Ik heb een vriend, die organist is. Hij speelt prachtig, maar is verder een wat gesloten en eigenzinnig type mens. Als hij een mening ergens over heeft, heeft hij die ook en vindt het niet nodig om af en toe ‘ruimte te maken’ voor anderen. Hij is erg op zichzelf gericht in leven, voelen, en denken.
Gisteren was ik bij hem terwijl hij voorafgaand aan een orgelbespeling in de overigens nog lege kerk, bij een prachtig stuk van Rheinberger (de beroemde Cantilena) de juiste registratie zocht. Ik genoot werkelijk van de bijzondere klankkleuren en de akoestiek van het gebouw.
Mij viel een gedachte in, en ik kon niet nalaten dat met een glimlach tegen hem te zeggen: ‘jouw ego is net zo groot als deze kerk, vriend.’
Hij dacht even na. Zei toen: ‘sommige mensen hebben bijzonder veel ruimte nodig om schoonheid werkzaam te laten zijn, en dan nóg is het niet zeker of de ander dat ervaart. Het probleem ligt dan echter bij de ander.’