Abraham plantte een tamarisk bij de bron en aanbad daar de HERE, de eeuwige God.
Genesis 21:33 (Het Boek)
De tamarisk wordt soms ook wel de zoutceder genoemd, omdat bij warm weer de kleine schubachtige bladeren zout afscheiden, dat in de vorm van kleine kristallen in het zonlicht schittert en omdat de boom één van de grootste is die in woestijnachtige gebieden wil groeien.
Nu zijn er verschillende redenen aan te voeren waarom Abraham een boom plantte. In Egypte werd de tamarisk als heilig beschouwd en misschien plantte Abraham een soort “heilige boom” om daar God te aanbidden. Ook is het mogelijk dat Abraham van plan was om langer daar te blijven en om die reden bomen plantte om zo enige schaduw te krijgen.
Deze laatste optie is interessant, in het verleden heb ik al eens geschreven dat als je in de Judea woestijn in een zoutgrot loopt het daar erg koud aanvoelt, vanwege de hydrologische werking van het zout. Bij de tamarisk met zijn zoutkristallen heb je precies zo’n zelfde effect dat de temperatuur onder de boom iets zakt. Het is zeer logisch dat als Abraham een boom plantte voor verkoeling, hij 1) een boom zou kiezen die daar kan groeien en 2) meer verkoeling zou kunnen geven dan andere bomen of struiken (denk aan de rotem en de acacia). De tamarisk is, zoals uitgelegd, zo’n boom en als mijn veronderstelling waar is, dan wist Abraham van deze verkoelende werking.
http://www.bijbelaantekeningen.nl/gallery3/var/resizes/bn/T/Tamarisk/P5040057.JPG?m=1304624645
http://www.bijbelaantekeningen.nl/gallery3/var/resizes/bn/T/Tamarisk/P5040059.JPG?m=1304624659
bron: http://www.bijbelaantekeningen.nl/blog/2010/07/14/de-zoutceder/