Zo maar een mijmering. Kom, laten we moedig zijn
Annemiek Schrijver29 oktober, 2011
In het televisieprogramma Het Vermoeden van de IKON vertellen mensen uit verschillende religieuze tradities aan de hand van hun meest dierbare tekst wat hen beweegt, inspireert en gaande houdt. En dat al bijna tien jaar. Dat is een genadig unicum in Hilversum.
Ik ervaar het als een groot voorrecht en genoegen om deze mensen te mogen ontmoeten en bevragen.
Talloze wijze, originele, kwetsbare, moedige en open geesten hebben ons via deze weg al willen laten delen in hun ongeneeslijke religiositeit. Wat is het dat al die mooie gasten staande en gaande houdt? Is het hoogst particulier, gebonden aan die toevallige godsdienst? Kijken wij daar als waarnemers naar zoals naar exotische vlinders? Of is hun bewogenheid herkenbaar, deelbaar, overdraagbaar? En wat bezielt mij eigenlijk? Waarom toch altijd maar die nieuwsgierige vragen aan al die zoekers, vinders en oprapers?
Het antwoord op die laatste vraag blijft voor mezelf verrassend standvastig. Terwijl het leven zelf turbulent verandert en de Vermoedengasten bepaald niet uit hetzelfde hout gesneden zijn, blijft een dagboeknotitie van Etty Hillesum maar steeds mijn leidraad: ‘Ik wil God opgraven in de harten van mensen.’ Later schrijft Hillesum dat ze ook niets liever doet dan God aflezen in die menselijke harten. God moet dus eerst worden opgegraven. Zonder onze hulp overleeft Hij het blijkbaar niet volgens haar. En vervolgens kan Hij worden afgelezen in onze harten. Dat beeld spreekt mij als gereformeerd opgevoed meisje zeer aan. Wij zijn het lichaam van Christus die elkaar tot een hand en een voet kunnen zijn. En hoe meer zicht we op de ledematen van dat lichaam krijgen, hoe beter we Hem zullen verstaan.
In het geval van Het Vermoeden zijn dat nogal wat lichaamsdelen: al die afzonderlijke ledematen die we kunnen ontwaren in deze tijd waarin de muren van godshuizen het lijken te begeven. Van alle los liggenden die ik daar ontmoet, kan tenminste één algemeen kenmerk worden waargenomen: de dogma’s van de meeste geloofsovertuigingen zijn geboren in een tijdperk waarin geloofd werd dat de aarde plat was en de sterren gaten waren. En die tijden zijn voorbij. In die zin lijken we ons allemaal in hetzelfde schuitje te bevinden, of zijn we, naar een mooi mystiek beeld, golven in dezelfde zee.
Ja, de mystiek boeit me meer dan wat dan ook. Vermoedengasten uit alle windstreken vertellen dat de mystieke kant van hun eigen religie op die van de anderen lijkt. En volgens de beroemde uitspraak van de katholieke theoloog Karl Rahner zal ‘de christen van de toekomst een mysticus zijn, of hij zal niet zijn.’ Wat heeft die oude mystiek, die van alle godsdiensten is, ons ook alweer te zeggen?
Wat mijn eigen christelijke traditie betreft weet ik uit ervaring dat de mystiek de kerk noodgedwongen verlaten heeft. Ik ben opgevoed vanuit het theïstische denken, wat in de kerk en ook in mijn geest geleid heeft tot een dualistische wereldbeschouwing: God hebben we ver van de aarde afgekatapulteerd, rechtstreeks de hemel in. Alwaar Hij al eeuwenlang zit, bezongen door de aartsvaders, met onder hen straten van goud. En hier op deze planeet wachten biljoenen gestorvenen zowel op de jongste dag als op hun oordeel, waarna zij gerechtigd zullen binnenwandelen in de hemel, dan wel rechtstreeks de hel in. Beide oorden lijken mij toch alleen al om het ondraaglijk aantal zielen niet om te harden en dus nauwelijks van elkaar te onderscheiden, maar misschien slaat hier mijn nog immer verhitte gereformeerde meisjesbreintje wat op hol. Dus dit terzijde.
Maar tot die lang verwachte jongste dag zit God daar en zitten wij hier. En dat leidt tot een tranendal dat verlossing nodig heeft. Alleen door de gruwelkruisdood van Christus kunnen we onze situatie ontvluchten. Als kind al deed mij deze leerstelling pervers aan. Die arme Jezus dan toch, bij wie ik zo graag waken wou. Die kinderhovaardigheid heeft men vergeefs met mannenbroeder-macht geprobeerd uit mijn hoofd te beuken, maar niets hielp.
Het heeft in ieder geval niet kunnen voorkomen dat zelfs de ouderlijke aanmaning: ‘Als je je bord leeg eet, krijg je een toetje’, mij ontrouw voorkwam. Het verrukkelijke eten zelf heeft toch geen goedmakertje nodig? Het mooie leven toch ook niet? Dit gedachtegoed heeft zich veelal onwrikbaar in ons hele leven weten te nestelen. En het uit zich juist vaak makkelijk in wat wij romantische liefde noemen, die meestal op voorwaarden is gebouwd: ‘Als ik van je houd, moet jij….’ ‘Als ik me naar voel, voel jij je ook zo….’ ‘Als jij zo gaat beginnen, waar blijven we dan nog?…..’
Ons hele leven lijkt wel handjeklap. Eert uw vader en uw moeder, opdat het u welga in het land dat de Heere uw God u geven zal. Wat voor een voorstelling van zaken is dat? Het lijkt het beloofde paradijs met ontelbaar veel maagden wel. Is dat niet een brute veronachtzaming van de schoonheid van het in leven zijn zelf? Een opjutting om uit het hier en nu gebonjourd te worden, opgejaagd naar hoop op later en vrees naar meer? Waarom zou je niet je vader en moeder eren, puur om het feit dat het gedaan moet worden en dat iemand het doen moet?
En dan hebben we het nog niets eens over de ravage die de voorwaardelijke liefde in ons innerlijk aanricht. Lijkt de angst voor Gods oordeel en het hiernamaals niet sprekend op onze zelfafwijzing en onze vrees voor de ogen van de buitenwereld? In wiens ogen zijn we ooit genoeg zoals we zijn? `Heer, wie zal dan bestaan?’, zo zong ik mijn psalmversje.
Het enige dat zou kunnen bijdragen aan dit zo wankel te verwachten heil, was in ons protestante gevalletje het verzoenend bloed van Jezus Christus en bij de katholieken waren het de goede werken Prestatie dus. En die erfenis sijpelt nog in menig spiritueel clubje door, waar het syndroom van de beste van de klas willen zijn zich weer als nieuw in onze geest weet op te poppen. Bovendien moedigt deze heilstheologie ook ons ‘ik’ uit om enorme proporties aan te nemen, opdat het in het hiernamaals gered zal worden en eeuwig door mag leven. Kortom: de leer van de kerk creëerde eerst een kloof tussen God en mens, en dichtte die door een heilsleer die gericht is op prestatie en op het geruststellen van het ik en van onze wil.
Terwijl de inmiddels verbannen mystiek juist niet rept over het overbruggen van een kloof tussen God en mens, maar zegt dat de wereld -en wij dus ook-, niets anders is dan de verschijning van het goddelijke. Daar worden we uitgenodigd om uit onze schemertoestand te ontwaken en ons ware wezen in het gezicht te zien: God die huist in ons hart. En ieder mensenhart is uniek en eenmalig. Jij bent een goddelijke buitenkans. Daar kunnen we in dit leven zelf achter komen. In de mystiek betekent verlossing inzicht. Inside. Naar binnen kijken en Hem ontwaren. Hem ervaren. Dat wordt ook wel Christusbewustzijn of Boeddhanatuur genoemd.
‘Jij die woont in mij,
opborrelende Minne -kracht wassend water dat leven doet.
Kom, delf op mijn ware gelaat.
Leef Je uit in mij’,
zo schreef de mysticus Jan van Ruusbroec, de Wonderbare, die leefde van 1293-1381.
Als onze golf sterft, gaat ons wassend water terug naar de Bron. Zoals we bij iedere fontein kunnen zien. Als we willen ervaren wat mystiek werkelijk is, kunnen we het best naar buiten gaan. Het plein op, het park in.
Daar zien we dat er begin noch einde aan een fontein is, of aan een boom door de seizoenen heen.
Dit alles mag dan met eigen ogen waar te nemen zijn, de mystiek is de kerk uitgezet.
En daarmee wordt de mens aan zijn lot overgelaten.
In ieder geval verklaart dat misschien de eenzaamheid van veel mensen binnen de kerkmuur.
En eenzaam ben je in zekere zin ook in het kijkbuiskastje. Je lijkt de theïstisch bedachte God Zelf wel: je slingert eens wat de ether in, maar hebt in al je allenigheid keihne Ahnung bij wie of het binnendwarrelt, en of het wel landt, en of ze niet gewoon met z’n allen al ergens heen zijn of zoiets. God werd vast vroeger ook al niet gezocht met verstoppertje spelen. Net als ik. ‘Halloho!! Ik zit hier hoor!!’ Waren de kinderen allang buiten aan het spelen. Op m’n eigen verjaardag notabene. Dus ik begreep God al heel jong. De Armerik.
Zo kwam ik op een goede Vermoedendag op de gedachte het kijkbuiskastje uit te stappen om de achterban eens van aangezicht tot aangezicht te ontmoeten. Aldus ontstond het idee van Het Vermoeden on the Road. In menige kerk en zaal, verspreid over het land, mocht ik sindsdien regelmatig Vermoedentje komen spelen.
Dan is niet slechts een enkele gast de gedupeerde, maar mag ik de hele goegemeente tegelijk bevragen op hun inspiratie en bevlogenheid. En dan valt het volgende op:
Veel oudere kerkgangers die hun hele leven al trouw bij hun moederkerk blijven, blijken zichzelf enorm te hebben ontwikkeld. Daar weten zelfs de naaste broeders en zusters zelden van, omdat de meeste diensten slechts die enkele spreker kennen, namelijk de dominee. Zo komen kerkleden zelden zelf aan het woord. Bovendien leert de ervaring dat men op verjaardagen en andere bijeenkomsten hoegenaamd nooit spreekt over wat er werkelijk toe doet. Zodoende wordt veel zelfverworven innerlijke wijsheid zelden verwoord en gehoord.
Ook blijken de kijkers van een programma als Het Vermoeden veel geëmancipeerder dan menig confessionele omroep van de eigen achterban verwacht.
En daarbij komt mij vaak ter ore dat mensen die op zondagochtend naar Het Vermoeden kijken, dat halve uur beschouwen als een moment van vieren en daar dan ook vaak een kaars bij aansteken. Kortom: er is een gemeenschap der heiligen die zich niet meer zomaar laat registreren achter afgescheiden kerkmuren. Hoe trouw en toegewijd ze ook zijn. De vraag dringt zich natuurlijk op: Waaraan zijn ze dan nog toegewijd en trouw? Wat beroert ze dan toch zo?
Bij navraag blijkt telkens dat deze mensen bij het klimmen der jaren als vanzelfsprekend devotie en toewijding hebben ontwikkeld. De behoefte zich over te geven aan de weg van het leven lijkt een bijna natuurlijke. Misschien is dat wel wat religie in wezen is: levende wijsheid. Deze mensen weten dat Jezus mens geworden is, en ervaren dat ook zij dat graag worden willen: nog meer mens. Steeds meer mens. Want God wil mens in ons zijn. En zo kunnen zij elkaar ook herkennen .
Dat ik jou ben in een andere gedaante. Leden van een lichaam. Golven van een zee. Deze nieuwe, misschien nog wat beduusde gemeenschap der heiligen lijkt er naar te verlangen om los te komen van oude conditioneringen, om de harde jeugdige wil te verzachten. Zodat men zich eindelijk kan overgeven aan de wil van de Vader.
En dat verlangen komt niet alleen voort uit oud geloof, maar ook uit nieuwe ervaring. Vaak blijkt een levenscrisis het begin van de losse schroeven, waarin oude zekerheden kantelen. Dan wil de genade van de leegte optreden en kan men opnieuw geboren worden. Deze losse gemeenschap der heiligen nodigt uit tot een evolutie van ons menselijk bewustzijn, waarin we durven toe te geven dat niet God dood is, maar ons godsbeeld gesneuveld is.
We zijn toe aan de fase van ons te ontledigen, om ons verstrooide bewustzijn bijeen te rapen. Want dat bewustzijn zelf, die zee waarin wij ons als golf afzonderen, waarin we beuken en weer verdwijnen, blijft onberoerd. En onze mystieke verlossing zit niet in de hemel verdienen door goede werken, maar door te stoppen met ons best te doen, met onze zelfafwijzing. Dan zien we af van die afgescheidenheid. Dan krijgen we misschien zicht op het altijd Aanwezige, de niet door het ik verduisterde werkelijkheid. Op de zee onder ons golfje.
Tijdens het aflezen van God in de harten rond Het Vermoeden, heb ik inmiddels meer dan een vermoeden dat de mens ongeneeslijk mystiek is. Hoe de afbrokkelende instituten die menselijke potentie ook geprobeerd hebben af te weren. Ik schrijf vast namens velen als ik zeg te verlangen naar een gemeenschap waarin we brood blijven breken, uit de beker blijven drinken, en water op ons voorhoofd ontvangen. Dat allemaal om het leven te vieren. Niet om van gedaante te wisselen of om schoongespoeld te worden. Maar om de eenheid van de mens met God te eren, het niet ontwijde gelaat van de mens. Want waarom zouden we dat alleen doen? Het zou toch heerlijk zijn om regelmatig die leden van dat Ene lichaam te zien? Zodat we onszelf kunnen herinneren aan hoe we werkelijk bedoeld zijn en elkaar tot een hand en een voet kunnen zijn. Wanneer één lid lijdt of genot beleeft, kunnen wij als alle leden meeleven, medevreugde en mededogen ervaren.
Ik heb geen idee of dit wild mystieke verlangen zich moet willen organiseren. Maar op de een of andere manier geloof ik dat als wij dit verlangen voor ons uit blijven dragen, het een weg vinden zal. En dat daar een zegen op wil rusten. Misschien is daar moed voor nodig. Misschien ook lentelust als van een onschuldig lam. En wat dit afzonderlijke lid wil, dat verlangen misschien dan ook wel alle leden. Zoveel vrijmoedigheid durf ik inmiddels wel aan mijn oude dag te leggen.
Door mijn eigen weg van groeien, vallen, opstaan, weglopen naar andere denominaties, bokken, me overgeven en de hele santenkraam weer opnieuw, zou het me niet vreemd voorkomen dat onze individuele weg een afspiegeling is van die van de hele mensheid. En dus ook die van de kerkgeschiedenis. In onze jeugdjaren gingen we volgens Nietzsche geduldig door de knieën als een kameel. Zo kon men ons zwaar beladen. Zo wankelden we door de woestijn. Daar werden we door het sjouwen sterk als een leeuw. Dus juist daar doodden we een draak die alsmaar brulde: ‘Je moet!’ En toen die draak dan ook eindelijk eens een keer omgekomen was, veranderde de leeuw in een kind.
Een kind dat zich durft te ont-wikkelen tot het zachte wezen dat het ooit was. Nu bedoeld om zich krijgshaftig over te geven.
Ja, laat ik de vrijmoedigheid nemen te vermoeden dat mijn levensweg lijkt op die van ons allen. Mag ik dan eindigen met de voor mij zo vertrouwde woorden uit 2 Timotheus :4. Nooit eerder mocht ik de heilige schrift verklaren, maar nu doe ik dat een keer graag. Als een luimig, speels en devoot kind. Zoals ik was en ook weer worden zal. Moge dit een mystieke wens en zegen voor ons allen zijn:
‘Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop volbracht, het geloof behouden. Nu wacht mij de krans van de gerechtigheid die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal geven op de grote dag; en niet alleen aan mij, maar aan allen die naar zijn komst hebben uitgezien.’
Laat die dag hier zijn, met ons allen. Moge het zo zijn
Annemiek Schrijver is auteur en tv-presentator (Ikon)
Bron: www.annemiekschrijver.nl
mystiek, vermoedenhttp://www.zinweb.nl/zinprofiel/2011/10/29/zo-maar-een-mijmering-kom-laten-we-moedig-zijn