Gij maakte de wereld tot uw harp, o Heer.
Waarop Gij ononderbroken speelt.
Welke schilder zou kunnen schilderen uw smetteloos Beeld ?
Welke adelaar zou zich kunnen verheffen zoals U ?
Gij springt van het hart naar de tong, en van de tong recht in het hart van hen die het oor aan U lenen.
Welk licht kan zich met uw Straling vergelijken ?
Welke geur in deze wereld zou uw kostelijke Geur kunnen evenaren ?
Ik dook in de diepte der afgrond, en zwom in de breedten der zeeën, om uw diepte en uw breedte te kunnen begrijpen, Heer.
Doch wie is in staat U te vatten ?
De wonderen uwer Schepping ?
Uw Lichtkruis ?
En wanneer ik zeg “Uw Schepping”, wie schiep U, Heer ?
Mijn bewustzijn houdt niet op zich op uw Mysterie te bezinnen.
uit Mani's Psalmenboek