Het vlees begeert tegen de geest en de geest tegen het vlees. Begeren is hier het griekse epithumeo. Dus de geest van God zelf begeert. In deze passage begeren zowel geest als vlees allebei. Als de geest tegenover het vlees begeert, is het een goede begeerte maar andersom is slecht.
Overigens zorgt andersom, het vlees er wel voor dat wij niet perfect handelen opdat we weten dat we god nodig hebben. Vleselijke begeerten hebben dus wel degelijk nut. Er had ook kunnen staan dat alleen de geest in ons begeert.
Begeerte op zich is moreel neutraal. Jezus zelf begeerde in Lucas 22:15.
“Met verlangen verlang* Ik er naar dit °Pascha met jullie te eten*, vóór Mijn lijden”
Het griekse woord voor verlangen is hier epithumia en hetzelfde als begeren elders in de bijbel. Dus Jezus begeerde naar het pascha maal samen met zijn discipelen. Dus kan begeren op zich geen zonde zijn. Het feit dat het woord van god spreekt van slechte en schadelijke begeerten bevestigt dit. Zie 1 Tim. 6:9.
“Maar wie rijk willen zijn vallen in beproeving en valstrik en in vele dwaze en schadelijke verlangens, die de mensen doen wegzinken in uitroeiing en vernietiging.”
Als sommige begeerten schadelijk zijn, zijn anderen dus automatisch goed.
http://www.youtube.com/watch?v=Z5w7UxYHH28