Welkom op het forum van startpagina!

Dit forum staat op alleen-lezen. Je kan hier informatie zoeken en oude berichten terugvinden, maar geen nieuwe berichten plaatsen.

Meer informatie op bijbel.startpagina.nl

Argumenten tegen Alverzoening allang weerlegd.

  • Boris

    Met dank aan Theo en Ellen.

    Steven ontkent allles:D

    1)Er zijn een flink aantal bijbelteksten die spreken van Gods eindeloze barmhartigheid.

    2)Jezus vraagt ons om onze vijanden lief te hebben en God, de Schepper van AL wat leeft zal een (flink ??) aantal van zijn schepselen nooitophoudend in een soort hellevuur stoppen na hun dood?

    3)Het dogma van de “”kerk“” : Jezus stierf voor onze zonden en daardoor mogen we na onze dood in de hemel komen van God geldt alleen voor mensen die dat dogma geloven, anders helaas !!??

    Dan is het offer van Jezus DUS nog niet genoeg voor God, dan moet de mens ZELF voor zijn/haar eigen heil zorg dragen: namelijk door het juiste geloof of door het aannemen van een stelling.

    theo

    Lang:

    1. Waaraan is het woord ‘Alverzoening’ ontleend?

    Het woord Alverzoening is ontleend aan Kolossenzen 1:20. Daar schrijft Paulus dat door het bloed van het Kruis eens ALLES wederzijds verzoend zal worden. (zie vraag 19 en 20).

    2. Op welke andere Bijbelse argumenten steunt het geloof in Alverzoening?

    - Zoals door één mens alle mensen zijn veroordeeld zo zullen ook door één Mens alle mensen worden gerechtvaardigd. (Rom.5:18; zie vraag 36)

    - Gód wil dat alle mensen gered worden.(1Timotheüs 2:4; zie vraag 5)

    - De levende God is een Redder van alle mensen. (1 Timotheüs 4:10; zie vraag 11 en 40)

    - Alle tong zal van harte belijden dat Jezus Christus Heer is tot eer van God de Vader.(Filippenzen 2:11; zie vraag 21)

    - De dood zal als laatste vijand worden teniet gedaan waarna God alles in allen wordt.(1 Korinthiërs 15:22-28; zie vraag 18 en 24)

    -God heeft allen onder ongehoorzaamheid besloten om zich over allen te ontfermen. (Rom.11:32)

    Andere, in dit verband belangwekkende uitspraken zijn:

    - Christus Jezus gaf Zichzelf tot een losprijs voor allen. (1 Timotheüs 2:6)

    - Jezus Christus is de Redder der wereld. (Joh.4:42)

    - Jezus Christus is een verzoening niets slechts voor onze zonden maar voor de gehele wereld. (1 Johannes 2:2)

    - God zoekt het verlorene totdat Hij het vindt (Lucas 15:4)

    - God laat niet varen de werken Zijner handen. (Psalm 138:8)

    - etc.

    3. Houdt Alverzoening een ontkenning in van het toekomstig oordeel?

    Absoluut niet. God zal de mensheid oordelen. Zelfs bij meer dan één gelegenheid. Er is een tijd om af te breken én er is een tijd om op te bouwen. Nergens echter leert de Schrift een eindeloos oordeel.

    4. Wat gebeurt er met de goddeloze na het sterven?

    De goddeloze zal opstaan voor de Grote Witte Troon. Daar zal hij geoordeeld worden naar zijn werken (Openbaring 20:12). “Verdrukking en benauwdheid zal komen over ieder levend mens die het kwade heeft bewerkt” lezen we in Romeinen 2:9. Als vervolgens blijkt dat diens naam niet staat geschreven in het Boek des Levens zal hij worden geworpen in de Poel van Vuur, dat is de tweede dood (Openbaring 20:14,15). Wanneer eenmaal de dood als laatste vijand zal worden teniet gedaan en daarmee de laatste rangorde van mensen wordt levendgemaakt, dan zal iedere knie zich buigen en alle tong van harte belijden dat Jezus Heer is, tot eer van God de Vader (Filippenzen 2:11). Dan zal God ook alles in hen worden (1Korinthiërs 15:22-28).

    5. Dat God wíl dat alle mensen gered worden wil toch niet zeggen dat dit ook daadwerkelijk zal gebeuren?

    God doet al wat Hém behaagt (Psalm 115:3). “Wat Zijn liefde wil bewerken ontzegt Hem Zijn vermogen niet”, zo luidt terecht de tekst van een bekend lied. Vandaar dat 1 Timotheüs niet slechts zegt dat God wil dat alle mensen gered worden, maar ook dat God een Redder is van alle mensen.

    Wat de wil van de mens betreft: zelfs het hart van de koning wordt door God bestuurd (Spreuken 21:1). God verhardt én opent harten van wie Hij maar wil (Romeinen 9:18; Handelingen 16:14).

    God is GOD en niemand kan Zijn bedoeling en plannen weerstaan (Romeinen 9:20; Job 42:2).

    6. Wat moeten we met teksten waar gesproken wordt over ‘eeuwig oordeel’ e.d.?

    Jesaja 32: 14 en 15 spreekt over een oordeel over Jeruzalem “tot in eeuwigheid” (Staten Vertaling). En in hetzelfde vers wordt gezegd: “totdat over ons uitgestort zal worden Geest uit den hoge”. Volgens Judas: 7 zijn Sodom en Gomorra een voorbeeld van straf onder eeuwig vuur. Toch zullen in de toekomst deze steden weer in hun vroegere heerlijkheid worden hersteld (Ezechiël 16:55). Een voorbeeld van eeuwige straf! Het belangrijke punt is: ‘eeuwigheid’ = eeuw. Beide woorden zijn in de grondtekst van de Bijbel exact hetzelfde. ‘Eeuw-ig’ verwijst naar ‘eeuw’ (Grieks: AIOON).

    In 2 Timotheüs 1:9 lezen we de uitdrukking “vóór eeuwige tijden”. Waaruit blijkt dat een ‘eeuwige tijd’ noch beginloos, noch eindeloos is. Let er ook op dat ‘eeuwig’ niet tegenover ‘tijd’ wordt gesteld (zie vraag 35).

    Het eeuwig oordeel is het oordeel dat betrekking heeft op één of meer eeuwen (= tijdperken). Bij de terugkeer van de Here Jezus Christus breekt niet een eindeloze eeuwigheid aan maar “de toekomende eeuwen”.

    7. Wat zeggen naslagwerken over de betekenis van het woord ‘eeuwigheid’ in de Bijbel?

    De Winkler Prins' Encyclopedie (1950, deel 7, blz. 797) zegt: “Aion, aeoon betekent niet eindeloze duur maar tijdperk”.

    De Bijbelse Encyclopedie (pag.239) over ‘eeuwigheid’ :“Behalve wanneer het van God wordt gebezigd, is het meestal tijdelijk bedoeld, een zeer lange tijd”. En verder: “Het Hebreeuwse ‘olam’ waarvan in het OT ‘eeuwigheid’ de vertaling is, is verwant met een werkwoord dat ‘verbergen’ betekent. Het duidt dan ook iets aan dat in het verleden of in de toekomst (nog) verborgen is… Het heeft dus de betekenis van een zeer lange tijd”.

    In de Korte Verklaring (bij Prediker 1:4) schrijft prof. Aalders: “Bovendien bedenke men dat het woord ‘eeuwig’ in het Hebreeuws in den regel niet den zin heeft dien wij er aan plegen te hechten. Het drukt slechts uit een lange tijd, die alleen in een bepaald geval kan naderen tot ons begrip van eeuwigheid”.

    8. Bewijst Mattheüs 25:46 dat aan de eeuwige straf evenmin een einde komt als aan het eeuwige leven?

    Nee. Het eeuwige leven is het leven van de toekomende eeuw, lezen we in Lucas 18:30. Daarmee is de eeuwige straf de stráf van de toekomende eeuw. ‘Eeuwig’ duidt hier niet op de tijdsduur maar op het wanneer van het leven en de straf. D.w.z. thuishorend in de toekomende AIOON.

    Het woord dat hier vertaald is met ‘straf’ is letterlijk: kastijding. Het beoogt een verbetering van de gekastijde. Het is een ander woord voor ‘straf’ dan in b.v. Handelingen 22:5 waar het terecht met straf is weergegeven. Een eindeloze kastijding is een psychopatisch idee, zoals iedere rechtgeaarde ouder weet.

    9. Gaat het eeuwige leven ook voorbij?

    Let op: de (toekomende) eeuw gaat voorbij (vergl. Lucas 18:30 en Efeze 2:7). Het léven echter niet! Integendeel, juist de dood zal uiteindelijk teniet gedaan worden.

    10. Leidt de gedachte dat alles uiteindelijk toch goed komt niet tot een onverschillig leven?

    Voor sommigen wel. Reeds in Paulus' dagen waren er die hem lasterden en hem zelfs in de mond legden: laten we het kwade doen opdat het goede eruit voortkome. Het oordeel over dezen is welverdiend, aldus de apostel (Romeinen 3:8).

    Wie de genade (= vreugde!) die reddend aan alle mensen is verschenen wérkelijk begrepen heeft wordt opgevoed tot een leven waarin God verheerlijkt wordt (Titus 2:11,12).

    11. Waarom zouden we aan anderen het Evangelie vertellen als zij toch wel gered zullen worden?

    Het Evangelie moet verteld worden juist omdat het een EVANGELIE is, d.w.z. een ‘Goed Bericht’!

    Bovendien: “God is een Redder van alle mensen het meest van de gelovigen” (1 Timotheüs 4:10). Degenen die geloven worden gered van de komende toorn. De overigen niet (1Thes.1:10). En omdat wij weten hoezeer de Heer te vrezen is trachten wij de mensen te overtuigen, zo schrijft de apostel in 2Korinthiërs 5:11.

    12. Is bij de meeste mensen die in Alverzoening geloven de wens niet de vader van de gedachten?

    Als mensen dat erg graag willen bevinden ze zich in elk geval in zeer goed gezelschap! God Zelf namelijk wil dat alle mensen gered worden (1Timotheüs 2:4). En omdat Gód het wil zál het ook gebeuren (1Timotheüs 4:10).

    Ieder die het wil zien kan het ook zien! Omgekeerd is het óók zo dat wanneer iemand niet wil dat God een Redder is van alle mensen (b.v. vanwege de traditie!), zo iemand ook verblind zal zijn voor het royale Schriftgetuigenis hierover (Johannes 7:17).

    13. Pleit de kerkgeschiedenis niet tegen de leer van de Alverzoening?

    Grote figuren uit de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis zoals Origenes, Clemens van Alexandrië, Eusebius, en Gregorius van Nazianza geloofden op dit punt nog de Schrift. Een grote ommekeer is er gekomen sinds Augustinus en later toen de duistere middeleeuwen aanbraken. “De toekomende eeuwen” waarvan de Schrift spreekt werden vervangen door een eindeloze eeuwigheid. Het dal van Hinnom werd een mythische hel. En Gods heilsplan voor de ganse schepping werd beperkt tot een triomferende kerk boven.

    Wat er ook veranderd moge zijn sinds de Reformatie, de Protestantse kerken zijn ook op dit punt niet teruggekeerd naar Paulus en de rest van de Schrift maar vooral naar Augustinus.

    Overigens, Paulus waarschuwde aan het einde van zijn leven er al voor dat na zijn heengaan de mensen de gezonde leer niet meer zouden aanvaarden (2 Timotheüs 4:3). Waarmee gezegd wil zijn dat de kerkgeschiedenis een uiterst onbetrouwbare maatstaf is om een leer te beoordelen. Of een leer gezond is maakt niet de kerkgeschiedenis uit maar alleen de Schrift.

    14. Is het voor een simpele Bijbellezer niet erg ingewikkeld om Alverzoening te ontdekken?

    Nee en ja. Een eenvoudige lezer van de Bijbel wordt op iedere bladzijde geconfronteerd met een God die het verlorene zoekt en vindt, Wiens liefde geen grenzen kent en Die alle dingen wél maakt.

    Tegelijkertijd leest een simpele Bijbellezer van een “eeuwige straf”, van pijniging “tot in alle eeuwigheden”, enz. Dat zulke terminologie strijdt met wat er in de grondtekst staat geschreven kunnen de meesten natuurlijk niet weten. En dát schept de verwarring. Dát maakt het inderdaad soms ingewikkeld om Alverzoening in de Schrift duidelijk te vinden. Het is de mens die de waarheid versluierd en in ongerechtigheid ten onder houdt (vergl. Rom.1:26).

    15. Moet de Alverzoening ook gepredikt worden?

    Er moet zowel gesproken worden over de ernst van Gods gerichten als over Zijn overtreffende barmhartigheid. Alles op z'n tijd.

    Bovendien: niet de Alverzoening moet gepredikt worden maar de Alverzoener. Niet de redding van alle mensen maar de Redder van alle mensen. Dát is het betrouwbare woord dat alle aanneming waard is en waarvan de apostel zegt: beveel en leer dit (1Timotheüs 4:9-11).

    16. Is de tweede dood geen definitieve vernietiging?

    Als dat het definitieve einde zou zijn, dan zou de dood toch het laatste woord hebben.

    Bovendien, God zou een eindeloze Verliezer zijn geworden… Schepselen, werk van Zijn Eigen handen zouden voor altijd onbereikbaar zijn geworden voor Zijn grenzeloze liefde.

    God zoekt het verlorene totdat Hij het vindt (Lucas 15:4)!

    17. ontnemen we aan het toekomstig oordeel niet de ernst wanneer er tóch een einde aan komt?

    Is een oordeel pas ernstig wanneer er geen einde aan komt? Waren de zondvloed of het vuur dat regende op Sodom en Gomorra niet zulke ernstige gebeurtenissen omdat het maar betrekkelijk kort duurde?

    De konsekwentie van deze redenering zou zijn dat de Here Jezus op Golgotha ook niet zo'n ernstig oordeel heeft gedragen… Immers Hij riep reeds na enkele uren: “het is volbracht!”. En Hij leed nogwel voor de hele mensheid!

    In Psalm 30:6 staat het zo: “want een ogenblik duurt Zijn toorn, een levenlang Zijn welbehagen!”.

    18. Laten de laatste hoofdstukken van de Bijbel Alverzoening zien?

    Johannes verzekert ons in het boek Openbaring dat God ALLES nieuw zal maken (Openbaring 21:5).

    Toch reikt Johannes' horizon niet zo ver als die van Paulus in 1Korinthiërs 15. Johannes spreekt in de laatste hoofdstukken van Openbaring over de Troon van het Lam en over heersen tot in de AIONEN der AIONEN; 22:5). Paulus laat echter zien dat Christus' heerschappij een “totdat” heeft (15:25). In Openbaring 21 en 22 is nog sprake van (de tweede) dood (21:8). Paulus zegt evenwel dat ook de dood als laatste vijand zal worden teniet gedaan (15:26).

    Dat Openbaring 21 en 22 niet de ultieme heerlijkheid beschrijft blijkt ook uit het feit dat de volken nog genezing behoeven. “De AIONEN der AIONEN” gaan over van heerlijkheid tot heerlijkheid. Dat laat Johannes zien. Uiteindelijk zal God alles worden in allen. Dat laatste laat alleen Paulus zien.

    19. Wat betekent ‘weder verzoenen’ in Kol.1:20?

    'Verzoenen' bij Paulus is een heel ander woord dan b.v. bij Johannes in 1Joh.2:2 (“een verzoening voor onze zonden en ook voor de gehele wereld”). In dit laatste Schriftgedeelte is het Gr. woord ‘hilasmos’ en dat gaat over het bedekken van zonden.

    Bij Paulus is het werkwoord ‘katallasso’ en dit houdt verband met het verzoenen van vijanden. In drie gevallen gebruikt Paulus een versterkte vorm van ‘katallasso’: ‘apokatallasso’. Dit duidt op een volledige, niet slechts verticale maar ook horizontale verzoening. (vergl. Efeze 2:16 waar Paulus ‘apokatallasso’ gebruikt om aan te geven dat er niet alleen verzoening is tussen de mens en God maar ook tussen de mensen onderling (“de twee” = Jood en heiden). Het ‘weder verzoenen’ van het al duidt op het maken van algehele vrede ofwel het wegnemen van alle vijandschap. Hoe realiseert God dit? “Door het bloed van Zijn kruis”. Door het kruis leert God de wereld Liefde tegen alle vijandschap in.

    20. Wordt in Kolossenzen 1:20 een beperking gemaakt door wat onder de aarde is, er niet bij te noemen?

    Nee, want er wordt uitdrukkelijk gesproken van een wederzijdse verzoening van “alle dingen”, lett. het al ('dingen' staat er dus eigenlijk niet!). Dat dit werkelijk geen uitzonderingen kent blijkt uit de wijze waarop Paulus deze uitdrukking in dit gedeelte gebruikt:

    - … de Eerstgeborene van de ganse schepping, want in Hem is het al geschapen (1:15)

    - … het al is door Hem en tot Hem geschapen (1:16)

    - … het al heeft haar bestaan in Hem (1:17)

    - … door het bloed van het Kruis, het al weder met Zich te verzoenen (1:20)

    Daar komt bij dat ‘ónder de aarde’ zich de doden bevinden en die bevonden zich ooit wel degelijk óp aarde. Op aarde waren ze ooit vijandig gezind en daarom worden ze wederzijds (verticaal en horizontaal) verzoend. Vijandschap is geen verhindering maar juist een voorwaarde om te delen in de ‘wederzijdse verzoening van het al’ (Gr. ‘apokatallaxai ta panta’)!

    21. Wil Filippenzen 2:11 niet gewoon zeggen dat eens alle tong gedwongen zal belijden dat Jezus Heer is?

    Ten eerste zou zo'n lofzang zeker niet tot eer van God als Vader zijn! Ten tweede wordt gezegd dat alle tong zal belijden en niet: alle lip zal belijden. De lippen verwijzen in de Bijbel naar de buitenkant (Matteüs 15:8). God met de lippen eren, is slechts buitenkant en schijn. De tong daarentegen zit van binnen. Dat zien we vervolgens in het feit dat in de grondtekst een speciaal woord voor ‘belijden’ wordt gebruikt: ‘ex-omologeo’. Het woordje ‘ex’ vóór ‘omologeo’ wil zeggen dat het van binnenuit komt. Alle 11 keren dat het NT dit woord gebruikt duidt het op een vrijwillige, hartelijke instemming. Denk er ten slotte aan dat juist “in de naam van JEZUS” deze universele lofzang zal klinken. De naam Jezus betekent: de HERE is Redder!

    22. Zijn de ‘allen’ in allerlei zgn. ‘alverzoeningsteksten’ niet slechts al de gelovigen?

    Inderdaad moet de reikwijdte van woorden als ‘allen’ en ‘alles’ afgeleid worden uit de samenhang waarin zij voorkomen. Maar juist het verband van Romeinen 5:18 laat zien dat het werkelijk om het hele mensdom gaat. Juist het verband van 1Korinthiërs 15:22 toont aan dat ‘alles’ géén uitzonderingen kent. Juist het verband van Kolossenzen 1:20 maakt duidelijk dat “alle dingen” werkelijk de ganse schepping is. etc.

    De traditionele kerkleer heeft zulke universele termen gewoonlijk bij voorbaat beperkt tot slechts alle gelovigen. En daarmee zijn haar ogen helaas gesloten voor Gods heilsplan met ál Zijn creaturen.

    23. Bewijst Johannes 3:36 dat aan de toorn van God geen einde komt?

    Nee, dat bewijst het niet. Zolang iemand de Zoon van God ongehoorzaam is blijft de toorn van God op hem. Het Griekse woord dat hier vertaald is met ‘blijven’ wordt in Johannes 1:40 vertaald met ‘verblijven’… en duurde daar slechts één dag.

    24. Wil 1 Korinthiërs 15:22 zeggen dat alle mensen zullen opstaan?

    Het betekent véél meer. Allen die in de graven zijn zullen eens opstaan. Opstaan ten leven of ten oordeel (Johannes 5:29). Wiens naam niet staat geschreven in het Boek des levens zal worden geworpen in de Poel van Vuur, dat is de tweede dood (Openbaring 20:15).

    1 Korinthiërs 15:22-28 spreekt echter over levendmaking zoals Christus de Eersteling. Want hoewel er verschillende mensen ooit eerder zijn opgestaan uit de doden… Christus was de Eerste die werd levendgemaakt in onvergankelijkheid, heerlijkheid en kracht (1Korinthiërs 15:42,43). Als zodanig is Hij de Eersteling. Van wie? Van allen die in Adam sterven (15:22)!

    Het hele mensdom zal (wanneer de dood zal zijn teniet gedaan) het leven kennen dat de laatste Adam ooit op Paasmorgen als Eersteling aan het licht bracht!

    25. Heeft God Zich ook met ongelovigen verzoend?

    Nee, want God was nooit een vijand en kan Zich dus ook niet verzoenen. Niet Hij maar de wereld is vijandig. Wat God aan het kruis deed, was Zijn LIEFDE bewijzen. Men vermoorde Zijn Zoon, maar Hij rekende het de wereld niet toe (2Korinthe 5:19). Want Christus stierf voor allen (2Kor.5:15) om aan allen het Leven te geven. Geen vijanschap zal bestand zijn tegen zoveel Liefde. Zie ook vraag 19.

    26. Wat is de hel?

    Het woord ‘hel’ komt 12 maal voor in de NBG-vertaling. Paulus gebruikt het woord nergens in zijn brieven. In de grondtekst staat niet ‘hel’ maar het woord ‘Gehenna’. ‘Gehenna’ is de Griekse aanduiding voor het dal van Hinnom. Dit dal, dat ten zuiden van Jeruzalem ligt was vroeger de vuilverbrandingsplaats van de stad. In het toekomende Messiaanse Rijk zullen in dit dal de lijken liggen van geëxecuteerde rebellen van de Koning (zie Jesaja 66:24, Marcus 9:48 en Mattheüs 5:22). In dit dal brandt dan voortdurend vuur en de verterende worm (made) zal geen gelegenheid hebben uit te sterven vanwege steeds weer nieuwe kadavers. Het zal voor de passerende pelgrims een luguber oord zijn. Toch zal uiteindelijk zelfs dit lijkendal de HERE eens heilig zijn, profeteert Jeremia (31:40)! Er zal niet meer vernield of verwoest worden.

    De gebruikelijke gedachte dat ‘de hel’ een onderaards oord is voor onsterfelijke zielen waar pijnigingen zonder einde plaatsvinden is dus uitdrukkelijk NIET naar de Schrift.

    27. Verkondigde de Here Jezus een uiteindelijke Alverzoening?

    Niet uitdrukkelijk. De Here Jezus was gezonden tot het huis van Israël (Mattheüs 15:24) om hen het beloofde Koninkrijk en de toekomende eeuw te verkondigen. Wat daarná komt behoort niet tot de thema's van Zijn prediking.

    Toch zijn er genoeg uitspraken in de Evangelieën (en trouwens ook in het OT) waarin deze waarheid verborgen is. B.v. in de uitspraak dat Jezus Christus de Redder der wereld is. Of in de uitspraak dat de goede herder het verlorene zocht totdat hij het gevonden had. Etc.

    Maar een uitdrukkelijke vermelding van een allenomvattende redding, levendmaking en wederzijdse verzoening vinden we slechts bij “de apostel van de heidenvolken”. Paulus dus. Hij mocht als geen ander de breedte, lengte, hoogte en diepte van de liefde Gods in Christus prediken (zie o.a. Efeze 3).

    28. Wat gebeurt er met de duivel?

    Het laatste wat we specifiek van de duivel lezen is dat hij in de Poel van Vuur zal worden geworpen alwaar hij gepijnigd zal worden (lett.) “tot in de AIONEN der AIONEN” (Openbaring 20:10), d.w.z. tot in de uitnemendste eeuwen. Is dit eindeloos? Van Christus lezen we in Openbaring 11:15 dat Hij zal heersen “tot in de AIONEN der AIONEN”. We weten echter uit 1Korinthiërs 15:24-28 dat Christus zal heersen totdat. Daarna wordt God alles in allen. M.a.w. “tot in de AIONEN der AIONEN” is niet hetzelfde als eindeloos.

    In Kolossenzen 1:20 lezen we dat God ALLES wederzijds verzoent, niet alleen op aarde maar ook in de hemel. Dus ook de vijandige hemelingen (Efeziërs 6:12) zullen veranderen in schepselen die in harmonie met hun Schepper zullen verkeren. Dan is satan (=tegenstander) geen satan en de duivel geen duivel meer! Alles en iedereen zal van harte belijden dat Jezus Heer is (Filippenzen 2:11).

    Dat en niet minder is de onvoorstelbare kracht van het bloed van het Kruis waardoor God vrede maakt!

    29. Wat is de Poel van Vuur?

    De uitdrukking “de Poel van Vuur” komt 5x voor en wel in het boek ‘Openbaring’. Het woord voor ‘poel’ duidt gewoonlijk op een meer. B.v. het meer van Gennesaret (Lucas 5:1). De eerste keer dat gesproken wordt van “de Poel van Vuur” is in Openbaring 19:20. Uit de samenhang en andere teksten blijkt dat er sprake is van een veldslag niet ver verwijderd van de Dode Zee. Misschien dat juist deze poel die vanouds bekend staat om z'n vuur en zwaveldampen (Genesis 19:24-28) model staat voor de term.

    Van de satan, het beest en de valse profeet lezen we dat ze worden geworpen in de Poel van Vuur en daar ook gepijnigd worden “tot in de AIONEN der AIONEN” (Openbaring 19:20; 20:10; zie vraag 28).

    In verband met het gericht voor de Grote Witte Troon lezen we dat degenen van wie de naam niet staat geschreven in het Boek des Levens geworpen zal worden in de Poel van Vuur. Tot 2x toe wordt er dan bij gezegd dat dit de tweede dood is (20:14; 21:8). Let wel: voor de satan en zijn twee trawanten zal de Poel van Vuur géén tweede dood zijn. Zij zijn sowieso niet dóód maar worden daar juist gepijnigd. En bovendien is het geen twééde dood omdat ze niet eens een éérste keer dood geweest zijn.

    Konklusie: op drie uitzonderingen na zal “de Poel van Vuur” voor ieder een toestand van dóód betekenen en niet van voortleven.

    Wat er met de dood uiteindelijk zal gebeuren onthult de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 15:26.

    Zie voor meer informatie hierover: “dat is de tweede dood”

    30. Wordt de dood teniet gedaan wanneer ze in de Poel van Vuur wordt geworpen (Openbaring 20:14)?

    Wat we in dit vers lezen is niet een teniet doen van de dood maar juist een voortzetting ervan! Zij die dán dood zijn, zijn dat voor een tweede keer.

    De dood wordt teniet gedaan door alle mensen levend te maken! De dood wordt verslonden in de overwinning (1Korinthiërs 15:22-26, 54)!

    31. Wat betekent ‘ziel en lichaam verderven in de hel’ (Mattheüs 10:28)?

    De tekst luidt: “En weest niet bevreesd voor hen, die wel het lichaam doden, maar de ziel (lett.psyche) niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel (lett. Gehenna).”

    Mensen konden b.v. Stefanus stenigen maar ‘psychisch’ konden ze hem niets aandoen. Wat zijn bewuste gewaarwordingen (=ziel) betreft bracht de steninging hem slechts dichter bij het beleven van het toekomende vrederijk. Hij ontsliep en het eerstvolgende bewuste ogenblik zal hij ontwaken in de heerlijkheid van de opstanding.

    Vergelijk dit eens met de goddelozen die in het vrederijk zullen worden terechtgesteld. Zij sterven in het verschrikkelijke dal van Hinnom (zie vraag 26) en daarmee wordt hen juist de zegen van het vrederijk ontnómen. Na de duizend jaren zullen zij opstaan ten oordeel (zie vraag 4).

    32. Kunnen sommigen nooit meer tot inkeer komen (Hebreeën 6:4-8 en 10:26)?

    Er is hier sprake van Messias-belijdende Hebreeën die weer terugvielen in het Jodendom (“de Zoon van God opnieuw kruisigen”). De verwoesting en verbranding van Jeruzalem en de tempel zouden niet lang meer duren (“die uitloopt op verbranding”, “felheid van vuur”). De Here zou zijn volk gaan oordelen (10:31; 8:13). Wie zou deze afvallige Joden die heel bewust het Evangelie afwezen nog opnieuw tot bekering kunnen brengen? Deze joden hielden letterlijk geen offer meer over: het ware Offer (er-)kenden zij niet meer en de offerdienst in Jeruzalem zou binnenkort beëindigd worden.

    De uitspraken uit deze gedeelten kunnen slechts verstaan worden binnen het kader van hun historische context. De uiteindelijke bestemming is hier niet aan de orde.

    33. Leert Openbaringen 14:11 een eindeloze pijniging?

    Zeker niet. “In alle eeuwigheden” is een misleidende vertaling. Letterlijk staat er: “tot in de AIONEN der aionen”, dat is: tot in de uitnemendste AIONEN. Vergelijk deze uitdrukking met: de Koning der koningen, het heilige der heiligen, de hemel der hemelen, etc..(zie verder voor deze uitdrukking ook vraag 28)

    Denk er bovendien aan dat hier niet wordt gezegd dat de pijniging voortgaat “tot in de AIONEN der AIONEN” maar “de rook van hun pijniging stijgt op tot in de AIONEN der AIONEN”. De róók die hun pijniging veroorzaakt zal opstijgen tot in de AIONEN der AIONEN.

    34. Bewijst Lucas 1:33 dat Christus “zonder einde” heerst?

    Nee. Hoewel dit vers twee parallelle zinnen bevat, is de inhoud beslist niet identiek. Letterlijk staat er: “Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in de AIONEN en Zijn Koninkrijk zal geen einde nemen”. Dit komt exact overeen met wat we lezen in 1 Korinthiërs 15:22-28. Daar lezen we dat Christus moet heersen totdat Hij al Zijn vijanden onder Zijn voeten zal hebben gelegd. En dan zal Hij het Koninkrijk teruggeven aan God de Vader. M.a.w. het heersen van Christus heeft een “totdat” waarna het Koninkrijk vervolgens voorgoed in handen komt van de Vader.

    35. Hoe kan ‘eeuwig’ in Rom.16:26 en 2Kor.4:18 tijdelijk zijn?

    Dat God “de eeuw-ige God” is (Rom.16:26) wil zeggen dat Hij de God der eeuwen is, de Koning der AIONEN (1Timotheüs 1:17). Zoals ‘eeuwige tijden’ (Rom.16:25) ‘de tijden der eeuwen’ zijn, zo is “de eeuwige God” de God der eeuwen.

    Wat betreft 2 Kor.4:18 betreft het volgende:

    In de samenhang van dit vers worden zaken die slechts een ogenblik duren geplaatst tegenover dat wat eeuw-ig is (betrekking heeft op AIONEN = wereldtijdperken).

    Het problematische ontstaat door wat door het NBG vertaald is met ‘tijdelijk’, maar wat letterlijk ‘voor de gelegenheid’ betekent (Gr. ‘pros kairon’). In Mattheüs 13:21 en Marcus 4:17 wordt dezelfde uitdrukking vertaald met ‘van het ogenblik’. De uitdrukking duidt niet op tijd in het algemeen maar op een speciaal moment.

    Dat AIOON niet tegenover tijd (Gr. chronos) staat blijkt b.v. uit de uitdrukking ‘eeuwige tijden’ (B.v. 2 Timotheüs 1:9 ‘chronôn aiôniôn’).

    36. Zijn “alle mensen” van Rom.5:18 misschien niet letterlijk allen maar “zeer velen”(:19)?

    Wanneer “alle mensen” in het het eerste deel van Rom.5:18 daadwerkelijk alle mensen zijn dan moeten “alle mensen” in het tweede deel dat eveneens zijn. Anders is de vergelijking niet zuiver. En wanneer de “zeer velen” in het eerste gedeelte van Rom.5:19 alle mensen omvat dan hebben we geen enkele reden om aan te nemen dat het tweede “zeer velen” in hetzelfde vers opeens niet alle mensen zou betekenen.

    In de grondtekts staat trouwens niet ‘zeer velen’ maar ‘hoi polloi’ wat letterlijk wil zeggen ‘de velen’. Welke velen? ‘De velen’ van vers 18, namelijk ‘alle mensen’.

    'Alle mensen' wil zeggen dat er geen uitzonderingen zijn. ‘De velen’ duidt op het grote aantal.

    37. Wat betekent de pijniging van de rijke man in Lucas 16:19-31?

    Deze vertelling wil niet iets onthullen over eventuele ervaringen of overleggingen in het dodenrijk. Daarover waren ‘de wet en de profeten’ al duidelijk genoeg. “Er is geen… overleg of kennis of wijsheid in het dodenrijk waarheen gij gaat” (Prediker 9:10). Nee, deze satire (!) is gericht aan het adres van de Farizeeën die geldzuchtig waren (16:14). In Lucas 13:27-30 lezen we dat er vooraanstaande joden zullen zijn (>de rijke man!) die bij het aanbreken van het Koninkrijk Gods Abraham, Izaäk en Jakob zullen zien (>Abraham's schoot) maar zelf zullen worden buitengeworpen (>onoverkomelijke kloof), d.w.z. het Messiaanse rijk op aarde niet mogen meemaken. Ze hadden zich moeten laten gezeggen door ‘de wet en de profeten’, anders zou zelfs iemand die opstaat uit de doden voor hen niet overtuigend zijn geweest (vergl. Johannes 12:9-11).

    38. Voor één bepaalde zonde bestaat toch geen vergeving in eeuwigheid? (Marcus 3:29)?

    Dit is een frappant voorbeeld van hoe willekeurig het Griekse woord AIOON gewoonlijk wordt vertaald. Hier vertaald men dit woord met eeuwigheid. In het parallel-gedeelte van Mattheüs 12:32 echter lezen we: “het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende”. Hier wordt hetzelfde AIOON weergegeven met eeuw. Anders had men moeten vertalen: “noch in deze eeuwigheid, noch in de toekomende”…! Dat het vertaalwoord ‘eeuwigheid’ dus gewoon niet kán blijkt uit een simpele tekstvergelijking. Niet ‘eeuwigheid’ maar ‘eeuw’ is de betekenis van het woord AIOON.

    De Schrift leert niet dat er straks een eindeloze eeuwigheid zal aanbreken maar spreekt over “de toekomende eeuwen”. In die tijdperken zal God Zijn “voornemen der eeuwen” tot voltooing brengen. Totdat Hij alles zal zijn in allen.

    39. Leert de Bijbel een ‘tweede kans’?

    Leert de Bijbel een eerste kans? Redding is geen loterij! “God is een Redder van alle mensen”. Dat is geen kans maar een garantie!

    40. Leert 1 Timotheüs 4: 10 niet slechts dat God een Heiland is vóór alle mensen?

    Het is jammer dat de NBG-vertaling hier de woorden van de apostel Paulus zo sterk afzwakt door twee maal “voor” te vertalen in plaats van “van”. Toch staat in de grondtekst in beide gevallen onmiskenbaar een tweede naamval. Vandaar dat de Statenvertaling wel correct is: “den levende God die een Behouder is aller mensen, allermeest der gelovigen”.

    41. Johannes 3:16 zegt toch “een ieder die gelóóft”? Is dat geen beperking?

    Zeker. We dienen echter te weten dat “het eeuw-ige leven” het “aeonische leven” is. Daarbij gaat het niet om het leven van de zogenoemde ‘eeuwige toestand’ maar om een specifieke eeuw of aeon. In o.a. Lucas 18:30 lezen we dat het ‘eeuwige leven’ beleefd wordt in “de toekomende eeuw (aeon)”. Gelovigen zullen deze eeuw beërven. ongelovigen niet. Maar aangezien we weten dat “de toekomende eeuw” zeker niet de laatste eeuw is (de Bijbel spreekt immers over “de komende eeuwen en zelfs over ”de voleinding der eeuwen"), is in Johannes 3:16 dus niets gezegd over de definitieve bestemming van de ongelovige.

    God heeft de wereld lief, zegt Johannes 3:16. Dat is een feit. Het ongeloof van de mens verandert daar volstrekt niets aan (Romeinen 3:3).

    Eigenaardig dat Johannes 3:16 zo bekend is, maar dat dat slechts weinigen weten wat in daaropvolgende vers 17 staat te lezen:

    “Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde.”

    De konsekwentie hiervan is, dat als God de wereld niet daadwerkelijk zal redden, dan heeft Hij zijn Zoon voor niets in de wereld gezonden. Dan is Hij de de grootste doelmisser of (in de taal van de Schrift) de grootste zondaar aller tijden.

    42. Aion kan inderdaad ‘eeuw’ betekenen maar het bijvoegelijke naamwoord ‘aionios’ betekent toch: altijd, eindeloos.

    Nee, de betekenis van een bijvoeglijke naamwoord vloeit voort uit die van het zelfstandige naamwoord. Het verwijst daar naar. ‘Jaarlijks’ verwijst naar ‘jaar’. Maandelijks' verwijst naar ‘maand’. Etc. En dus: ‘aionios’ verwijst naar ‘aion’. Zouden wij in onze taal het woord ‘eeuwigheid’ niet hebben, dan zou ‘eeuwig’ gewoon verwijzen naar ‘eeuw’. Iemand van een jaar oud, is jarig, iemand van een eeuw oud, is eeuwig.

    Daar komt bij dat ook glashard vanuit de Schrift kan worden aangetoond dat ‘eeuwig’ niet begin- of eindeloos is. Op drie verschillende plaatsen is namelijk sprake van “eeuwige tijden” (2Timotheüs 1:9; Romeinen 16:25; Titus 1:2). Twee keer zelfs van “vóór eeuwige tijden”. Uit deze term volgt zonneklaar dat ‘eeuwig’ kennelijk gerelateerd is aan ‘tijd’. Er zijn meerdere “eeuwige tijden” (“tijden der eeuwen”) zodat ‘eeuwig’ aantoonbaar noch begin- noch eindeloos is.

    43. Is het “indien” in Kolosse 1:23, geen ontkenning van de Alverzoening?

    Nee. In de eerste plaatst is de weergave “indien” niet correct. Zou moeten zijn “aangezien”. (meer info). Het komt er op neer dat Paulus in dit vers, niet waarschuwt maar dankbaar de standvastigheid van de Kolossers memoreert!

    In de tweede plaats is de hoop van het Evangelie, juist de hoop op de Alverzoening!

    Een paar verzen tevoren (1:20) had Paulus geschreven over God, Die door het bloed van het kruis, ALLES (ta panta), met Zich verzoent. Daaraan refereert hij in vers 23, als hij schrijft over “de hoop van het Evangelie”. Degenen die Alverzoening ontkennen, hebben zich laten afbrengen van de hoop van het Evangelie.

    44. Verwijst Romeinen 5:18 terug naar Rom.5:17, zodat “alle mensen” slechts degenen zijn die “de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen”?

    Nee, Rom.5:18 verwijst terug naar Rom.5:12. In dat vers begint Paulus met een vergelijking (“Daarom, gelijk door één mens…”) die hij vervolgens niet afmaakt. Heel het betoog van vers 13 tot en met vers 17 is een tussenzin. In vers 18 pakt Paulus vervolgens weer de draad op en maakt de vergelijking alsnog af.

    Afgezien hiervan is het voor de onbevangen lezer volstrekt duidelijk dat het tweede “alle mensen” in vers 18 even absoluut moet zijn als het eerste “alle mensen”. Paulus schrijft niet voor niets: “gelijk… zo komt het ook”.

    45. Zijn de tweede “allen” in 1Kor.15:22 niet gewoon allen die in Christus zijn? Gelovigen dus?

    Nee. De tweede “allen” moet logischerwijs dezelfde groep zijn als de eerste “allen”. Het gaat over allen die in Adam sterven. Let op dat er niet staat: “Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook allen in Christus levend gemaakt worden”. Nee, er staat: “Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.”. Laat het verschil heel goed doordringen!

    Dus niet: allen in Christus, maar: in Christus allen.

    http://bijbel.startpagina.nl/prikbord/10140459/10163560/re-ellen-#msg-10163560

  • perihelium

    Bijna de hele kerkgeschiedenis door, vanaf de kerkvader Origenes tot bekende kerkleiders vandaag, zijn er hoogvereerde voorgangers geweest die de leer van de apokatastasis (de alverzoeningsleer) gepredikt hebben.

    (De term apokatastasis betekent ‘wederherstelling’

    en is ontleend aan Hand.3:2l.)

    Steeds weer heeft deze dwaalleer veel gelovigen aangesproken, die diep in hun hart het verlangen hadden dat een verzoening van alle mensen toch eens wáár mocht zijn.

    Wat zou het mooi zijn te weten dat er zelfs aan de hel eenmaal een einde komt en dat uiteindelijk door Gods almacht en genade alle mensen behouden zullen worden.

    Op wie heeft deze schone gedachte, dat God uiteindelijk op deze wijze over alle kwaad zal triomferen, eigenlijk géén aantrekkingskracht…?

    Wie heeft zich nog nóóit de vraag gesteld hoe de eeuwige verlorenheid van zoveel van Gods eigen schepselen met zijn liefde te rijmen valt?

    Wie hier niet op z'n minst heel moeilijke vragen ziet, heeft nog nooit echt over dit onderwerp nagedacht.

    Juist zulke onnadenkende mensen vallen aan deze dwaalleer zo gemakkelijk ten prooi.

    Voor ons eigen gemoed immers is de gedachte van een uiteindelijke wederherstelling van alle mensen ongetwijfeld aantrekkelijker dan de gedachte aan de nimmer eindigende pijniging van zoveel verlorenen; niet alleen (voor zover we weten) van een Hitler of een Stalin,

    maar ook van een

    Mahatma Ghandi of een

    Albert Schweitzer.

    Maar let wel, ik zei: ‘voor ons eigen gemoed’. En dat is een slechte scheidsrechter in zulk soort vragen!

    Juist waar ons hart op eigen houtje begint te redeneren, doen we er nog des te wijzer aan dit te onderbreken om scherp te luisteren naar Gods eigen getuigenis in de Schrift.

    Dát alleen beslist elke vraag. Gedachten als ‘Ik kan mij niet voorstellen dat God zus of zo…’ spelen daarbij geen enkele rol.

    Als wij niet eens kunnen begrijpen waarom God de mens schiep met de mogelijkheid tot zondigen, of waarom God de zondeval toeliet, of waarom God al zoveel eeuwen de mensheid laat zitten met de gevolgen van de zondeval, wat heeft het dan te betekenen dat wij ons ook niet kunnen voorstellen dat zoveel zondaren voor eeuwig verloren zullen gaan?

    Er is zovéél dat ik mij niet kan ‘voorstellen’; maar dat doet niets ter zake. God vraagt van mij slechts ootmoedige onderwerping aan zijn Woord.

    Het is trouwens opmerkelijk dat de christelijke Kerk in meerderheid de alverzoeningsleer steeds heeft afgewezen, zelfs wanneer die het vurigst en bekwaamst verdedigd werd.

    Daarin zien we de bewarende leiding van Gods Geest, die in de Gemeente het besef van Gods heiligheid en gerechtigheid en van de klare uitspraken van zijn Woord levend hield.

    Steeds bleef de Gemeente (in haar grote geheel) er zich van bewust dat Gods heiligheid nooit tegen zijn liefde uitgespeeld mag worden; dat geen gevoelens of redeneringen ooit mogen ingaan tegen Gods eigen uitspraken;

    en dat de alverzoeningsleer het enorme gevaar van onbekommerdheid ten aanzien van de eeuwigheid in zich bergt, die de ernst van het evangelie ondergraaft.

    Omschrijving van de dwaalleer

    Zoals gezegd is de alverzoeningsleer hoofdzakelijk gebaseerd op menselijke redeneringen, ongeveer in deze geest:

    (a) Een eeuwige hellestraf is in strijd met de liefde van God;

    Hij kan er geen behagen in scheppen mensen tot in eeuwigheid te pijnigen en eeuwig het geween en het tandengeknars van miljoenen ongelukkigen aan te horen.

    (b) Een eeuwige straf is in strijd met de rechtvaardigheid van God, omdat zij in geen verhouding staat tot de zonden die de mens, hoe erg ze ook zijn, toch gepleegd heeft in een kort leven, dat qua tijdsduur wegvalt tegen de eeuwigheid.

    © Een eeuwige straf is in strijd met de heiligheid van God, want zij zou betekenen dat God zou toestaan dat miljoenen mensen tot in eeuwigheid voortgaan met tegen Hem te zondigen door hun haat en gescheld.

    (d) Een eeuwige straf is in strijd met de verhevenheid van de mens als schepsel en beelddrager van God, want zij veronderstelt dat de verlorenen zich onder zo'n eeuwige straf voortdurend zouden blijven verharden zonder zich ooit gewonnen te geven en zich voor God te verootmoedigen.

    De argumenten van de alverzoeningsleer die meer rechtstreeks op de Schrift gebaseerd lijken te zijn, luiden als volgt:

    (1) De Schrift leert geen letterlijke eeuwige straf, maar spreekt over een hel slechts in figuurlijke taal; zij gebruikt immers uitdrukkingen als vuur, worm en duisternis, die slechts beelden zijn en niet letterlijk opgevat mogen worden

    (waar vuur is, kan bijv. niet tegelijkertijd duisternis zijn).

    (2) De Schrift spreekt wel over eeuwige pijn, het eeuwige vuur enz., maar ‘eeuwig’ heeft daar, net als op andere plaatsen, niet de betekenis van eindeloos, nimmer ophoudend, maar duidt een niet nader bepaalde maar wel beperkte tijdsperiode aan.

    (3) De Schrift leert

    (a) dat God de behoudenis van alle mensen wil (en wie kan zijn wil weerstaan?),

    (b) dat Christus voor alle mensen gestorven is (en hoe zou iemand daar dan geen deel aan kunnen krijgen?),

    © en dat ook daadwerkelijk eenmaal allen verzoend (hersteld, levend gemaakt) worden en zich voor Christus zullen neerbuigen.

    Ter nadere precisering moet hieraan nog toegevoegd worden dat we onder degenen die een eindeloze hellestraf voor de ongelovigen loochenen, verschillende varianten in de dwaalleer kunnen aantreffen.

    Naast het (absolute) universalisme, dat inderdaad meent dat alle mensen (en zelfs de duivel en zijn engelen) eenmaal door Gods genade tot bekering zullen komen, onderscheiden we ook het hypothetisch universalisme.

    Dit is de opvatting dat de mogelijkheid van bekering altijd open blijft, zowel in de tussentoestand

    (d.i. tussen sterven en opstanding)

    alsook in de eeuwige toestand, maar dat niet gezegd is dat allen ook inderdaad van deze mogelijkheid gebruik zullen maken.

    Of iemand dus inderdaad een eindeloze hellestraf zal moeten ondergaan, heeft hij in eigen hand.

    Ook in de eeuwigheid blijft hij beschikken over zijn vrije wil, waardoor hij kan besluiten alsnog tot inkeer te komen en zich voor God en Christus te buigen.

    Hij behoudt echter in die zin een eeuwige straf dat de hellepijn hem eeuwig zal bijblijven, waardoor hij altijd zal achterstaan bij hen die al in dit leven het evangelie hebben aangenomen.

    Het universalisme moeten we tenslotte nog onderscheiden van de zg. vernietigingsleer oftewel het annihilationisme (het Lat. annihilatio betekent: 'tot niets maken').

    Dit is de leer dat uiteindelijk de ongelovigen

    (alsmede de satan en zijn engelen)

    zullen worden vernietigd,

    d.w.z. zullen ophouden te bestaan.

    Dit zou dan de tweede dood zijn.

    Men noemt deze leer ook wel het conditionalisme omdat zij uitgaat van de idee van een conditionele (= voorwaardelijke) onsterfelijkheid.

    Men betoogt dat alleen God, en van nature geen enkel schepsel, onsterfelijkheid heeft (1 Tim.6:16), en dat de gave van de onsterfelijkheid of onvergankelijkheid alleen door het geloof in Christus verkregen kan worden (Rom.2:7; 2 Tim.l:10).

    De ongelovigen zijn en blijven dus vergankelijk, en zullen na het oordeel voor de grote witte troon dan ook inderdaad ‘vergaan’.

    Dit ophouden te bestaan is (zo redeneert men) dan ook de betekenis van uitdrukkingen als ‘verderf’, ‘verdorven worden’.

    Het getuigenis van de Schrift

    Laten wij nu, om de alverzoeningsleer in haar verschillende varianten te bestrijden, allereerst luisteren naar het meest klare en duidelijke getuigenis van Gods Woord.

    Wij zullen eerst de schriftuurlijke argumenten geven voor de eindeloosheid van de hellestraf voor alle verlorenen

    (eerste artikel).

    Daarna zullen wij enkele termen nader bespreken, nl. de betekenis van de Griekse woorden voor ‘eeuwig(heid)’ en voor ‘verderf /-ven’ (tweede artikel).

    Vervolgens gaan wij in op de argumenten die de voorstanders van de alverzoeningsleer zelf aanvoeren (derde t/m vijfde artikel).(a) De eeuwigheid van de hellestraf

    Het Nieuwe Testament spreekt ten aanzien van de ongelovigen (en ook van de duivel en zijn engelen) over:

    * de eeuwige straf (Matth.25:46)

    * het eeuwige vuur (Matth.18:8; 25:41; Jud.:7)

    * het eeuwig verderf (2 Thess. 1:9) * eeuwige boeien (jud.:6).

    In Mark.3:29 wordt gesproken over een eeuwige zonde, wat blijkens het verband betekent een zonde die tot in eeuwigheid niet uitgeboet wordt.

    (Sommige handschriften lezen hier eeuwige straf of eeuwig oordeel; vgl. de Statenvert.)

    Openb.14:11 zegt van de ongelovigen die het beest en zijn beeld aanbeden hebben: ‘de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid’.

    Openb.20:10 zegt van de duivel en ook van het beest en de valse profeet: ‘zij zullen dag en nacht gepijnigd worden tot in alle eeuwigheid’, en wel in ‘de poel van vuur en zwavel’; vs. 14v. zegt dat alle ongelovigen terechtkomen in deze zelfde ‘tweede dood: de poel van vuur’.

    Wij gaan zoals gezegd later dieper in op de betekenis van ‘eeuwig’ en ‘tot in alle eeuwigheid’; eerst laten we zien dat er onafhankelijk van deze uitdrukkingen nog andere getuigenissen zijn die de eindeloosheid van de hellestraf duidelijk aantonen.(b)

    De eindeloosheid van de hellestraf

    Matth.25:10-12 geeft duidelijk aan - zij het dan in de beeldspraak van een gelijkenis - dat de verlorenheid van de ongelovigen onveranderlijk is, zelfs als zij in hun verlorenheid alsnog wroeging zouden krijgen (vgl. 7:22v.; Luk.13:25-28).

    Evenzo maakt Luk. 16:26 duidelijk dat er

    (hoewel het hier nog niet de eeuwige, maar de tussentoestand betreft)

    een ‘grote kloof’ is tussen de gezaligden en de verlorenen, 'zodat zij die van hier naar u willen overgaan, niet kunnen, en zij vandaar niet naar ons kunnen overkomen'.

    Mark.9:44 omschrijft de hel als het ‘onuitblusbare vuur’ (vgl. Jer.17:4), en in vs.48 wordt daaraan met betrekking tot de ongelovigen toegevoegd: ' …

    waar hun worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust'

    (vgl. Jes.66:24).

    Wat dit niet sterven van hun worm ook moge betekenen (men denkt hier bijv. aan de nimmer eindigende wroeging van de verlorenen), en hoezeer het ‘vuur’ ook een bepaalde vorm van beeldspraak moge zijn, dat verandert niets aan het feit dat deze uitdrukkingen aangeven dat er aan de hellestraf van de ongelovigen nimmer een einde komt.

    Misschien minder sprekend, maar toch de vermelding waard, is de uitspraak in Joh.3:36: ' … wie de Zoon ongehoorzaam is, zal leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem'.

    Hebr.9:27 leert dat ‘het de mensen beschikt is éénmaal te sterven en daarna het oordeel’, waarmee gezegd lijkt te zijn dat op het moment van de dood iemands bestemming voor altijd vastligt, zodat er daarna geen nieuwe kans op bekering meer gegeven is.©

    Sommige mensen in ieder geval voor altijd verloren

    Het Nieuwe Testament legt er duidelijk getuigenis van af dat op z'n minst bepáálde mensen noodzakelijk voor altijd verloren zijn, zodat op z'n minst een absoluut universalisme hiermee uitgesloten is.

    Matth.12:32 zegt dat ‘het spreken tegen de Heilige Geest’ (wat dat ook moge zijn) een mens niet zal ‘worden vergeven, niet in deze eeuw en niet in de toekomstige’.

    Dat er inderdaad mensen zijn die deze zonde begaan hebben, blijkt uit het verband: een bepaalde groep farizeeën had zich eraan schuldig gemaakt (vgl. Mark.3:30).

    Men kan hier nog tegenwerpen dat deze zonde weliswaar niet in deze of de volgende ‘eeuw’ wordt vergeven, maar mogelijk wel in een ‘eeuw’ daarna.

    Maar de al genoemde paralleltekst in Mark.3:29 sluit deze verklaring uit: ‘wie zal lasteren tegen de Heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar is schuldig aan een eeuwige zonde’. (Zie voor de betekenis van ‘eeuwig(heid)’ weer het tweede artikel.)

    Hebr.6:4-6 zegt dat het ‘onmogelijk’ is bepaalde mensen die van het christelijk geloof ‘afgevallen zijn, nog eens te vernieuwen tot bekering’.

    En Hebr. 10:26v. zegt van zulke mensen dat er voor hen 'geen slachtoffer voor zonden meer overblijft, maar een vreselijke verwachting van oordeel en een felheid van vuur dat de tegenstanders zal verslinden'.

    Op zichzelf zijn deze Schriftplaatsen moeilijk genoeg als het gaat om de vraag wat voor mensen hier nu precies bedoeld zijn.

    Maar wie het ook zijn, er blijken in ieder geval mensen te zijn die zich niet meer zullen kunnen bekeren, voor wie geen zoenoffer meer beschikbaar is en die niets anders te wachten hebben dan de hel.

    Het getuigenis van de Heer

    Het mag nog wel bijzonder worden opgemerkt dat het in de meeste bovengenoemde Schriftplaatsen ging om uitspraken van de Heer Jezus Zelf.

    Niemand in de Schrift heeft de liefde van God zó tot uitdrukking gebracht als Hij; niemand kende een dieper mededogen met de verlorenen dan Hij.

    En toch spreekt niemand vaker dan Hij over de eeuwige hellestraf. Zozeer als niemand heerlijker dan Hij het eeuwige leven en de hemelse gelukzaligheid geschilderd heeft, zozeer heeft ook niemand zo ernstig gewezen op de eeuwige rampzaligheid van de verlorenen.

    Juist de openbaring van de hoogste liefde gaat noodzakelijk gepaard met de openbaring van de zwaarste straf.

    Juist Hij die het licht van de wereld is, openbaarde het bestaan van de buitenste duisternis.

    En zozeer als het eeuwige leven eeuwig is, zozeer is de eeuwige straf eeuwig; de parallel in Matth. 25:46 laat daarover geen twijfel bestaan.

    Ter afsluiting van dit eerste artikel wijzen we op 1 Petr.3:19v., dat vaak is aangehaald als argument dat er ook ná de dood nog een kans op bekering is.

    Daar lezen we dat Christus ‘heengegaan is en gepredikt heeft tot de geesten in gevangenschap’, enz.

    Zeer dikwijls heeft men dat zo uitgelegd dat Christus na zijn sterven c.q. na zijn opstanding zou zijn afgedaald in de hel om daar tot de ongelovigen te prediken.

    Als argument voor de alverzoeningsleer is het zeer zwak, want er staat niet bij wát Christus gepredikt heeft.

    Zelfs al hield zijn prediking de triomf van Golgotha in, dan nog is daarmee niet gezegd dat allen die in de hel zijn (of zelfs maar één van hen) alsnog in die triomf zouden kunnen delen; een dergelijke aankondiging van Christus' overwinning zou men zich evenzeer bedoeld kunnen denken als een onderstreping van de eeuwige verlorenheid van de ongelovigen.

    Wij geloven trouwens helemaal niet dat Christus is afgedaald in de hel.

    Het doet binnen ons betoog niet veel terzake, maar wij lezen de tekst zo: ' Geest, in Welke Christus ook heengegaan is [vgl. Gen.6:3!1 en gepredikt heeft tot de geesten in gevangenschap , die destijds ongehoorzaam waren toen de lankmoedigheid van God bleef afwachten in dagen van Noach…', enz.

    In het volgende artikel hopen we in te gaan op de betekenis van de Griekse woorden voor ‘eeuwig(heid)’ en ‘verderf / -ven’.

    In het voorgaande hebben we een groot aantal Schriftplaatsen geciteerd die duidelijk maken dat de hellestraf voor de ongelovigen ‘eeuwig’ is.

    Maar we hebben ook al gememoreerd dat de alverzoeningsleer beweert dat dit woord ‘eeuwig' op een beperkte tijdsduur doelt.

    We zullen nu dit argument nader onder de loep moeten nemen.

    Dit zal helaas leiden tot een nogal technische uiteenzetting, wat wij echter gezien het enorme belang van het onderwerp niet uit de weg moeten gaan.

    Aioon: eeuw, eeuwigheid

    'Eeuwig' is in het Grieks aioonios, een bijvoeglijk naamwoord dat is afgeleid van aioon, dat zowel ‘eeuw’ als ‘eeuwigheid’ kan betekenen (soms ook ‘wereld’).

    Het is volkomen juist dat aioon soms duidt op een beperkte tijdsperiode, waarbij het overigens niet zozeer gaat om de lengte als wel om de geestelijke kenmerken van die tijdsperiode.

    Denken we aan uitdrukkingen als de 'tegenwoordige eeuw’

    , de ‘toekomstige (Messiaanse) eeuw’

    , en ‘eeuw' in meer algemene zin van ‘bedeling’

    . Ook kan het woord doelen op een ‘lange tijd’ in het verleden, en wel in de uitdrukking ‘van oudsher’

    . Maar even duidelijk is dat het woord zeer dikwijls doelt op de (eindeloze) ‘eeuwigheid’, zowel het beginloze verleden

    alsook de eindeloze toekomst. Letten we op de volgende uitdrukkingen:

    * eis ton aioona, ‘tot in eeuwigheid’, lett. ‘tot de eeuw(igheid)’

    [6[; soms is de uitdrukking afgesleten tot ‘nooit’, zonder letterlijk naar de ‘eeuwigheid’ te verwijzen (bijv. Joh.13:8); maar ook dan wordt nooit aan een einde in de tijd gedacht;

    * eis tous aioonas, ‘tot in eeuwigheid’, lett. ‘tot de eeuw(ighed)en’

    ;* eis pantas tous aioonas, ‘tot in alle eeuwigheid, lett. ’tot al de eeuw(ighed)en' (Jud.:25);

    * eis ton aioona tou aioonos, ‘tot in alle eeuwigheid’, lett. ‘tot de eeuw(igheid) van de eeuw(igheid)’ (Hebr.1:8);

    * eis tous aioonas aioonoon, ‘tot in alle eeuwigheid’, lett. ‘tot de eeuw(ighed)en van eeuw(ighed)en’

    ; * eis pasas tas geneas tou aioonos toon aioonoon, ‘tot in alle geslachten van alle eeuwigheid’, lett. ‘tot al de geslachten van de eeuw(igheid) van de eeuw(ighed)en’ (Ef.3:21).

    Uit deze opsomming blijkt duidelijk dat, als we even afzien van de teksten die over het eeuwig oordeel spreken, niemand eraan kan twijfelen dat aioon in de geciteerde plaatsen ‘(eindeloze) eeuwigheid’ betekent.

    In geen enkele Schriftplaats waar we constructies met eis, ‘tot’, vinden, zijn aanwijzingen te vinden dat het om een beperkte tijdsperiode zou (kunnen) gaan.

    Integendeel, in verreweg de meeste plaatsen is het onmiddellijk volkomen duidelijk dat het over de (eindeloze) eeuwigheid gaat.

    Dit is zo mogelijk nóg duidelijker het geval in de overtreffende trap: ‘tot de eeuwigheden van de eeuwigheden’, waarin we maar liefst tweemaal het meervoud ‘eeuwigheden’ vinden.

    Welnu, dan kan er geen enkele twijfel over bestaan dat in Openb.14:11 en 20:10 over een eeuwige, d.i. nimmer eindigende hellestraf voor het beest en de valse profeet en hun aanbidders gesproken wordt.

    Op z'n minst déze (zeer grote) categorie mensen zal dus een eindeloze hellestraf ondergaan. Daarmee is het absolute universalisme in feite al weerlegd.

    Aioonios: eeuwig

    Kijken we nu naar het bijvoeglijk naamwoord aioonios, ‘eeuwig’.

    Hier is de balans nog veel verder door~ geslagen van ‘eeuw’ naar ‘eeuwigheid’. Slechts in drie plaatsen hangt aioonios samen met de betekenis aioon, ‘eeuw’ (= beperkte tijdsperiode).

    Dat zijn Rom.16:25; 2Tim.1:9 en Tit.1:2, waar we steeds de uitdrukking ' tijden van de eeuwen' vinden.

    De voetnoot in de Telosvert. bij de eerste tekst zegt: ‘Lett. “eeuwige tijden”; maar het woord voor “eeuwig” duidt hier op “eeuw”, niet “eeuwigheid”.’

    Hier zijn niet alle uitleggers het trouwens mee eens; sommigen willen ook hier aan de betekenis ‘eeuwigheid’ denken.

    Maar in ieder geval is er in alle overige (tientallen) plaatsen geen enkele innerlijke aanwijzing dat het woord in deze beperkte betekenis zou moeten worden opgevat.

    Integendeel: het woord dient er in het Nieuwe Testament juist toe om het onvergankelijke, onverderfelijke, boven de tijd verhevene aan te duiden dat ons door het werk van Christus ontsloten is.

    Denken we alleen al aan de uitdrukking het eeuwige leven.

    Dat kan oudtestamentisch eventueel nog met het messiaanse rijk op aarde verbonden worden (Dan.12:2) en wordt in die zin door velen als beperkt in de tijd opgevat.

    Zelfs in dat geval echter hebben we geen enkele aanwijzing in de Schrift dat een gelovige ná de ‘toekomende eeuw’ dat leven weer zou kunnen verliezen, integendeel; in feite bezitten zij het eeuwige leven dus wel degelijk tot in alle eeuwigheid.

    Maar waar de Here Jezus de uitdrukking met name in het Johannes-evangelie verbindt met de hemelse dingen, is in ieder geval elke beperking in de tijd volstrekt onmogelijk.

    Wie dit leven heeft, gaat niet verloren ‘in eeuwigheid’ (Joh.10:28; 11:25v.).

    De gelovige die weet voor de hemel bestemd te zijn, bezit dan ook een ‘eeuwige behoudenis’ (Hebr.5:9), een ‘eeuwige verlossing’ (9:12) en een ‘eeuwige erfenis’ (9:15), verwacht een ‘eeuwig huis’ (2Kor.5:1; vgl. 1Kor.15:53), ‘eeuwige heerlijkheid’ (2Tim.2:10; vgl. 1Petr.5:10: de heerlijkheid van God Zelf!) en rijkelijke ingang in het ‘eeuwige koninkrijk’ (2Petr.1:11; vgl. Luk. 1:33).

    De gelovige is dan ook in betrekking gebracht tot de ‘eeuwige God’ (Rom.16:26), de ‘eeuwige Geest’ (Hebr.9:14) en Hem die is ‘tot in eeuwigheid’ (Hebr.13:8); tot Hem die ‘eeuwige kracht’ bezit (1Tim. 6:16).

    Wie zou in ook maar een van deze gevallen aan een beperking in de tijd durven denken?

    Nergens wordt deze typisch nieuwtestamentische betekenis van aoonios duidelijker tot uitdrukking gebracht dan in 2Kor.4:18, waar het ‘eeuwige' in klaar contrast wordt gesteld tot het ‘tijdelijke’.

    Duidelijk is ook Filem.:15, waar aioonion ‘voor altijd’ betekent; het is trouwens de enige plaats waar het woord zonder zelfstandig naamwoord voorkomt.

    Ook hier moeten we concluderen dat niemand het recht heeft om in de plaatsen die over de eeuwige hellestraf spreken, aan het woord aioonios ineens de idee van een beperkte tijdsduur te verbinden.

    Kijken we bijv. naar Matth.25:46; daar is de ‘eeuwige straf’ parallel met het ‘eeuwige leven’; als dit laatste eindeloos is, dan ook het eerste.

    In Jud.:6 lezen we van engelen die tot het oordeel van de grote dag met ‘eeuwige boeien’ bewaard worden.

    Hier betekent ‘eeuwig’ niet: ‘durend tot aan die grote dag’, maar het geeft aan dat óp die grote dag het definitieve oordeel over deze engelen wordt uitgesproken en dat zij ook ná die grote dag in de duisternis van het eeuwige vuur zullen verblijven.

    Normale, gezonde, onbevooroordeelde uitleg van Gods Woord kan onder de ‘eeuwige straf’, het ‘eeuwige vuur’ en het ‘eeuwig verderf’ niets anders verstaan dan een hellestraf die altijd voortduurt, ‘tot in alle eeuwigheid’ (Openb.14:11; 20:10).

    Als ‘toegift’ bij dit gedeelte wijzen we nog op Klaagl.3:31, dat in dit verband wel eens aangehaald wordt: ‘niet voor eeuwig verstoot de Here’.

    Welnu, redeneert men, als ‘eeuwig’ dan inderdaad eindeloos moet betekenen, dan hebben we hier toch een duidelijk getuigenis dat de Here niet ‘voor eeuwig’ zal verstoten.

    Dat is waar, maar over wie gaat het hier? Over elk denkbaar mens die ooit geleefd zal hebben?

    Nee, de wenende profeet vertolkt hier de gevoelens van het getrouwe overblijfsel van Israël, een overblijfsel ‘naar de verkiezing van de genade’ (vgl. Rom.11:5), dat weet van Gods oordelen, maar ook van zijn genade en herstel (vgl. 5:20-22 en bijv. Jes. 54:6-8).

    Daarbij valt te bedenken dat het hier niet om eeuwig oordeel gaat, maar om de oordelen die God in zijn regeringswegen op aarde voor een tijd over zijn volk brengt.

    Zulke oordelen zijn niet ‘voor altijd’, maar dienen tot loutering en inkeer.

    Vernietiging

    Kijken we nu naar de plaatsen waar over het (eeuwig) verderf gesproken wordt.

    We moeten daar aandacht aan schenken omdat sommige uitleggers zoals gezegd dit woord willen opvatten in de zin van ‘vernietiging’.

    Zij leren dat de ongelovigen (alsook de duivel en zijn engelen) na het oordeel voor de grote witte troon ‘verdorven’ worden in de zin van ‘vernietigd’; d.w.z. zij zouden ophouden te bestaan.

    Nu moeten we in de eerste plaats al opmerken dat een dergelijke uitleg van de woorden voor ‘verderf’ dan wel in volslagen strijd komt met die plaatsen die spreken van een eeuwige pijniging (Openb.14:11; 20:10), van een ‘straf van eeuwig vuur’ (Jud.:7), van een ‘onuitblusbaar vuur’ en een nooit stervende ‘worm’ (Mark. 9:43,48).

    Ook de uitdrukking ‘eeuwige straf’ kan niet worden opgevat als een voor eeuwig vernietigd worden.

    In welke zin is vernietigd worden een eeuwige (nimmer ophoudende) vergelding??

    Het is dat net zomin als ‘ophangen’ beschouwd zou kunnen worden als een vorm van ‘levenslang’.

    Trouwens, hoe is een dergelijke vernietiging te rijmen met een met vele of weinige slagen geslagen worden (Luk.12:47v.), met het feit dat ieder geoordeeld zal worden ‘naar zijn werken’ (bijv.

    Openb.20:12v.) en dat het de een ‘draaglijker’ in het oordeel zal zijn dan de ander (bijv. Matth.10:15)?

    Dergelijke Schriftplaatsen wijzen op kwellingen waaraan de ongelovige wordt blootgesteld, wat heel iets anders is dan vernietiging.

    Dit geldt ook voor plaatsen die spreken over ‘pijniging’, ‘onuitblusbaar vuur’, ‘geween en tandengeknars’ (Matth. 8:12), ‘verdrukking en benauwdheid’ (Rom.2:9).

    Men zou onder dit argument kunnen proberen uit te komen door te stellen dat de ongelovigen eerst een tijdlang gepijnigd en pas daarna vernietigd worden; de ‘vele’ of ‘weinige slagen’ zouden zelfs op een bepaalde beperkte toegemeten straf kunnen wijzen.

    Maar dan kan men niet meer volhouden dat ‘verderf’ ‘vernietiging’ zou betekenen, omdat immers de hel zelf kennelijk dit ‘verderf’ is (vgl. Matth.10:28; 2Thess.1:9).

    Ook zou men dan onafhankelijke aanwijzingen in de Schrift moeten vinden die erop zouden wijzen dat de hellestraf in de tijd beperkt is.

    (Dat geldt ook voor degenen die menen dat de ongelovigen na een beperkte hellestraf alsnog het heil ontvangen.)

    We vinden echter het omgekeerde, nl. vele plaatsen die op de eindeloosheid van de hellestraf wijzen; de ‘vele’ en ‘weinige slagen’ moeten dus als beeldspraak worden opgevat voor de zwaarte van de toegemeten eeuwige hellestraf.

    Teksten voor nadere studie hieronder.

    Matth.12:32; 13:22,39v.,49; 24:3; 28:20; Luk. 16:8; 20:34; Rom.12: 2; 1Kor.1:20; 2:6,8; 3:18; 2Kor.4:4; Gal.1:4; 1Tim.6:17; 2Tim.4:10; Tit. 2:12; Hebr.9:26.

    Matth.12:32; Mark.10:30; Luk.18:30; 20:35; Ef.1:21; 2:7; Hebr.6: 5.

    1Kor.10:11; Ef.3:9; Kol.1:26; 1Tim.1:17.

    Luk.1:70; Hand.3:21; wellicht ook 15:18 en Joh.9:32.

    1Kor.2:7: ‘vóór alle eeuwen’, lett. ‘vóór de eeuwen’ = ‘van eeuwigheid af’; Ef.3:11: 'naar eeuwig voornemen', lett. 'naar voornemen van de eeuw(ighed)en'; Jud.:25: ‘vóór alle eeuwen', lett. 'vóór heel de eeuw'.

    Matth.21:19; Mark.11:14; Luk.1:55; Joh.4:14; 6:51,58; 8:35,51v.; 10:28; 11:26; 12:34; 14:16; 1Kor.8:13; 1Petr.1:25; lJoh.2:17; 2Joh.:2.

    Luk.1:33; Rom.1:25; 9:5; 11:36; 2Kor.11:31; Hebr.13:8.

    Rom.16:27; Gal.1:5; Fil.4:20; 1Tim.1:17; 2Tim. 4:18; Hebr.13:21; 1Petr.4:11; 5:11; Openb. 1:6,18; 4:9v.; 5:13; 7:12; 10:6; 11:15; 14:11; 15:7; 19:3; 20:10; 22:5.

    http://www.bijbelaktueel.nl/publicatie/alverzoening_ouweneel.pdf

  • Boris

    Van creationist tot ‘ontstaansagnost’

    Ouweneel kon worden gekenschetst als een orthodox christen. Lange tijd was hij ook een jongeaarde-creationist die geloofde in een Aarde die niet langer dan zes- à tienduizend jaar geleden geschapen is. Sinds enkele jaren is er een omslag in zijn denken te zien, onder meer in het orthodox-christelijke tijdschrift Ellips (de voortzetting van het vroegere tijdschrift Bijbel en Wetenschap), waarvan hij de hoofdredacteur is. In Ellips 291 beschrijft hij zijn vroegere opvattingen als “mijn creationisische periode”. In een recent artikel op zijn eigen website neigt Ouweneel nu meer naar een model van ‘Geleid evolutionisme’ en noemt hij zichzelf tegenwoordig een ‘ontstaansagnost’. In Ellips 291 definieert hij dit als volgt: “Dat is iemand die niet zeker weet hoe het leven zich hier op aarde ontwikkeld heeft, en die zich bovendien afvraagt of we het ooit zeker zullen kúnnen weten”.

    Hij zegt nog wel onvoorwaardelijk in een scheppende God te geloven. Evenals de nanotechnoloog Cees Dekker was hij een tijdlang een propagandist van Intelligent design maar plaatst hij daar nu toch kritische kanttekeningen bij. In februari 2009 noemde hij in een EO-programma sommige vormen van creationisme zelfs ‘pseudowetenschap’.

    http://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_Ouweneel

  • perihelium

    Iemand met twee verschillende verklaringen zet je opmerking in een ander draadje dat wij onze hersenen zijn toch wel in een ander daglicht. Maar als iemand die eerst beweerde dat een en een twee is nu zegt dat het drie is, is dat eerste dan fout?

    Nogmaals, wat heb jij als ongelovige met verzoening met God?

  • Boris

    Nee hoor, verklaringen komen vanuit de hersenen.

  • Lusanne

    Ik ga even op jou reageren alhoewel ik alles niet gelezen heb. Ik sta nog maar aan het begin van het ontdekken van de bijbel.

    Ik ben voor het eerst naar de kerk geweest. Ik kan niet begrijpen dat God ons allemaal gemaakt heeft om ons weer dood te laten gaan. Dat zou erg wreed zijn. Dan was er wel een einde gekomen aan het aantal geboortes lijkt me. God zou het immers toch ook een keer zat worden om zovelen naar een soort van hel te sturen. Dat kan hem alleen maar pijn doen als je weet waarom Jezus gestorven is.

    En dan al die mensen in landen waar er niets te eten is en ze nooit van God gehoord hebben, die gaan dan allemaal dood zonder een kans te hebben gehad?

    Ik denk zelf dat God van iedereen houdt. God is misschien veel groter dan de liefde die wij mensen kennen, ik geloof dat toch wel een beetje. Een gevoel in mij zegt dat het zo is, een soort van blij gevoel.

    Een gevoel alsof je een beetje snapt waarom je geboren bent. Kan het niet beter uitleggen.

  • perihelium

    Boris Schreef:

    ——————————————————-

    > Nee hoor, verklaringen komen vanuit de hersenen.

    Dan zijn we in jouw redenering verklaringen die al dan niet kloppen.. Geloof je die onzin zelf? En waarom geef je geen antwoord op de vraag wat je als ongelovige ineens met een vals geloof hebt? Waarom loop je hier te klieren?

  • Boris

    Steven Schreef:

    ——————————————————-

    > Boris Schreef:

    > ————————————————–

    > —–

    > > Nee hoor, verklaringen komen vanuit de

    > hersenen.

    >

    >

    > Dan zijn we in jouw redenering verklaringen die al

    > dan niet kloppen.. Geloof je die onzin zelf? En

    > waarom geef je geen antwoord op de vraag wat je

    > als ongelovige ineens met een vals geloof hebt?

    > Waarom loop je hier te klieren?

    Verklaringen kunnen inderdaad al dan niet kloppen.

  • perihelium

    Hoi Lussane, je hebt gelijk dat God van ons allemaal houdt en Hij wil niet dat iemand verloren gaat. Toch is de Bijbel duidelijk over de weg tot God de Vader en dat is geloof in Jezus Christus die gekruisigd is en opgestaan uit de dood. Niet om wat we doen of laten maar geloof in Jezus is de standaard om rechtvaardig te zijn voor God. We hebben een vrije wil en kunnen ook tegen het leven kiezen, kijk maar naar mensen die op wat voor een (langzame) manier dan ook een einde maken aan hun leven. Jezus is echt het antwoord op levensvragen en op veel vragen die sceptici stellen zoals hoe zit dat met mensen die nog nooit van Jezus hebben gehoord zijn Bijbelse antwoorden op.

    Helaas valt er hier door het grote percentage dat de Bijbel en het Bijbels geloof bespotten niet echt serieus over te praten zonder al teveel ruis maar je mag me ook mailen als je dat wilt. (stevar69 @ gmail.com) Met groet en Gods zegen.

  • Boris

    Wanneer je de Bijbel goed leest dan kun je ook niet anders dan concluderen dat God inderdaad erg wreed is.

    “De God van het Oude Testament is zo’n beetje het onaangenaamste personage dat de literatuur ooit heeft voortgebracht. Hij is jaloers en er nog trots op ook; hij is een kleingeestige, onrechtvaardige, onverzoenlijke regelneef; een haatdragende, bloeddorstige pleger van etnische zuiveringen; een vrouwenhatende, homofobe, racistische, kinderen en volkeren uitmoordende, drammerige, megalomane, sadomasochistische, onvoorspelbaar boosaardige dwingeland.”

    (Richard Dawkins)