…en gij en uw zonen met u, zult dragen de ongerechtigheid van uw priesterambt.
Numeri 18:1
In Exodus 27 en 28 is reeds over het priesterschap van Aäron en zijn zonen gesproken. Het is niet vreemd dat na de opstand van Korach, Dathan en Abiram, het priesterschap opnieuw aan de orde komt. De opstand had immers het priesterambt tot inzet.
Nu duidelijk is gemaakt dat God Aäron en zijn zonen tot het priesterambt heeft verkoren, drukt de Here de grote verantwoordelijkheid van dit ambt op hun harten.
De uitdrukking 'de ongerechtigheid van het priesterambt dragen', wil dan ook niets anders zeggen dan: u zult verantwoordelijk gehouden worden voor de verontreinigingen van de heilige dienst in de tabernakel.
God heeft Aäron en zijn zonen op de ernst van hun ambt gewezen.
Onder het Nieuwe Verbond is het niet anders. God houdt de dienaren van het Evangelie verantwoordelijk voor de uitoefening van hun ambt.
Zij mogen aan het Woord niet afdoen en niet toedoen (Openb. 22,19).
Paulus spreekt zijn anathema uit en zegt: 'Indien u iemand een ander Evangelie verkondigt, buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt' (Gal. 1:9).
Indien dit meer werd beseft, zouden velen niet zo dringen om perse dominee, prediker, leraar, voorganger te worden.
Gods Woord prediken is een verantwoordelijk werk. Maar naar dat Woord luisteren is niet minder verantwoordelijk.