De geheimen van God
Een merkwaardigheid bij deze woorden
Is het u wel eens opgevallen, dat er aan die vier begrippen iets merkwaardigs is?
We kennen hoogte en diepte als tegengestelde begrippen. “Hoogte” is de tegenstelling tot “diepte”.
Maar we hebben in onze taal geen tegenstelling tot de begrippen “lengte” en “breedte”! (“lang'' - ”kort“ is hetzelfde soort betrekkelijkheid als ”hoog“ - ”laag“, evenals trouwens ”breed“ - ”smal“. Daarbij gaat het om heel iets anders dan bij de tegenstelling ”hoogte“ - ”diepte").
Misschien is er een taal-filosofische verklaring voor deze merkwaardigheid te vinden, maar voor de inhoud en de doelstelling van dit tijdschrift is het voldoende om te konstateren dat ook de bijbel zich aan dit spraakgebruik houdt en niet van drie “maten” (dimensies) spreekt. maar van vier, namelijk lengte, breedte, hoogte en diepte.
Twee dingen hebben elke bijbellezer daarbij iets te zeggen namelijk:
De bijbel verbindt aan deze - ook in de ruimte-meetkunde gebruikelijke begrippen - geen technische, maar morele lessen.
De bijbel vermeldt of toont deze vier begrippen in verschillende volgorden.
Uit het feit dat Christus Zich garant heeft gesteld voor “tittel” en “jota” - de kleinste schrijftekens - in de wet van God volgt dat zelfs de kleinste bijzonderheden in de Schrift onze aandacht verdienen.
De veranderingen in de volgorde van vermelding van deze vier begrippen moeten ons dus zeker iets te zeggen hebben.
II Een getuigenis uit de tijd van Abram
Veel bijbelkenners geloven op goede gronden dat Job en zijn vier vrienden ongeveer ten tijde van Abram geleefd hebben. Aangenomen dat dit juist is, dan is het getuigenis van Zofar het oudste, en dus ook het eerste, dat we over deze vier begrippen bezitten.
Hij zegt namelijk in Job 11:7-9: “Kunt gij de geheimen Gods doorgronden, de Almachtige doorgronden ten einde toe? Zij zijn hoog als in de hemel; wat kunt gij doen? dieper dan het dodenrijk; wat kunt gij weten? Langer dan de aarde is hun maat, en breder zijn zij dan de zee”.
Wat we uit dit citaat onmiddellijk kunnen leren is, dat in de bijbelse voorstellingswereld de aarde als lengte-maatstaf en de zee als breedte-maatstaf wordt gezien.
De geheimen van God
a. de hoogte
Als het om de geheimen van God gaat, staat de hoogte voorop! Zo zegt dan ook Jesaja 55:9: “Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde… zo zijn mijn gedachten hoger dan uw gedachten”.
De geheimen Gods zijn hoger dan de hemel. God is zo groot, zo hoog, zo verheven, dat naar Salomo’s woord “de hemel der hemelen Hem niet kan bevatten” (1 Kon. 8:27).
Gelukkig zij, die deze God hun “Vader” noemen mogen! Terecht zingen we dan ook:
Dit is het eeuwige erbarmen
dat al ons denken overtreft
een God die in zijn Vaderarmen
de zondaar aan zijn hart verheft.
Die hem van schuld en straf bevrijdt,
hem opneemt in zijn heerlijkheid.
b. de diepte
Geen wonder dat de bijbel dan ook als volgende hier de diepte noemt!. En wat voor een diepte! Wie tegenover “hoger dan de hemel” hier “dieper dan het diepst ravijn”, of “dieper dan de zee” verwacht, denkt in te aardse, en te materialistische maten! Zofar brengt hier de morele wereld in het geding met “dieper dan het dodenrijk”. Daarmee bedoelt hij natuurlijk iets meer dan de diepte van een grafspelonk of kuil. Ook Zofar moet zeer wel geweten hebben dat de dood het gevolg is van de zonde.
De diepte van het dodenrijk is dan ook die diepte van ondergang en verlorenheid, waarin de zonde ons mensen neersleurt. Zonder zonde geen dodenrijk. Maar de geheimen Gods reiken dieper dan de dood! Hoe onontkoombaar en onherroepelijk de dood ook is - de dood heeft niet het laatste woord! God is zo geweldig, dat zelfs de dood voor Hem moet zwichten en al zijn geheimen moet prijsgeven.
De geheimen Gods zijn dieper dan het dodenrijk - Gods macht overtreft niet alleen de macht van de lichamelijke dood, maar ook die van de morele, geestelijke dood! Is het niet een ondoorgrondelijk wonder dat van diep gevallen, reddeloos verloren mensen gezegd kan worden: “En u, toen gij dood waart in uw misdaden en zonden heeft God, die rijk is aan barmhartigheid, vanwege zijn grote liefde, waarmee Hij ons heeft liefgehad, toen ook wij dood waren in de misdaden, levend gemaakt met Christus, (uit genade zijt gij behouden)” (Ef. 2:1-5).
c. De lengte
De geheimen van God reiken over de gehele aarde! “Langer dan de aarde is hun maat”. Ze gaan aardse maatstaven ver voorbij. Wie in “aardse maten” over God en zijn werk denkt, denkt veel en veel te krap. Ver vóór de schepping van hemel en aarde, “vóór de grondlegging van de wereld'' heeft Hij aan u en mij gedacht. En als de huidige aarde zal zijn vergaan, dus tot voorbij de jongste dag - van eeuwigheid tot eeuwigheid - is er zijn onveranderlijke liefde en goedertierenheid. Heel onze aardse loopbaan is ingebed in zijn alwijze eeuwige ”raad". Elk kind van God mag zich in zijn aardse bestaan - hoe oud hij of zij ook moge worden - geborgen weten in zijn machtige hand.
d. de breedte
Zofars breedtemaat is de zee, en hij weet het: “Gods geheimen zijn breder dan de zee”. Die zee is in de bijbel vaak het beeld van de volkerenwereld waarin wij leven.
Altijd roerig en in beweging. Vaak in stormgeweld schuim en modder opwerpend (zie o.a. Jes. 57:20, Openb. 17:15).
De geheimen van God zijn breder dan de zee. Niets loopt Hem uit de hand. Wat de onmetelijke volkerenzee ook moge opschuimen aan goddeloosheid en opstandige vindingrijkheid, hoe ook de volken mogen woelen (Ps. 2:1), - geen vier miljard (4.000.000.000) mensen in opstand tegen God zullen kunnen verhinderen dat Hij met een: “Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg” (Ps. 2:6), de gekruisigde “timmerman” uit Nazareth op de troon van David zet, om alle vijanden te maken “tot een voetbank voor zijn voeten”.
De gelovigen zullen dit geheim van God straks bewonderen en het uitzingen: “Van de Here is dit geschied en het is wonderlijk in onze ogen” (Ps. 118:23).
III Een getuigenis uit het nieuwe testament
Anders dan in Job 11:7 wordt in Ef. 3:18 eerst de breedte, daarna de lengte, vervolgens de diepte en tenslotte de hoogte genoemd. Hier gaat het niet over “de verborgenheden van God”, maar over de verborgenheid van Christus.
De reden voor deze andere volgorde ligt wel in het feit, dat de Geest van God ons, sprekend over de verborgenheid van Christus. allereerst wil wijzen op de grote schare van gelovigen uit Jodendom en heidendom, die in deze verborgenheid zijn betrokken.
a. De breedte
Dat heeft te maken met de breedte van de volkerenzee! Gods oude volk Israël kreeg geen zendingsbevel om “uit te gaan” en onder de volken het evangelie te prediken. Het is de nieuwtestamentische gemeente van onze Here Jezus Christus, die ontstaan is op basis van “aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden en ten derden dage opstaan uit de doden, en dat in zijn naam moest gepredikt worden bekering en vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem” (Luk. 24:46, 47).
“Uit alle geslacht en taal en volk en natie” (Openb. 5:9) zijn zij gekocht, door het bloed van Christus. In die breedte ligt ook iedereen besloten die in Nederland de Heiland heeft aangenomen.
b. De lengte
Ook de lengte-maat verdient hier de aandacht. De lengte-maat heeft met de aarde te maken. De verborgenheid van Christus is verbonden met een aardse zaak. Christus heeft gezegd dat “de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven”. Het gaat bij het begrip “Kerk” of “gemeente van Jezus Christus” niet om een gezelschap gelovigen “van Adam af tot op de jongste dag”, maar om hen, die - nadat de Zoon van God “Mensenzoon” was geworden - “in zijn naam” een aanbod van zondenvergeving ontvingen en dit hebben aangenomen. Met andere woorden: de lengte van de verborgenheid van Christus wordt bepaald door de tijd gedurende welke het evangelie van de genade en vrede Gods (Ef. 2) op aarde verkondigd wordt.
De schare die “uit de volkeren” (Hand. 15:14) wordt verlost en met Christus als het Hoofd in één lichaam is verbonden, is eindig, en niet oneindig en ook de tijd waarin dit gebeurt is duidelijk afgepast.
Het begin ligt vastgelegd in Hand. 2 (Vergel. 1 Kor. 12:12-13), en het einde is aangegeven in 1 Thess. 4:15-17 en 1 Kor. 15:51-57.
Zo staat in het nieuwe testament het wonder van de lengte van de verborgenheid van Christus vóór ons. Paulus bad blijkens Ef. 3:14 e.v. dat de gelovigen in staat zouden zijn te vatten wat hun unieke positie in de heilsgeschiedenis is in hun verbinding met Christus, toen hij sprak over de lengte van de verborgenheid van Christus.
c. De diepte
Wilde het voorgaande mogelijk zijn, dan was het nodig dat de Zoon van God zou neerdalen. Zowel Fil. 2:5-8 als Ef. 4:9-10 spreken ons van de diepte van de verborgenheid van Christus. Alle leden van het lichaam van Christus, die onverbrekelijk met Hem als het Hoofd verbonden zijn, hebben dit voorrecht te danken aan het ondoorgrondelijke feit dat in 1 Tim. 3:16 is weergegeven met de woorden: “En ongetwijfeld, de verborgenheid van de godsvrucht is groot: God is geopenbaard in het vlees, gerechtvaardigd in de Geest, gezien door de engelen, gepredikt onder de volken, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid”. En waartoe kwam Gods Zoon in het vlees en hoe diep daalde Hij neer? Allereerst was het om in een opstandige wereld God te eren en te verheerlijken door een absolute gehoorzaamheid, een gehoorzaamheid tot de dood, “ja tot de dood van het kruis”. Maar daarenboven ook omdat Hij: “de gemeente heeft liefgehad en zichzelf voor haar heeft overgegeven” (Ef. 5:25).
En hoe diep moest Hij daartoe neerdalen. Psalm 69:3 zegt: “Ik ben verzonken in bodemloos slijk, waar men niet kan staan”. Hij daalde neer in onze zonde-toestand, werd “voor ons tot zonde gemaakt” (2 Kor. 5:21) en droeg zo voor ons Gods oordeel.
Hoe staat die diepte voor onze geest als we het nu zingen en straks volmaakt zingen zullen: “Gij zijt waardig het boek te nemen en zijn zegels te openen; want gij zijt geslacht en hebt voor God gekocht met uw bloed uit elk geslacht en taal en volk en natie, en hebt hen gemaakt tot koningen en tot priesters voor onze God; en zij zullen over de aarde heersen”.
d. De hoogte
Met welk doel heeft God nu “uit alle geslacht en taal en volk en natie” (breedte) en vanaf de in Hand. 2 beschreven pinksterdag tot aan de opneming van de gemeente, aangeduid in 1 Thess. 4:15-17 (lengte), een volk voor zijn naam aangenomen en op bijzonder, nimmer tevoren aangekondigde wijze met Christus verbonden?
Dat heeft te maken met de hoogte van de verborgenheid van Christus. Efeze 1 onthult het ons in vers 3 en Efeze 2 in de verzen 6 en 7. Daar worden we van de aarde weggevoerd en geplaatst op duizelingwekkende hoogte: we ontvangen een “plaats in de hemelse gewesten!” We zullen "altijd met de Here zijn''! (1 Thess. 4:17).
We zullen Christus gelijk zijn! (1 Joh. 3:2).
We zullen “met Christus verheerlijkt worden” (Rom. 8:17).
We zullen als zonen Gods “met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid” (Kol. 3:4).
Uit dat alles zal “in de toekomende eeuwen” zonneklaar blijken hoe hoog de “uitnemende rijkdom van Gods genade in goedertierenheid over ons in Christus Jezus” wel is! (Ef. 2:7).
Zo zal dan Christus verheerlijkt worden “in al zijn heiligen” (2 Thess. 1:10).
Die hoogte van de verborgenheid van Christus zal dan “met bewondering aanschouwd worden”.
http://www.bodedesheils.nl/jaargangen/j121/j121_018_Lengte_breedte_hoogte_en_diepte.htm
Weet iemand wat voor doel dit dient , de hoogte , breedte , lengte en diepte ????