Het onwetend bestaan een nachtmerrie
30 Zo waren zij onwetend aangaande de Vader,
daar zij hem niet zagen.
Doordat dit zich uitte in angst en verwarring
en instabiliteit en twijfel en verdeeldheid,
waren er veel waandenkbeelden
en loze onzinnigheden waaraan zij leden,
alsof ze in slaap gedompeld waren en aan verwarde dromen ten prooi.
Ze vluchtten ergens heen,
of ze zijn niet bij machte vooruit te komen bij de achtervolging van anderen,
of ze zijn aan het slaan,
of ze krijgen zelf slaag,
of ze vallen van grote hoogte,
of ze vliegen door de lucht, hoewel ze geen vleugels hebben.
Dan weer is het of iemand hen vermoordt, al is er niemand die hen achtervolgt,
of zij doden zelf die hen nastaan, want ze zijn met hun bloed bevlekt.
Tot het moment dat zij die dit alles meemaken wakker worden:
zij die in al deze verwarringen waren, zien dan niets,
omdat het geen reële dingen zijn.
31 Zo is het met hen die de onwetendheid hebben afgeworpen als de slaap:
ze houden haar niet voor iets reëels,
noch houden ze haar werken voor werkelijkheden,
maar ze laten ze achter zich als een droom in de nacht.
De kennis van de Vader beschouwen zij als het (morgen)licht.
Zo heeft iedereen als in slaap gehandeld toen hij onwetend was,
en zo is hij tot kennis gekomen alsof hij ontwaakte.
Gelukkig de mens die zal terugkeren en ontwaken,
gelukzalig hij die de ogen der blinden geopend heeft!
Uit :Het Evangelie van de Waarheid
Nag Hammadi