Christelijke partijen gebruikten macht voor hun zuil
In de eerste helft van de twintigste eeuw baseerden de christelijke partijen in de Tweede Kamer zich op het Woord van God. Tegenwoordig doen alleen de kleine christelijke partijen dat nog, stelt prof. dr. Eginhard Meijering.
Ineke Evink
Prof. dr. Eginhard Meijering, remonstrants theoloog en van 1976 tot 2001 lector in de geschiedenis van de theologie in Leiden, schreef Hoe God verdween uit de Tweede Kamer. De ondergang van de christelijke politiek in Nederland en spitte de debatten door die in de Tweede kamer werden gehouden tussen 1901 en eind jaren negentig.
Conclusie: vanaf midden jaren zestig voerden de grote christelijke partijen ARP, CHU en KVP een politiek die werd geïnspireerd door het zogenoemde ethische christendom. Daarmee was voor liberalen de angel uit de christelijke politiek. Daarnaast verklaart de geschiedenis waarom het CDA tot op de dag van vandaag liever ‘over rechts’ regeert dan ‘over links’.
Abraham Kuyper, de godfather van de vaderlandse protestants-christelijke politiek had er geen enkele moeite mee christelijke politiek te bedrijven. De Anti-Revolutionaire Partij (ARP) die hij oprichtte in 1879, propageerde vanaf de oprichting dat zij gedreven werd door christelijke, meer in het bijzonder antirevolutionaire beginselen.
De Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP) werd formeel opgericht in 1926 maar functioneerde al ver daarvoor als een verbond van katholieke kiesverenigingen, op basis van het partijprogramma van priester dr. Herman Schaepman.
Daarmee werd de vraag des te dringender: wat is christelijke politiek? Rond 1900 was de aanduiding christelijk niet voldoende. Wat voor soort christendom, was eerder de vraag. Protestants, rooms-katholiek, remonstrants of nog iets anders?
Coalitie
,,In 1901 kwam de ARP in de regering,” vertelt Meijering, ,,maar dat gebeurde wel in een coalitie met de rooms-katholieken. Onmiddellijk brandde dus de discussie los: kan dit? Is dit christelijke politiek? Kon je dan compromissen sluiten, bijvoorbeeld?”
Aanvankelijk was er veel discussie tussen liberalen en christenen. ‘Uw christendom is rechtzinnig,’ zeiden de liberalen, die daar niet veel mee op hadden. Veel liberalen waren uitgesproken vrijzinnig. Een ethisch christendom, dat kon nog op hun instemming rekenen. Ethisch christendom is persoonlijk van aard en niet-dogmatisch; het christendom van Jezus zelf, werd het wel genoemd. ,,Maar dat kon niet op instemming rekenen van de antirevolutionairen,” zegt Meijering, ,,en overigens ook niet op die van de katholieken. Schaepman gaf daarop ooit als antwoord: ‘degene die de Bergrede uitsprak is de mensgeworden Zoon van God’.”
Toch waren de christelijke partijen voor politieke samenwerking op de liberalen aangewezen. De socialisten waren geen optie. ,,De socialisten waren volkomen buitenkerkelijk, de mensen die christendom en socialisme wilden combineren, waren niet vertegenwoordigd in de Tweede Kamer. Troelstra zei al in 1913 dat het ‘met de samenleving de onkerkelijke kant op ging’. Profetische woorden, kun je nu wel stellen.”
De socialisten vonden de politiek van de christelijke partijen op sociaal gebied bovendien helemaal niet christelijk, ze hadden een sterke afkeer van het rechtzinnige christendom.
,,In de eerste decennia van de 20e eeuw moesten de christelijke partijen niets hebben van samenwerking met de socialisten. De Rooms-katholieke kerk heeft een sterk hiernamaalsgeloof. Kerkelijke leiders waren bang dat wanneer de RKSP de samenwerking met links zou accepteren er ook meer openheid zou komen voor ander links gedachtegoed. De liberalen waren minder uitgesproken niet-christelijk.”
Nog een belangrijke reden voor samenwerking met liberalen te kiezen, lag in het getalsmatige aspect. De liberale partij was altijd kleiner dan de socialistische, in ieder geval na 1918 toen de invoering van het algemeen kiesrecht effect had gekregen op de vertegenwoordiging in de Tweede Kamer. Samenwerking met liberalen was dus gunstiger voor de christelijke partijen en eigenlijk is dat voor wat betreft de ARP altijd zo gebleven.
Sociale voorzieningen
De naoorlogse Katholieke Volkspartij (KVP) werkte wel samen met de socialisten in de rooms-rode kabinetten omdat zij elkaar in aantallen minder ontliepen. Er was nog een belangrijke reden voor de naoorlogse samenwerking tussen KVP en PvdA. De KVP wilde met de PvdA een stelsel van sociale voorzieningen opbouwen, ook om de communisten weer klein te krijgen, die in 1946 heel sterk uit de bus waren gekomen.
Halverwege de jaren zestig kwam de omslag. ,,De secularisatie die in de kerken begon, had zijn weerslag op de christelijke politieke partijen. De voorkeur van de liberalen uit het begin van de 20e eeuw voor een ethisch christendom, is in de praktijk gehonoreerd door de christelijke partijen”, stelt Meijering.
,,Had het CDA het ethisch christendom niet omarmd dan was ze evenzeer gemarginaliseerd als de kleine christelijke partijen”, meent Meijering. ,,De christelijke partijen hebben overigens niet echt bijgedragen aan de secularisatie, die was er toch wel gekomen.”
Meijering komt tot de conclusie dat het huidige CDA weinig of niets meer met de drie grote christelijke partijen KVP, ARP en CHU te maken heeft. Er is ook geen kerkelijke achterban meer die om een partij vraagt die die lijn voortzet, en voor zover die er nog is voldoen de ChristenUnie en de SGP daaraan.
In de praktijk lijkt het erop dat christelijke en conservatieve politiek elkaar voor een groot deel overlappen. In heel Europa is op die manier bekeken ter rechterzijde ruwweg hetzelfde politieke landschap te zien als in Nederland. ,,In Frankrijk is een conservatieve partij, het CDU in Duitsland is evenzeer conservatief als christelijk en Groot-Brittannië heeft geen echte christelijke partij. En in de Scandinavische landen zijn alleen kleine christelijke partijtjes.’’
Bestaat er zoiets als christelijke politiek? Dat is een heel moeilijke vraag, vindt Meijering. ,,Als je naar de ChristenUnie en de SGP kijkt, zie je dat ook zij het niet eens zijn. Zolang het over onderwerpen als abortus en euthanasie gaat, kunnen ze nog samen door een deur maar op sociaal-economisch gebied lopen hun standpunten ver uiteen. Je ziet in ieder geval in de geschiedenis dat alle politieke partijen, de christelijke evenzeer, hun macht wilden gebruiken ten behoeve van hun eigen zuil.”
Macht
Tenslotte zijn het wel steeds politieke partijen geweest en niet de kerk zelf die politieke macht had, benadrukt Meijering. ,,Dé christelijke kerk heeft nooit macht uitgeoefend want die bestond niet. Er waren verschillende kerken. De Rooms-Katholieke Kerk stond achter de RKSP en tot het midden van de jaren zestig achter de KVP, de Gereformeerde Kerken achter de ARP. De Nederlandse Hervormde Kerk had nooit steun gegeven aan de CHU, integendeel en zij toonde na 1945 duidelijke voorkeur voor de Doorbraak. Macht werd uitgeoefend door christenen in hun partijen, zij kwamen niet op voor de belangen van ‘het christendom’, maar voor die van hun eigen confessionele zuil.”
http://www.frieschdagblad.nl/index.asp?artID=59162