P R E D I K E R
(IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid / Vanity of vanities; all is vanity / Va'nitas vanita'tum et om'nia va'nitas)
Een bijbels boek uit het Oude Verbond; geschreven door Salomo (±996 - 930 B.C) dewelke in het bijzijn van de profeet Nathan door de priester Zadok gezalfd werd (1.Kon.1:33-39), nadat Adonia de macht wilde grijpen. Na zijn verzwagering met Farao werd hij door God bezocht en mocht hij aan God vragen wat hij wilde. Hij vroeg om een verstandig hart om het (zware…) volk van God te richten en kreeg daarbovenop rijkdom en eer (1.Kon.3). Het Salomo's-oordeel is nog steeds bekend. Naast Psalm 127, Spreuken en Hooglied schreef hij Prediker en wordt gezien als een voorbeeld van Christus Jezus. “Aan het einde van zijn leven zou Salomo zich door deze openbare schuldbelijdenis hebben willen verootmoedigen voor zijn volk en gasten m.b.t. zijn aanstootgevend gedrag middels de vele vrouwen die hij aan het hof had” (volgens een aantal uitleggers, schrijft de I.B.B.). Zie 7:25-28
Lezen: Pred. 1 / 4:1-3 / 12:10-14
Vragen:
1. a. Is dit (eerste) gedeelte pessimistisch of ligt er een onderliggende betekenis in?
b. Waaróm is alles ijdelheid? Kan Ex.5:9 - Joh 6:27-29 / 2Kor.4:18 - Rom.8:20-21 \
Ps 62:10 - 144:4 hiertoe iets bijdragen?
2. a. Prediker prijst de doden boven de levenden. Hoe wordt dit bedoeld (1.a.)?
b. Kan Paulus ons hierin (nóg) wijzer maken of e.e.a. bevestigen?
(Fil.1:21-24 / 2.Kor.5:1-4 / 1.Kor.15:53-55)
3. Prediker besluit met het "Vreest God en houd Zijn geboden,want dit betaamt alle
mensen". Hoe ‘vreest’ men God? Zegt Joh.14:15 ons hier iets over?
4. Góds ‘geboden’! Wát zijn ‘gebóden’; welke zijn dit? Wát zegt Jezus Zelf hierover
in Matt.5:17-18 en Matt.22:40 alsmede Paulus in Rom.3:31?
5. Pred.12:12-14 zouden de laatste 2 verzen van Salomo zijn geweest. Welk belang
kan daaraan gehecht worden? Weet u welk belang hedendaags-bekende bijbel-
leraars over het houden der wet hechtten? (Maarten Luther, John Wesley, Charles
Spurgeon, Charles Finney, John Wycliff, D.L. Moody - zie onderstaand)
6. a. Hangt het persoonlijke behoud (zaligheid) af van het onderhouden van Gods
geboden? (Gal.3:11 / Rom.10:9)
b. Is het mógelijk om gehoor te geven aan het onderhouden van Góds geboden?
(Jer.31:33 / Ezech. 11:19-20 & 36:26-28)
'11-12-06 A.S. te H.
Bijbelteksten bij vraag 1.
Ex.5:9 Men verzware den dienst over deze mannen, dat zij daaraan te doen hebben, en zich niet vergapen aan leugenachtige woorden.
Joh.6:27 Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld.
28 Zij zeiden dan tot Hem: Wat zullen wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken?
29 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, Dien Hij gezonden heeft
2 Kor.4:18 Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig.
Rom.8:18 Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden. 19 Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods. 20 Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om Diens wil, Die het der ijdelheid onderworpen heeft; 21 Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. 22 Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen als in barensnood is tot nu toe.
Ps.62:10 Immers zijn de gemene lieden ijdelheid, de grote lieden zijn leugen; in de weegschaal opgewogen, zouden zij samen lichter zijn dan de ijdelheid.
Ps.144:4 De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw. (Ps.90:10 Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen.
Bijbelteksten bij vraag 2.
Fil.1:21 Want het leven is mij Christus, en het sterven is mij gewin. 22 Maar of te leven in het vlees, hetzelve mij oorbaar zij, en wat ik verkiezen zal, weet ik niet. 23 Want ik word van deze twee gedrongen, hebbende begeerte, om ontbonden te worden en met Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste
2.Kor.5:1 Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. 2 Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed te worden. 3 Zo wij ook bekleed en niet naakt zullen gevonden worden. 4 Want ook wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar overkleed worden, opdat het sterfelijke van het leven verslonden worde.
1.Kor.15:53 Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. 54 En wanneer dit verderfelijke zal onverderfelijkheid aangedaan hebben, en dit sterfelijke zal onsterfelijkheid aangedaan hebben, alsdan zal het woord geschieden, dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning. 55 Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning?
Bijbelteksten bij vraag 3.
Joh.14:15 Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden.
Bijbelteksten bij vraag 4.
Matt.5:17 Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen. 18 Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota noch één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied. 19 Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen
Matt.22:40 Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten.
Rom.3:31 Doen wij dan de wet te niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet.
Bijbelteksten bij vraag 6.
Gal.3:11 En dat niemand door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar; want de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
Rom.10:9 Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.
Jer.31:33 Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.
Ezech.11:19 En Ik zal hun enerlei hart geven, en zal een nieuwen geest in het binnenste van u geven; en Ik zal het stenen hart uit hun vlees wegnemen, en zal hun een vlesen hart geven; 20 Opdat zij wandelen in Mijn inzettingen, en Mijn rechten bewaren, en dezelve doen; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn.
Ezech.36:26 En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven. 27 En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen
Uittreksel uit: “Yeshua” (blz 41) door dr. Ron Moseley, uitg. Bread of Live - Vlissingen (=tevens uitgever van het christelijke lifestyle-magazine “Charisma” ) 2000. ISBN 90-75 226 32 20:
"Was Maarten Luther, de grote hervormer, tegen de Wet? Helemaal niet. Wat meer is, hij zei: “De eerste plicht van een prediker van het evangelie is een Gods Wet bekend te maken en het karakter van de zonde te laten zien, want dat zal de functie van een schoolmeester hebben en eeuwig leven in Jezus Christus brengen. (1) John Wesley zei: “Voordat ik liefde en genade preek, zal ik zonde, Wet en oordeel moeten prediken”.(2) Wesley gaf later dit advies aan een vriend: “Preek 90% Wet en 10% genade”. Charles Spurgeon, die bekend staat als de ‘Prins der Predikers’ zei””Men zal nooit de genade aanvaarden totdat men gebeefd heeft voor een heilige en rechtvaardige Wet” (3) Charles Finney, van wie beweerd wordt dat hij een resultaat van 80 % (!) had in zijn bediening, zei: “Altijd weer moet de Wet de weg bereiden voor het Evangelie. Als men dit bij het onderrichtten van zielen zou negeren, dan zal dit vrijwel zeker resulteren in valse hoop; het binnenbrengen van een verkeerde standaard voor christelijke beleving en het zal de kerk vullen met onwaarachtige bekeringen”. (4) John Wycliffe, de Morgenster van de Reformatie, zei: “De hoogste dienst die een mens op aarde kan vervullen, is het prediken van de Wet van God”.(5) D.L. Moody, aan wie meer dan een miljoen bekeerlingen wordt toegeschreven, heeft dit in het juiste perspectief geplaatst toen hij zei: “God, die een volmaakt God is, moest wel een volmaakte Wet geven en deze Wet is niet gegeven voor het behoud van mensen maar als graadmeter”.
(1) “Our Christian heritage” Sherwood A.R. Mozark Publ. 1994. blz.15
(2) Ray Comfort “The cannons of God’s Law” BellFlower, C.A. Institute of basic life principles 1992
(3) Ron Moseley “Law and Grace” Sherwood A.R. Mozark Pub. 1994 blz 21/22
(4) Charles Finney “Revival Lectures Old Tappan N.J. Flemming,H. Reveill 1979
(5) Ray Comfort “The cannons of God’s Law” BellFlower, C.A. Institute of basic life principles 1992
D.L. Moody “The best of D.L. Moody” Grand Rappits Baker Bookhouse 1984