Iemand zei:
‘Ga bij hem weg. Hij is alcoholist,
hij zal je vuil maken door zijn woorden,
door zijn blik, door zijn handen’
Maar ik ga naar hem toe.
Ik zit op de stoeprand naast hem.
Hij is mijn broer, of mijn vader of mijn vriend.
Hij deelt de zon met mij
en ik met hem een taal, een herinnering.
(Uit de bundel: ‘Voor de nachtegaal in het ei’, van Al Galidi)