Zie eens hier, hoe dit thema verduidelijkt wordt
groet
Baldu
En één van de oudsten der stad zeide :
Spreek tot ons over goed en kwaad.
En hij antwoordde :
Over het goede in je kan ik spreken, maar niet
over het kwade.
Want wat is het kwade anders dan het goede,
dat door eigen dorst en honger wordt gekweld ?
Voorwaar als het goede hongert, zoekt het zijn
voedsel zelfs in de donkere holen, en als het dorst,
drinkt het zelfs van dode wateren.
Je bent goed wanneer je in harmonie bent met
jezelf.
Maar ook al ben je niet in harmonie met jezelf,
daarom ben je nog niet kwaad.
Want een huis dat tegen zichzelf verdeeld is, is
geen hol van dieven, maar alleen een verdeeld
huis.
En een schip zonder roer kan doelloos tussen
gevaarlijke eilanden door drijven en toch niet
naar de bodem zinken.
Je bent goed wanneer je van jezelf tracht te
geven.
Toch ben je niet kwaad als je eigen voordeel
zoekt.
Want wanneer je op eigen voordeel uit bent,
ben je alleen een wortel die zich aan de aarde
vastklampt en zoogt aan haar borst.
Waarlijk de vrucht kan niet tegen de wortel
zeggen : ' Wees als ik rijp en vol en steeds gevend
van je overvloed.'
Want geven is voor de vrucht een behoefte,
zoals ontvangen een noodzaak is voor de wortel.
Je bent goed wanneer je je volkomen van je
woorden bewust bent,
toch ben je niet kwaad als je slapend je tong
zonder doel laat voortstrompelen.
En zelfs een stamelende rede kan een zwakke
tong versterken.
Je bent goed wanneer je vastberaden en met
stoutmoedige schreden op je doel afgaat.
Toch ben je niet kwaad, wanneer je er hinkend
naar toeloopt.
Ook zij die hinken, lopen niet achteruit.
Maar jij die sterk en snel bent, zie toe dat je
niet hinkt voor de kreupele in de mening dat dit
vriendelijkheid is.
Je bent goed op talloze wijzen, en je bent niet
kwaad wanneer je niet goed bent.
Je bent enkel talmend en lui.
Jammer dat de herten de schildpadden geen
snelheid kunnen leren.
In het verlangen naar je reuzen-zelf ligt je
goedheid : en dat verlangen sluimert in allen.
Maar in sommigen is dat verlangen een bruisen-
de stroom die met kracht de zee tegemoet snelt,
meevoerend de geheimen der heuvelen en de
liederen van het woud.
En in anderen is het een vlakke stroom die
zich in hoeken en bochten verliest en slechts aar-
zelend de kust nadert.
Maar wie heftig verlangt zegge niet tot hem
wiens verlangen gering is : 'Waarom ben je zo
langzaam en aarzelend ?'
Want de waarlijk goeden vragen niet aan die
naakt gaan : ‘Waar is je kleed ?’, noch aan de
onbehuisden : ‘Wat is er met je huis gebeurd ?’
uit : De Profeet - Kahlil Gibran