“Jezus-Naam!” Wie kan doorgronden
Al uw diepte en hoogte, wie?
Wie de liefde en 't heil verkonden,
Waar ik 't einde niet van zie?
Onnaspeurlijk blijft die naam
In zijn glans en rijkdom saam!
“Jezus-Naam!” Waarvoor ik kniele,
Bron van heil en alle kracht!
Zalig rustoord mijner ziele!
Hemelsch licht in 's werelds nacht!
Trouwe liefde en heilgenâ
Zijn mijn englen, waar ik ga.
“Jezus-Naam!” In U geborgen,
Ga ik door de woestenij;
Machtloos deinzen angst en zorgen,
Zelfs de Satan wijkt op zij.
Als mijn oog op Jezus ziet,
Wankel en versaag ik niet!
“Jezus-Naam!” Gij rust der moeden,
Steun der zwakken, troost in smart,
Veilige ark in 's werelds vloeden,
Heeling voor 't gewonde hart!
Manna, dat de ziel verblijdt,
Toevlucht in verzoekings-tijd.
“Jezus-Naam!” O zielsverblijden!
Hope voor het krank gemoed!
Morgenster, die alle lijden
Als een nevel smelten doet!
Wat mij hier 't geloof deed raân,
Zal ik Boven eens verstaan.
“Jezus-Naam!” Gij, Levens-Zonne!
Gij, des Vaders heerlijkheid!
Gij zijt ook mijn vreugdebronne,
Nu en tot in eeuwigheid!
U zij eenig, eeuwig de eer:
Gij vernieuwt de schepping, Heer!
Uit: “Bode des Heils in Christus”, jaargang 10 (1867)
http://www.bodedesheils.nl/index.html
<><