Was Johannes de doper de Elia die komen zou?
Priesters en Levieten kwamen uit Jeruzalem om aan Johannes de doper te vragen wie hij was. Hij
beleed dat hij de Christus niet was. “Wat dan? Zijt gij Elia?”, vroegen zij verder. Hij gaf als
antwoord: “Neen” (Johannes 1:19–21).
In Mattheüs 11:14 sprak de Heere Jezus tot de volksmenigte over Johannes en zei: “Als gij het
wilt aannemen, hij is Elia, die komen moet”.
Als Hij in Mattheüs 17 met Petrus, Jakobus en Johannes van de berg afdaalt waarop Hij
verheerlijkt was geworden en zij Mozes en Elia bij Hem hadden gezien, vragen Zijn drie
volgelingen: “Waarom zeggen dan de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?” De Heere
legt het hun uit: “Wel komt Elia eerst en zal alles herstellen; maar Ik zeg u dat Elia reeds
gekomen is, en zij hebben hem niet erkend, maar aan hem gedaan al wat zij wilden; zo zal ook
de Zoon des mensen door hen lijden”. Het volgende vers zegt dan: “Toen begrepen de discipelen
dat Hij hun over Johannes de doper gesproken had” (vers 10–13).
Hoe zijn deze verschillende uitspraken met elkaar in overeenstemming te brengen?
In het laatste Boek van het Oude Testament, de profetie van Maleáchi, kondigde de Heere een
heraut aan die zou komen, vóórdat Hij Zelf zou komen: “Ziet, Ik zend Mijn engel, die voor Mijn
aangezicht de weg bereiden zal” (hoofdstuk 3:1). Deze engel was een boodschapper die vóór de
Heere uit zou gaan om alles in orde te brengen voor Zijn komst. Hij moest de weg effenen, als de
heraut van de grote Koning. In Mattheüs 11:10 past de Heere deze voorzegging Zelf letterlijk toe
op Johannes. In hoofdstuk 4:5 spreekt Maleáchi nog een keer over deze voorloper: “Ziet, Ik zend
u de profeet Elia, eer dat die grote en vreselijke dag des Heeren komen zal”.
Daarmee wordt uiteraard niet bedoeld dat de profeet Elia uit het paradijs zou worden gehaald en
nog een keer naar de aarde zou moeten gaan om daar een dienst te verrichten. Nee, de Heilige
Geest bedoelde iemand die als de Elia uit het Oude Testament zou optreden, op een
vergelijkbare wijze. De Geest bedoelde wat de engel in Lukas 1 verwoordde, toen hij tegen
Zacharia zei: “Vrees niet, Zacharia, want uw gebed is verhoord en uw vrouw Elizabeth zal u een
zoon baren en gij zult hem de naam Johannes geven … Hij zal velen van de zonen van Israël
doen terugkeren tot de Heere, hun God. En hij zal voor Hem uitgaan in de geest en de kracht van
Elia, om de harten van de vaderen te doen terugkeren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot
de wijsheid van de rechtvaardigen, om de Heere een wel toegerust volk te bereiden” (vers 13–
17).
De geest en de kracht van Elia komen nergens zó sterk naar voren als op de berg Karmel. Daar
stond hij als een eenling tegenover honderden profeten van Baäl, ja, tegenover het hele volk dat
onder de leiding van de goddeloze Achab van de Heere was afgeweken. Elia roept het volk op
tot een duidelijke en radicale keuze: “Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God
is, volgt Hem na, en zo het Baäl is, volgt hem na!” (1 Koningen 18:21). Zijn streven was om het
volk terug te brengen tot God. Wat een geest had Elia, wat een vurige ijver voor de heerlijkheid
van de Heere! Wat een kracht straalde zijn prediking uit! – Zó, op díe wijze zou ook Johannes de
doper zijn dienst vervullen.