Jezus met de zonde tegen de Heilige Geest bedoelt; openlijke tegenstand tegen God, willens en wetens Gods openbaring ontkennen. Zoals de apostel Paulus in het tweede hoofdstuk van de brief aan de Romeinen duidelijk maakt, verzet ieder mens zich tegen de kennis van God die klaarblijkelijk is uit de geschapen wereld. Paulus spreekt over de niet-joden als over “..mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, daarom dat wat van God gekend kan worden in hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard.” Paulus verbind goddeloosheid en het niet handelen volgens de rechte weg met verzet tegen de openbaring van God in de schepping. Even verderop in de brief verbindt hij het tevens met verzet tegen de openbaring van God in het geweten.

    We zien dus, dat een goddeloos leven wel degelijk een bepaalde vorm is van de zonde tegen de Heilige Geest.

    Tenslotte kan nog opgemerkt worden dat Bonda zélf, zijn uitleg van de uitspraak van Jezus dat alle zonden vergeven zullen worden behalve, de zonde tegen de Heilige Geest, niet serieus neemt. Volgens Bonda, die in zijn boek de alverzoening beargumenteert, zullen alle mensen uiteindelijk behouden worden. Dat zou dus betekenen dat ook de zonde tegen de Heilige Geest vergeven zál worden, hetgeen nu juist precies het tegenovergestelde is van Bonda's uitleg van dit vers.

    Olam

    Ook in het Oude Testament zoekt men begripsverwarring met betrekking op het woord eeuwigheid. Zo werpen tegenstanders van de leer van de eeuwige straf op, dat waar de zinswending: “De HERE is koning van eeuwig tot eeuwig” wel uitgelegd wordt als ‘altijd’, dat bij de instelling van het Aäronitisch priesterschap (Ex 40:15) of van de kandelaar en de toonbroden (Lev 24:1-9) weer niet het geval is. De vraag naar de willekeur in het gebruik eeuwig komt dan op. Het moge echter duidelijk zijn dat de Schrift zelf aangeeft wanneer de aanduiding “eeuwig” betrekking heeft op absolute of op een voorwaardelijke eindeloosheid. Zo wordt in Exodus 40 de eeuwigheid van het Aäronitisch priesterschap verbonden met het bestaan van het nageslacht van Aäron. De in het Hebreeuws gebruikte woorden die vertaald zijn “geslachten”, betekenen eigenlijk: “van generatie op generatie”. Voor zolang als er (nieuwe) generaties van de kinderen van Aäron zijn geldt de hier gedane instelling.

    Hetzelfde geldt voor de instelling van de kandelaar en de toonbroden (Lev 24:3). Zolang als er generaties Israëlieten zijn geldt deze instelling.

    De willekeur in het gebruik van het woord ‘eeuwig’ onstaat niet in het verschillend gebruik ervan in verschillende gedeelten van de bijbel, waar altijd zorgvuldig aangegeven wordt, welke voorwaarden eraan verbonden zijn, en waarop de altoosdurendheid betrekking heeft. Willekeur ontstaat pas, wanneer men - zoals tegenstanders van de leer van de altoosdurende straf genoodzaakt zijn te doen - in absolute tegenstellingen, waarbij het eeuwige leven met God radicaal tegenover het eeuwige verderf wordt gezet, de term ‘eeuwig’ met betrekking op het leven wel als altoosdurend uitlegt, en precies dezelfde term ‘eeuwig’ met betrekking op de straf, niet.

    Conclusie

    We hebben gezien dat het Grieks wel degelijk eist, dat het woord “eeuwig”, zoals gebruikt door klassieke en Nieuw-Testamentische auteurs, de betekenis ‘eindeloos’ wil overbrengen. Alleen als het woord ‘eeuwig’ ergens anders mee verbonden wordt, is de uitleg gerechtvaardigd dat de eeuwigheid betrekking heeft op de duur van dat waarmee het verbonden wordt. Iets soortgelijks zien we in het Oude Testament, waar bijvoorbeeld het Aäronitisch priesterschap verbonden wordt met de duur van het nageslacht van Aäron.

    Daarnaast hebben we gezien dat waar de eeuwigheid betrekking heeft op zowel het eeuwige leven, als op de eeuwige straf, het volkomen strijdig is met de logica, de eeuwigheid van de straf anders uit te leggen dan de eeuwigheid van het leven.

    Het Nieuwe Testament maakt een duidelijke onderscheiding tussen twee tijdperken, te weten:

    Het leven op aarde

    Het leven in/of buiten Gods zichtbare Aanwezigheid.

    Het Nieuwe Testament maakt verder duidelijk dat ieder mens in dít leven de keus maakt of het hiernamaals in of buiten Gods aanwezigheid zal zijn, met alle gevolgen van dien.

    Tenslotte: we zien dat het niet opgaat de tegenstelling ‘vergeeflijke zonden - de zonde tegen de Heilige Geest’ te gebruiken om de uitkomst van een leven in goddeloosheid te relativeren.

    Literatuur

    Aland, K. Synopsis quattor evangeliorum, editio quindecima revisa, 2e korrigierter Druck 1997, Deutsche Bibelgesellschaft, Stuttgart

    Darby J.N. Brief scriptural evidence on the doctrine of eternal punishment for plain people, in: William Kelly (ed.) The collected writings of J.N. Darby, reprint 1971, Heikoop, Winschoten, printed in Germany

    Darby J.N. Scriptural enquiries as to the doctrine of eternal punishment contained in J.P. Ham's theological tracts, in: William Kelly (ed.) The collected writings of J.N. Darby, reprint 1971, Heikoop, Winschoten, printed in Germany

    woordenboeken (Koehler-Bauwmgartner, Liddel and Scott)

    © D.Barst, Utrecht, februari 1999.

    http://www.apologetique.org/nl/artikelen/religie/Christ_theologie/bijbel/Bijb_theol/DB_eeuwig.htm

  • perihelium

    Als je me gelijk geeft maar door blijft kleppen dan neem ik dat natuurlijk niet serieus.

  • BOAZ

    theo Schreef:

    ——————————————————-

    > Toch niet weer he ??

    >

    > Jawel, toch weer.

    >

    > Als jij nou blijft verkondigen over een wrede God

    > en dat God onze Schepper maar een handjevol van

    > Zijn schepselen toelaat in de hemel na hun aards

    > bestaan dan blijf ik (zo nu en dan) verkondigen

    > dat God eindeloos barmhartig is en goedertieren en

    > dat Hij nooit loslaat wat Zijn hand begon en dat

    > niets en niemand ons kan kan scheiden van de

    > liefde van God welke is in Jezus Christus onze

    > Heer .

    De term “wrede God” komt van jou Theo!

    Staat dat ergens in de Bijbel?

    >

    > Dan is deze posting, deze draad bij dezen gesloten

    > na de andere duizend ruisende en bruisende

    > reacties en kunnen we het hier bij laten.

    >

    > Of verwacht je nog bijzondere ter zake doende

    > reacties waardoor jij ook inziet /in

    > kunt/wilt/durft zien en je zult bekeren tot de God

    > die Levend maakt en dat Jezus niet alleen

    > verzoening heeft gebracht voor mensen die het toch

    > al (zeer) goed hebben gedaan?

    Dat bedoel ik met retoriek.

    >

    > Je hoeft niet te reageren op mijn reactie want het

    > is zinloos na alle woorden die er de afgelopen

    > dagen over zijn geschreven hier.

    Veel retoriek en geen inhoudelijke reactie op Mattheus 25:46.

    Boaz.

  • Frederik D

    Heb jij zelf de tekst die jij plaatste, ook bestudeerd? Ik heb vaak het gevoel dat jij, en met jou anderen, teksten plaatst die men zelf niet heeft gelezen en bestudeerd.

    En zou het niet zo kunnen zijn dat de Bijbel de ene keer de alverzoening suggereert, de andere keer de eeuwige (altoosdurende) hel en weer een andere keer de totale vernietiging?