Terug naar de Bijbel. Dat lijkt tegenwoordig makkelijker gezegd dan gedaan. Want de Bijbel is omgeven door een struikgewas van theorieën bijna even ondoordringbaar als in het sprookje van Doornroosje.

Ik denk dat wij ons daar niet al te veel door moeten laten ophouden. Theorieën komen en gaan, maar de Bijbel blijft. Het is ‘het boek van God’. Dat wil zeggen: de Bijbel is vol van God.

Daar openbaart Hij zich op een heel eigen manier: daar opent Hij zijn hart. Daar spreekt Hij zich uit. Daar betuigt Hij Zijn liefde. En dat niet alleen met woorden, maar ook metterdaad.

In de Bijbel tóónt God Zijn liefde. Daar kunnen we dus op aan. Daarom is de Bijbel de bron van alle waarheid van God en van alles wat Hij doet.

De Bijbel is ook onze toetssteen. Aan hem toetsen wij wat mensen zeggen over God, mens en wereld. Wat daarmee in tegenspraak is verwerpen wij. En wij laten ons niet door het oude gnostische verwijt, dat wij aan de letters blijven hangen en daardoor de verborgen bedoeling van de Bijbelwoorden missen, van de wijs brengen. Zo schreef wijlen professor van Ruler: de letterlijke betekenis van Gods geschreven Woord maakt zalig. Daarom scheiden wij niet de letters van de geest, maar wij luisteren in de letters naar de Geest van God.

Zo buigen wij niet voor het kille gezag van dode letters, maar wij geven ons gewonnen aan de genadige overmacht van de levende God die al onze aanbidding waard is.

Ere zij de Vader.

Niet wij hebben ons eigen leven gekozen, maar hij heeft ons gekozen. Van eeuwigheid heeft Hij ons gekozen, Hij heeft ons zoals wij zijn, deze unieke mens, in liefde gekend en gewild. En Hij gaf ons een heel eigen plaats in Zijn schepping, met een heel eigen bestemming. Wij zijn een heel eigen bloem op een heel eigen plaats in de kosmische Keukenhof die Gods schepping is.

en de Zoon

Daarbij heeft Hij zelfs de zonde inberekend. Zelfs onze zonde weerhoudt Hem er niet van, ons te kiezen. Onze zonde wordt gedragen door de Zoon van God, die éénmaal eens voorgoed voor de zonden gestorven is. En er is in feite maar één groei, een groei in genade en in kennis van onze Heer en Heiland, Jezus Christus. (2 Petrus 3, vers 18)

en de heilige Geest

Bij die groei worden wij niet aan onszelf overgelaten. De heilige Geest is ons gegeven. Hij geeft ons kennis aan de levende God. Hij brengt ons hart en geweten tot rust. Hij rust ons toe voor de taak die God voor ons heeft uitgekozen en waartoe Hij ons roept. En hoe meer wij aan deze roeping gehoor geven, hoe meer wij tot onszelf komen. Totdat wij eindelijk, in de jongste dag, helemaal onszelf zullen zijn.

Ere zij de Vader en de Zoon en de heilige Geest, als in den beginne, nu en immer, en van eeuwigheid tot eeuwigheid.