In Soefibijeenkomsten wordt er altijd gelachen. Wanneer er
plezier is verliezen we onszelf, onze ideeën en onze
vooroordelen.
We staan onszelf toe om dwazen te worden en
realiseren ons de dwaasheid van ons leven. Minnaars van God
weten dat dit alles een dans, een spel is,
en dat de werkelijke betekenis
van het leven onze verbinding met de Geliefde is hoe Hij
Zichzelf bijvoorbeeld onthult en verbergt. We moeten de draad
van liefde en betekenis oppakken die in de wereld van Zijn
vormen is geweven en deze betekenis oppakken als een
kwinkslag van de liefde die voortdurend zichtbaar gemaakt
wordt.
Hoe kan je nu deze wereld met haar problemen en lijden een
grap noemen? Hoe kan je nu lachen over hongerende kinderen
en de eindeloze cyclus van het geweld in de wereld?
Wanneer je een glimp opgevangen hebt van Zijn tederheid en toewijding
die temidden van pijn en verdriet aanwezig zijn, vind je in het
hart een oneindig medeleven met hen die lijden.
We zien dat Hij “de kwelling van de jaloezie, de pijn van de zieke” is.
Hij is aanwezig in deze vormen en toch is Hij meer dan dat. Onze
beperking bestaat eruit om gevangen te zijn in de uiterlijke
vorm. Daar raken we ons vermogen kwijt om onze Geliefde te
kennen en volledig deel te nemen aan Zijn openbaring.
De hele mensheid wordt gevangen in het spel van illusies.
We bestaan in de creatie van onze mind en psyche, en ook in de
collectieve patronen die ons uiterlijke leven bepalen.
De spirituele reis is een erkenning dat we gevangen zijn en ernaar
verlangen om vrij te zijn. Om deze reis aan te vangen moet je
accepteren dat je bedot wordt en dat het leven niet is wat het
lijkt. Door onze herinnering beseffen we dat we voortdurend
voor de gek gehouden worden, gevangen worden in de illusies
van het ego en van de bekoorlijke maya van het leven. Hoe zit
het dat we niet om onszelf kunnen lachen als we zien hoe
gemakkelijk we beetgenomen worden, gevangen door onze
nietigheid, door onze wensen en conditionering? We nemen
onszelf nog steeds serieus, totdat op een dag Zijn liefde en
plezier ons overweldigen.
Wanneer de poorten van genade eenmaal geopend zijn zien
we een glimp van een andere wereld die echt is, die de
schoonheid en het wonder van haar Schepper weerspiegelt,
waarin Zijn gezicht zichtbaar is. En deze wereld is om ons
heen, in het lied van de vogel, in de lach van het kind. Het is
hier, in iedere ademtocht, en toch kunnen we het niet met onze
uiterlijke ogen zien, alleen met het oog van het hart. Al
eeuwenlang zijn Soefis Zijn dwazen en zien de wereld met de
ogen van liefde en herkennen haar illusies; het wonder dat Zijn
aanwezigheid binnen deze illusies is.
Golden Sufi Center